Bewijsmiddelen ten aanzien van het onder 1 meer subsidiair en 2 tenlastegelegde
1. Een proces-verbaal van bevindingen met nummer PL1300-2016158995-37 van 11 augustus 2016, in de wettelijke vorm opgemaakt door opsporingsambtenaar [verbalisant 1], inclusief fotobijlagen [doorgenummerde pagina’s 94 tot en met 117].
Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als verklaring(en) van de verbalisant:
Naar aanleiding van de openlijke geweldpleging op de Zeedijk op 22 juli 2016 omstreeks 03.45 uur zijn camerabeelden gevorderd van [café], gevestigd [adres 2]. Het betreft de camerabeelden van de rokersruimte.
02.28.20 uur
[benadeelde 1] en [medeverdachte 1] (
het hof begrijpt hier en hierna, na naamswijziging: [medeverdachte 1]) hebben zichtbaar ruzie met elkaar. Ze duwen elkaar en trekken aan elkaar. Er wordt door personen geprobeerd [benadeelde 1] en [medeverdachte 1] van elkaar te scheiden.
02.29.06 uur
[medeverdachte 2] probeert [medeverdachte 1] tegen te houden.
02.28.35 uur
[verdachte] komt de rokersruimte binnen.
02.30.55 uur
[verdachte] komt de rokersruimte binnen.
2. Een proces-verbaal van bevindingen met nummer PL1300-2016158995-8 van 22 juli 2016, in de wettelijke vorm opgemaakt door opsporingsambtenaren [verbalisant 2] en [verbalisant 3] [doorgenummerde pagina’s 28 tot en met 29].
Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als verklaring(en) van de verbalisