ECLI:NL:GHAMS:2022:1951

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
5 juli 2022
Publicatiedatum
5 juli 2022
Zaaknummer
200.292.805/01
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing van incassovordering op basis van redelijkheid en billijkheid in een no cure no pay overeenkomst

In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 5 juli 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep over een geschil tussen een incassobureau en een opdrachtgever. De opdrachtgever, aangeduid als [geïntimeerde], had een incassobureau, aangeduid als [appellante], ingeschakeld voor het innen van een bedrag van € 3.492,50. Het incassobureau werkte op basis van een no cure no pay-overeenkomst en vorderde naast het incassotarief ook een boete op basis van de incassovoorwaarden. De vordering van het incassobureau werd afgewezen omdat het hof oordeelde dat de toepassing van de voorwaarden door het incassobureau naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar was.

De feiten van de zaak zijn als volgt: [geïntimeerde] schakelde [appellante] in voor het incasseren van openstaande facturen. De incassovoorwaarden van [appellante] bevatten spelregels die de opdrachtgever dienden te volgen. Het hof oordeelde dat [geïntimeerde] de spelregels niet had overtreden, omdat hij de opdracht aan een ander incassobureau had geannuleerd. Het hof concludeerde dat de incassokosten en de boete niet op [geïntimeerde] konden worden verhaald, omdat het incassobureau zelf had nagelaten om de incassokosten en rente op de debiteur te verhalen.

Het hof vernietigde het vonnis van de kantonrechter en wees de vordering van [appellante] af. Tevens werd [appellante] veroordeeld tot terugbetaling van een bedrag van € 365,96 aan [geïntimeerde], vermeerderd met wettelijke rente. De proceskosten werden ook aan [geïntimeerde] toegewezen, waarbij het hof oordeelde dat [appellante] als de in het ongelijk gestelde partij diende te worden veroordeeld in de kosten van het geding.

Uitspraak

GERECHTSHOF AMSTERDAM

afdeling civiel recht en belastingrecht, team I
zaaknummer : 200.292.805/01
zaak- en rolnummer rechtbank Noord-Holland : 8518679 CV EXPL 20-1991
arrest van de meervoudige burgerlijke kamer van 5 juli 2022
inzake
[appellante],
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
appellante in principaal appel,
geïntimeerde in incidenteel appel,
advocaat: mr. L.R. Ridderbroek te Rotterdam,
tegen
[geïntimeerde],
h.o.d.n.
[X] ,
wonende te [woonplaats] ,
geïntimeerde in principaal appel,
appellant in incidenteel appel,
advocaat: mr. D.M.R. Janssen te Amsterdam.

1.Verder verloop van het geding in hoger beroep

Partijen worden hierna [appellante] en [geïntimeerde] genoemd.
Het verloop van het geding tot 15 juni 2021 blijkt uit het arrest dat het hof op die datum in deze zaak heeft gewezen.
Bij genoemd arrest heeft het hof [appellante] ontvankelijk verklaard in haar hoger beroep en de zaak naar de rol verwezen voor memorie van grieven.
Partijen hebben daarna de volgende stukken ingediend:
- memorie van grieven, met producties;
- memorie van antwoord in het principaal appel, tevens memorie van grieven in incidenteel appel;
- memorie van antwoord in incidenteel appel, met producties;
- akte zijdens [geïntimeerde] ;
- antwoordakte zijdens [appellante] .
Ten slotte is arrest gevraagd.
[appellante] heeft geconcludeerd, samengevat weergegeven, dat het hof het bestreden vonnis gedeeltelijk zal vernietigen, en – uitvoerbaar bij voorraad – haar vordering alsnog geheel zal toewijzen, met veroordeling van [geïntimeerde] in de kosten van het geding in beide instanties.
[geïntimeerde] heeft geconcludeerd, samengevat weergegeven, dat het hof het bestreden vonnis gedeeltelijk zal vernietigen en de vordering van [appellante] alsnog geheel zal afwijzen, met veroordeling van [appellante] – uitvoerbaar bij voorraad – tot terugbetaling van het bij het bestreden vonnis toegewezen bedrag van € 365,96, met wettelijke rente en met veroordeling van [appellante] in de kosten van het geding in beide instanties.
[appellante] heeft in hoger beroep bewijs van haar stellingen aangeboden.

2.Feiten

De kantonrechter heeft in het bestreden vonnis onder 2.1-2.4 de feiten opgesomd die hij tot uitgangspunt heeft genomen. Voor zover deze feiten in hoger beroep niet in geschil zijn, dienen zij ook het hof tot uitgangspunt. Samengevat en aangevuld met andere vaststaande feiten komen de feiten op het volgende neer.
2.1
[geïntimeerde] heeft op 11 februari 2020 [appellante] ingeschakeld ter incasso van een aantal facturen van [geïntimeerde] , gericht aan een derde (hierna: de debiteur), met een totaalbedrag van € 3.492,50 (hierna: de hoofdsom). Op de overeenkomst tussen [geïntimeerde] en [appellante] zijn de incassovoorwaarden van [appellante] en de algemene voorwaarden van [appellante] van toepassing.
2.2
De incassovoorwaarden van [appellante] vermelden onder meer:
“1. No cure no pay incasso
(…)
Buitengerechtelijke incasso op basis van no cure no pay
Wij verzorgen het buitengerechtelijke incassotraject op basis van no cure no pay.Incasseren wij niets, dan betaalt u ons niets.Incasseren wij wel, dan komen de bij de debiteur in rekening gebrachte rente en incassokosten toe aan ons kantoor als vergoeding voor onze buitengerechtelijke werkzaamheden.
(…)
Spelregels
Er gelden spelregels voor incasso. Zie voor meer informatie artikel 3.
(…)

3.Spelregels

Waarom spelregels?
Incasso gaat om geld. Uw geld. Daarvoor zetten wij ons tot het uiterste in.Wij spelen om te winnen, maar spelen eerlijk spel.Wij verwachten dat u ook eerlijk speelt. U begrijpt ook wel dat wij voor onze inspanningen willen worden beloond als wij uw vordering incasseren. Dat is niet meer dan redelijk. Want als wij niets incasseren, hoeft u ons ook niets te betalen als wij uw zaak behandelen op basis van no cure no pay. Dit laatste veronderstelt natuurlijk wel dat wij door u daadwerkelijk in staat worden gesteld om uw vordering te kunnen incasseren. Daarom gelden voor u de volgende spelregels.
Wij verwachten dat u een gegronde vordering indient(spelregel 1). Verder verwachten wij dat u ons in staat stelt ons werk te doen(spelregel 2). Tot slot verwachten wij dat u uw incasso online indient(spelregel 3). Hieronder worden de 3 spelregels uitgelegd.
Spelregel 1: u dient een gegronde vordering in ter incasso
Uw vordering dient gegrond te zijn en dient terecht ter incasso te zijn ingediend. Hiervan is geen sprake als:
(…)
de vordering eerder door een derde partij geprobeerd is te incasseren
(…)
Spelregel 2: u stelt ons in staat om ons werk te doen (geen belemmering)
Het is óók in uw belang dat wij in staat worden gesteld ons werk te doen. Hiervan is geen sprake als u:
(…)
de vordering ook aan een derde ter incasso aanbiedt
(…)
ons niet de benodigde informatie of stukken verstrekt (bijvoorbeeld omdat u relevante informatie verzwijgt of stukken achterhoudt, of foutieve informatie of valse stukken verstrekt)
(…)
Als u zich niet aan spelregel 1 of spelregel 2 houdt, is het helaas aan u als opdrachtgever toe te rekenen dat wij de kosten van onze werkzaamheden niet op de debiteur kunnen verhalen, dan wel dat verhaal van deze kosten op de debiteur onevenredig bezwaarlijk is. Bij overtreding van een spelregel zijn wij gerechtigd om de opdracht op te zeggen en het dossier af te rekenen voor de kosten die verschuldigd zouden zijn geweest wanneer de vordering volledig zou zijn betaald, onverminderd eventuele overige vergoedingen die ons kantoor toekomen. Daarnaast is bij overtreding van een spelregel een incassoprovisie verschuldigd over de hoofdsom van de ter incasso ingediende vordering. De incassoprovisie bedraagt 15% over de eerste € 25.000, 10% over het meerdere tot € 100.000 en 5% over het meerdere daarboven, met een minimum van € 350.
(…)

5.Toerekening van betalingen

(…)
Als de vordering gedeeltelijk of in termijnen wordt betaald
Als de vordering gedeeltelijk of in termijnen wordt betaald, is toerekening van betalingen wel aan de orde. Aangezien wij onze werkzaamheden doorgaans op basis vanno cure no payverrichten, worden betalingen allereerst aangewend ter voldoening van de aan ons toekomende vergoeding. Het zijn immers onze inspanningen die tot betaling hebben geleid. Er kunnen uiteraard niet meer betalingen worden toegerekend dan zijn ontvangen. Bij toerekening kunnen de kosten (exclusief btw) dus niet hoger zijn dan de betaalde bedragen.
Betalingen worden in deze volgorde aan de diverse deelvorderingen toegerekend: (1) rente, (2) incassokosten, (3) eventuele (incasso)provisie, (4) verschotten (kosten van derden), (5) hoofdsom, (6) overige vergoede kosten. Onder de ‘overige vergoede kosten’ worden de kosten verstaan die toezien op salaris gemachtigde/advocaat die bij de debiteur in rekening kunnen worden gebracht voor bepaalde (voorbereidende) proceshandelingen. Aangezien betalingen pas als laatste aan deze kosten worden toegerekend, worden deze kosten enkel vergoed als de vordering en de bijkomende kosten volledig zijn voldaan. Dit kost u dus geen geld, ervan uitgaande dat u de btw over deze kosten kunt verrekenen, dan wel dat de btw is verhaald op de debiteur.
Het voorgaande geldt voor iedere betaling die (door u of ons) is ontvangen vanaf de datum van dagtekening van onze opdrachtbevestiging. Hieronder zijn ook begrepen betalingen die op dezelfde dag zijn ontvangen of betalingen van de debiteur die toezien op andere vorderingen dan op het dossier dat bij ons in behandeling is (als er meerdere dossiers bij ons in behandeling zijn, zijn wij gerechtigd om naar evenredigheid toe te rekenen).
Het stopt overigens niet bij een deelbetaling. Uiteraard zetten wij ons tot het uiterste in om uw vordering volledig te incasseren. Om deze redenwordt het volledige buitengerechtelijke incassotraject afgerond(…), ook als uw debiteur in de veronderstelling verkeert de bijkomende kosten niet te hoeven voldoen.
(…)

7.(Tussentijdse) beëindiging

Onverminderd artikel 2.3 van onze algemene voorwaarden (zie artikel 9 hieronder) geldt dat wij gerechtigd zijn om een incasso-opdracht (tussentijds) te beëindigen als naar ons inzicht van voortzetting van de incassomaatregelen geen noemenswaardig resultaat valt te verwachten of als de kosten van voortzetting van de incassowerkzaamheden niet opwegen tegen de te verwachten baten.

2.3
Artikel 2.3 van de algemene voorwaarden van [appellante] vermeldt:
“Ieder der partijen is gerechtigd de opdracht door opzegging, desgewenst met onmiddellijke ingang, (tussentijds) te beëindigen. [appellante] behoudt in geval van beëindiging aanspraak op betaling van de tot dan toe verrichte werkzaamheden en de met de beëindiging verband houdende werkzaamheden en kosten. Indien voor de werkzaamheden van [appellante] een vaste prijs is overeengekomen, blijft de opdrachtgever de vaste prijs volledig verschuldigd, ook indien [appellante] nog geen begin van uitvoering van de werkzaamheden heeft gemaakt. Ook bij een vaste prijsafspraak behoudt [appellante] aanspraak op betaling van de met de beëindiging verband houdende werkzaamheden en kosten, waarbij de bijkomende werkzaamheden aanvullend op uurbasis in rekening worden gebracht. Indien [appellante] voor wat betreft de vergoeding van haar werkzaamheden (mede) afhankelijk is van het behalen van een bepaald resultaat, zoals bij een overeengekomen vergoeding ter hoogte van de verschuldigde rente, incassokosten en/of (incasso)provisie, en dit resultaat niet langer kan worden behaald vanwege de (tussentijdse) beëindiging, dan is de opdrachtgever de rente, incassokosten en/of (incasso)provisie niettemin volledig verschuldigd indien de opdracht wordt beëindigd door de opdrachtgever, dan wel de opdracht wordt beëindigd door [appellante] vanwege omstandigheden die zijn toe te rekenen aan de opdrachtgever en die maken dat voortzetting van de opdracht in redelijkheid niet van [appellante] kan worden gevergd. Hiervan is onder meer, maar niet uitsluitend, sprake indien (1) de opdrachtgever zijn betalingsverplichtingen jegens [appellante] niet (tijdig) nakomt, dan wel indien (2) de opdrachtgever de werkzaamheden van [appellante] belemmert of onmogelijk maakt, bijvoorbeeld door de benodigde informatie niet (tijdig) te verstrekken of niet (tijdig) of inhoudelijk passend te reageren op een informatieverzoek of verzoek tot instructies, waarvan in ieder geval sprake is indien de opdrachtgever gedurende een termijn van 14 dagen niet reageert, dan wel indien (3) blijkt dat het beoogde resultaat niet (volledig) kan worden behaald doordat de opdrachtgever [appellante] niet volledig heeft geïnformeerd, dan wel dat de opdrachtgever anderszins frustreert dat het beoogde resultaat (volledig) kan worden behaald. Zie artikel 5.12 voor de wijze waarop de hoogte van de (incasso)provisie wordt vastgesteld.”
2.4
Op 11 februari 2020 bericht de debiteur aan [appellante] dat [geïntimeerde] ook een ander incassobureau heeft ingeschakeld.
2.5
Op 12 februari 2020 schrijft [appellante] via het incassoportaal aan [geïntimeerde] onder meer het volgende:
“Verder blijkt uit de e-mail van de debiteur dat hij reeds is benaderd door een ander incassobureau. Heeft u uw vordering al eens eerder uit handen gegeven?”
2.6
Eveneens op 12 februari 2020 schrijft [geïntimeerde] via het incassoportaal aan [appellante] onder meer het volgende:
“Mn vriendin had [bedrijf] ingeschakeld ik wist hier niks van maar heb ik geannuleerd omdat ik daar geen goede ervaring mee heb.”
2.7
Op 14 februari 2020 schrijft [appellante] via het incassoportaal aan [geïntimeerde] onder meer het volgende:
“ Ik ontvang graag uw puntsgewijze reactie op de standpunten van de debiteur.
(…) Debiteur meldt het volgende:
(…)
Er is al meerdere keren gevraagd om een wijziging van de factuur. Twee andere incassobureaus hebben deze factuur al in behandeling gehad. (…)”
2.8
Eveneens op 14 februari 2020 schrijft [geïntimeerde] via het incassoportaal aan [appellante] onder meer het volgende:
“Twee incasso bureaus is onzin, ik heb [bedrijf] zelf gebeld omdat mn vriendin die ingeschakeld had maar die begonnen gelijk over een dagvaarding omdat meneer dreigde met een advocaat en gelijk het incasso traject, niet om die facturen hoor zoals meneer zegt. Ik vond dat zonde van het geld en heb toen jullie zelf in geschakeld.”
2.9
Op 17 februari 2020 schrijft [appellante] via het incassoportaal aan [geïntimeerde] onder meer het volgende:
“Kunt u mij voorzien van een e-mail die de opdrachtbevestiging van [bedrijf] toont? En mij voorzien van de beëindiging van de opdracht door [bedrijf] ? Ik wacht deze stukken af!”
2.1
Eveneens op 17 februari 2020 schrijft [geïntimeerde] via het incassoportaal aan [appellante] onder meer het volgende:
“Hierbij gevraagde document van [bedrijf] ”
2.11
Op 17 februari 2020 schrijft [appellante] via het incassoportaal aan [geïntimeerde] dat de debiteur heeft aangegeven nog steeds brieven te ontvangen van [bedrijf] . Hierop antwoordt [geïntimeerde] onder meer:
“Ik heb [bedrijf] denk 10 keer gezegd dat ik geen dagvaarding wil maar word niet gereageerd op mails en de mevrouw aan de telefoon is asociaal en staat me niet normaal te woord.
Ik heb vorige weer al gezegd dat ik dit niet wil maar krijg geen gehoor van [bedrijf] ik heb dit meerdere malen telefonisch gemeld en zou hier mail over krijgen maar niks gehad, heb vanmorgen weer gebeld en gezegd dat ik verleden week al niet met ze door wou omdat ze na een dag al dagvaarding adviseerde. Maar dit is puur in hun eigen belang denk ik. Ik heb hier dus ook een klacht over ingediend omdat ik hun zeer onprettig bedrijf vind die niet naar een opdrachtgever luisterd.
Ik heb denk 10 dagen terug al gezegd dat ik stop met ze omdat de handdoek na een dag al in de ring werd gegooid door ze”
2.12
Op 17 februari 2020 schrijft [appellante] via het incassoportaal aan [geïntimeerde] het volgende:
“Vriendelijk dank voor uw reactie.
Ik stel voor dat wij in ieder geval deze week een betaling afwachten, want de debiteur meent dat er uiteindelijk wel volledig wordt betaald, met uitzondering van factuur 1942.
Wij kunnen een discussie wel aangaan, maar dan moeten wij andere afspraken maken over het vervolg van het dossier. Laar mij weten of u dit wenst, dan zend ik u nog een prijsvoorstel. Mijn advies is om de toezeggingen af te wachten en verdere discussie te voorkomen.
Kunt u mij voorzien van een e-mail die de opdrachtbevestiging van [bedrijf] toont? En mij voorzien van de beëindiging van de opdracht door [bedrijf] ? Ik wacht deze stukken af!”
2.13
Op 17 februari 2020 schrijft [geïntimeerde] via het incassoportaal aan [appellante] het volgende:
“Ik heb [bedrijf] beëindigd omdat mn vriendin dit geregeld had, die doet mn fact enz altijd maar heb geen goede ervaring met hun. Tevens slag dat ze na een dag opgaven en hebben hun zelf incasso stil gezet en stelde dagvaarding voor. Ik heb meerdere malen gezegd dat ik dit niet nodig vond omdat ze met incasso ook zo slap waren.
2.14
[geïntimeerde] heeft op 13 februari 2020, 14 februari 2020, 18 februari 2020, 24 februari 2020 en 1 maart 2020 aan [appellante] doorgegeven dat de debiteur bedragen van respectievelijk € 838,75, € 673,75, € 1.388,75, € 192,50 en € 398,75 heeft overgemaakt aan [geïntimeerde] (in totaal dus: € 3.492,50, de hoofdsom).
2.15
Op 24 februari 2020 heeft [appellante] aan [geïntimeerde] een tussentijdse factuur (hierna: de factuur) gezonden van € 1.233,16, gespecificeerd als:
( a) kosten wegens overtreding spelregels 1 en/of 2 € 523,86,
( b) incassokosten € 474,25 en
( c) rente € 21,03.
2.16
Naar aanleiding van de factuur heeft [geïntimeerde] op 24 februari 2020 via het incassoportaal aan [appellante] het volgende geschreven:
“Zojuist heb ik de tussentijdse rekening ontvangen. Deze had ik even niet aan zien komen. De incassokosten die vermeld staan, deze zijn toch voor rekening van de debiteur (…)? En zie iets over spelregels 1 en 2 deze heb ik pas gezien in de bevestigingsmail voor de opdracht die ik ontvangen heb. Ik heb zelf geen contact gehad met meneer en [bedrijf] direct geannuleerd omdat ik dit niet gedaan had maar mijn vriendin en hun geen goed bedrijf vind.
Is er een mogelijkheid om iets te regelen qua betaling van deze factuur? Het is zowat de helft van hetgeen ik van [hof: de debiteur] heb moeten/mogen ontvangen.”
2.17
In de dossierinformatie van [appellante] staat bij 25 februari 2020 onder meer vermeld:
“Er is telefonisch contact geweest met de opdrachtgever.
Het volgende is besproken:
- (…)
- meneer meldt dat de factuur binnen de gestelde termijn wordt betaald;
- wij zijn hier blij mee en bedanken meneer voor de toezegging;
- (…)”
2.18
Tot de sluiting van het dossier op 9 april 2020 hebben [appellante] en [geïntimeerde] over en weer berichten gestuurd over de factuur.
2.19
Op 12 maart 2020 en 18 maart 2020 heeft [appellante] [geïntimeerde] verzocht de factuur te betalen. [geïntimeerde] heeft aan deze sommaties geen gehoor gegeven.
2.2
Op 9 april 2020 heeft [appellante] het dossier van [geïntimeerde] gesloten, omdat hij de factuur niet heeft voldaan.

3.Verdere beoordeling

In het principaal appel en in het incidenteel appel
3.1
[appellante] heeft aangevoerd dat de laatste akte van [geïntimeerde] buiten beschouwing moet worden gelaten. Het nemen van een akte na memoriewisseling is echter als zodanig niet in strijd met de eisen van een goede procesorde (zie art. 2.23 van het toepasselijke procesreglement). [appellante] heeft ook de gelegenheid gekregen en benut om op de akte te reageren. Het hof zal zijn oordeel niet baseren op uitlatingen die in strijd met de tweeconclusieregel of de eisen van een goede procesorde worden geacht.
3.2
[appellante] heeft in eerste aanleg, kort gezegd, betaling gevorderd van € 1.233,16. Volgens [appellante] heeft [geïntimeerde] de tussen hen geldende voorwaarden overtreden, doordat [geïntimeerde] de vordering die [appellante] voor hem incasseerde ook aan een derde ter incasso heeft aangeboden. [geïntimeerde] is daarom naast het verschuldigde incassotarief tevens de contractuele boete van 15% over de hoofdsom verschuldigd, aldus [appellante] . De kantonrechter heeft de vordering van [appellante] grotendeels afgewezen omdat hij de toepassing die [appellante] aan haar voorwaarden heeft gegeven naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar achtte.
3.3
[appellante] komt in principaal appel met zes grieven op tegen de beslissing van de kantonrechter. Zij voert aan dat [appellante] op basis van de tussen partijen overeengekomen algemene voorwaarden en incassovoorwaarden recht heeft op betaling van de factuur en gerechtigd was om de overeenkomst van opdracht met [geïntimeerde] tussentijds te beëindigen. [appellante] stelt daartoe dat de factuur enerzijds ziet op betaling van de overeengekomen vergoeding voor verrichte werkzaamheden en anderzijds op overtreding van de spelregels 1 en 2. Doordat [geïntimeerde] de factuur onbetaald liet was [appellante] gerechtigd de opdracht tussentijds op te zeggen, aldus [appellante] .
3.4
[geïntimeerde] heeft in incidenteel appel een grief gericht tegen de veroordeling tot betaling van € 365,96. Dit bedrag heeft de kantonrechter toegewezen met toepassing van artikel 6:60 BW. Volgens de kantonrechter heeft [geïntimeerde] 72% van de totale som ontvangen, zodat de kantonrechter het redelijk achtte dat [geïntimeerde] 72% van de vergoeding zou betalen die [appellante] zou hebben verkregen bij een volledige incasso van de vordering op de debiteur.
3.5
De grieven van partijen lenen zich voor gezamenlijke bespreking. Spelregel 1 bepaalt dat de opdrachtgever een gegronde vordering dient in te dienen en dat de vordering niet als gegrond wordt aangemerkt indien een derde al eens geprobeerd heeft de vordering te incasseren. Spelregel 2 bepaalt dat [appellante] in staat moet worden gesteld haar werk te doen en dat [appellante] geacht wordt daartoe niet in staat te zijn gesteld indien de opdrachtgever de vordering ook aan een derde ter incasso aanbiedt. De incassovoorwaarden bepalen verder dat indien de opdrachtgever de spelregels niet naleeft, [appellante] gerechtigd is een incassoprovisie (hierna: de boete) in rekening te brengen.
3.6
Het staat vast dat de vordering van [geïntimeerde] op zijn debiteur ook ter incasso is aangeboden aan incassobureau [bedrijf] . In zoverre zijn spelregels 1 en 2 niet nageleefd. Het hof is echter van oordeel dat het naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is dat [appellante] zich op die grond beroept op haar contractuele bevoegdheid om de boete in rekening te brengen. Dit oordeel berust op het volgende.
3.7
Direct nadat [appellante] [geïntimeerde] ermee geconfronteerd had dat [geïntimeerde] volgens de debiteur al een ander incassobureau had ingeschakeld, heeft [geïntimeerde] bij [appellante] aangegeven dat deze inschakeling berustte op een misverstand tussen [geïntimeerde] en zijn vriendin en dat [geïntimeerde] zelf de opdracht aan het andere incassobureau geannuleerd had. In latere berichten heeft [geïntimeerde] aangegeven dat hij herhaaldelijk geprobeerd heeft het andere incassobureau ertoe te bewegen de werkzaamheden stop te zetten. De incassowerkzaamheden van [appellante] liepen bovendien gewoon door en de debiteur deed betalingen aan [geïntimeerde] .
3.8
Uit de stukken in hoger beroep van [appellante] volgt dat de achtergrond van spelregel 1 is dat [appellante] bereid is om incassozaken op no cure no pay basis te behandelen en daarbij bereid is geen kosten voor haar werkzaamheden in rekening te brengen als er niets wordt geïncasseerd, maar alleen als sprake is van een vordering die niet eerder elders is behandeld. Bij dergelijke vorderingen bestaat volgens [appellante] doorgaans namelijk een kleinere kans op succesvolle incasso. In dit geval is de incasso echter succesvol geweest, aangezien de debiteur in totaal € 3.492,50 aan [geïntimeerde] heeft betaald, het gehele bedrag van de facturen die geïncasseerd moesten worden. De achtergrond van spelregel 2 is dat [appellante] niet in haar werkzaamheden wenst te worden belemmerd, aldus [appellante] . Zoals uit het voorgaande volgt, is echter niet gebleken dat de inschakeling van [bedrijf] [appellante] in enig opzicht heeft belemmerd bij de incasso van de vordering van [geïntimeerde] . De enkele stelling van [appellante] dat zij onnodig werk heeft verricht door langere telefoongesprekken te voeren met de debiteur over het andere incassobureau of veel heeft gecorrespondeerd met [geïntimeerde] over de opgelegde spelregels is daartoe in de gegeven omstandigheden niet voldoende. Uit de stukken in hoger beroep volgt dat [appellante] er zelf voor heeft gekozen om bij [geïntimeerde] veel navraag te doen omtrent de eerdere inschakeling van een ander incassobureau en hiervan ook stukken heeft opgevraagd bij [geïntimeerde] . Dit terwijl [geïntimeerde] van aanvang af duidelijk had aangegeven het andere incassobureau niet zelf te hebben ingeschakeld, de opdracht aan het andere incassobureau (herhaaldelijk) te hebben geannuleerd, hiervan stukken heeft overgelegd en de debiteur bovendien al twee dagen na aanvang van de werkzaamheden van [appellante] geld heeft overgemaakt aan [geïntimeerde] . Ten tijde van het versturen van de tussentijdse factuur met daarin de boete aan [geïntimeerde] had [geïntimeerde] zelfs al € 3.093,75 van de totale vordering van € 3.492,50 ontvangen. Dat [appellante] na het versturen van de tussentijdse factuur veel correspondentie heeft gevoerd met [geïntimeerde] omtrent de boete is haar eigen keuze geweest en komt voor haar eigen rekening.
3.9
[appellante] heeft op 9 april 2020 het dossier van [geïntimeerde] gesloten, omdat [geïntimeerde] de factuur niet had voldaan. Op zichzelf laat artikel 2.3 van de algemene voorwaarden toe dat [appellante] de werkzaamheden staakt als de opdrachtgever zijn betalingsverplichtingen niet nakomt. Gelet op het voorgaande onder 3.7 en 3.8 hoefde [geïntimeerde] (in elk geval) de boete echter niet te voldoen. Daarom was het, indien de overeenkomst het al toeliet, in dit geval naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar dat [appellante] haar werkzaamheden staakte (zoals [geïntimeerde] bij memorie van antwoord onder 23 heeft aangevoerd). Met betrekking tot de door [appellante] gefactureerde incassokosten en rente geldt het volgende. [appellante] heeft op 24 februari 2020, nog voordat [appellante] de incassokosten en rente bij de debiteur had geïncasseerd, bij [geïntimeerde] zowel de incassokosten en rente als de boete in rekening gebracht. Op grond van artikel 5 van de incassovoorwaarden, onder het kopje “Als de vordering gedeeltelijk of in termijnen wordt betaald” was [appellante] hiertoe op zichzelf gerechtigd. Echter, in strijd met hetzelfde artikel heeft [appellante] geen enkele inspanning verricht om het volledige buitengerechtelijke incassotraject af te ronden. In artikel 5 is het volgende opgenomen:

Het stopt overigens niet bij een deelbetaling. Uiteraard zetten wij ons tot het uiterste in om uw vordering volledig te incasseren. Om deze reden wordt het volledige buitengerechtelijke incassotraject afgerond, ook als uw debiteur in de veronderstelling verkeert de bijkomende kosten niet te hoeven voldoen.”
Uit de stukken blijkt dat de debiteur de hoofdsom op 1 maart 2020 volledig heeft voldaan aan [geïntimeerde] . Nadien zijn er door [appellante] geen werkzaamheden meer verricht om ook de incassokosten en rente op de debiteur te verhalen. [appellante] heeft dan ook zelf veroorzaakt dat de incassokosten en de rente niet op de debiteur zijn verhaald. Daarbij moet worden aangenomen dat doordat [appellante] haar werkzaamheden (op onredelijke gronden) heeft gestaakt, [geïntimeerde] geen reële kans meer heeft op succesvol verhaal van de incassokosten en rente op de debiteur.Onder die omstandigheden is het naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar dat [geïntimeerde] de bij de factuur in rekening gebrachte rente en incassokosten zou moeten betalen.
3.1
Het voorgaande leidt ertoe dat [appellante] , in tegenstelling tot hetgeen zij stelt, niet gerechtigd was om de opdracht op te zeggen op de grond dat [geïntimeerde] de factuur niet betaalde. Ook gaat de stelling van [appellante] niet op dat zij op grond van artikel 7 van de incassovoorwaarden de opdracht tussentijds mocht opzeggen omdat geen noemenswaardig resultaat viel te verwachten of omdat de kosten van voortzetting van de incassowerkzaamheden niet opwogen tegen de te verwachten baten. Uit de stukken volgt immers dat de eerste betaling al werd gedaan op 13 februari 2020, twee dagen na aanvang van de werkzaamheden van [appellante] , en dat in de dagen daaropvolgend steeds meer betalingen werden verricht door de debiteur. Gelet daarop is aannemelijk dat de incassokosten en rente wel op de debiteur zouden zijn verhaald als [appellante] niet met haar werkzaamheden was gestopt.
3.11
Ook de stelling van [appellante] dat [geïntimeerde] zou hebben toegezegd om de factuur, inclusief de boete, te voldoen, gaat niet op. Onvoldoende is gesteld om aan te nemen dat [appellante] de hiervoor in 2.17 weergegeven uitlating van [geïntimeerde] redelijkerwijs mocht opvatten als een onvoorwaardelijke en onherroepelijke toezegging tot betaling van de factuur. Op grond van eerdere en later uitlatingen van [geïntimeerde] moest het [appellante] immers redelijkerwijs duidelijk zijn dat [geïntimeerde] het niet eens was met de factuur. Zo schrijft hij op 1 maart 2020 via het incassoportaal aan [appellante] dat hij het niet rechtvaardig vindt op te draaien voor de 1.000 euro buiten zijn schuld om. Uit het incassoportaal volgt verder dat [geïntimeerde] tot en met de sluiting van het dossier op 9 april 2020 bezwaar is blijven maken tegen de factuur.
3.12
Gelet op het voorgaande falen de grieven in het principaal appel en slaagt de grief in het incidenteel appel. Voor de duidelijkheid zal het hof het bestreden vonnis geheel vernietigen en de vordering alsnog geheel afwijzen. Ook zal het hof [appellante] veroordelen tot terugbetaling van het uit hoofde van het bestreden vonnis aan haar betaalde bedrag. [appellante] zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de kosten van het geding in eerste aanleg en in principaal en incidenteel hoger beroep. In eerste aanleg heeft [geïntimeerde] vergoeding van de werkelijke proceskosten gevorderd op de grond dat [appellante] misbruik heeft gemaakt van procesrecht. De proceskosten zullen echter worden begroot op basis van het liquidatietarief omdat [geïntimeerde] onvoldoende heeft aangevoerd om misbruik van procesrecht aan te nemen. [appellante] heeft aangevoerd dat de proceskosten van [geïntimeerde] in eerste aanleg op nihil moeten worden begroot, omdat [geïntimeerde] zonder gemachtigde heeft geprocedeerd. Het hof volgt dit standpunt niet, nu uit de producties blijkt dat [geïntimeerde] een juridische dienstverlener heeft ingeschakeld en dat deze kosten bij hem in rekening heeft gebracht in verband met de totstandkoming van de gedingstukken.

4.Beslissing

Het hof:
rechtdoende in principaal en incidenteel appel:
vernietigt het vonnis waarvan beroep
en opnieuw rechtdoende:
wijst de vordering van [appellante] af;
veroordeelt [appellante] tot terugbetaling van een bedrag van € 365,96 aan [geïntimeerde] , te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de dag van de betaling door [geïntimeerde] aan [appellante] tot aan de dag van de algehele terugbetaling;
veroordeelt [appellante] in de kosten van het geding in eerste aanleg, aan de zijde van [geïntimeerde] begroot op € 236,- aan verschotten en € 974,-;
veroordeelt [appellante] in de kosten van het geding in principaal en incidenteel hoger beroep, tot op heden aan de zijde van [geïntimeerde] begroot op € 338,- aan verschotten en € 1.574,- voor salaris;
verklaart deze veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad.
Dit arrest is gewezen door mrs. G.C.C. Lewin, J.W.M. Tromp en M.M. Korsten-Krijnen en door de rolraadsheer in het openbaar uitgesproken op 5 juli 2022.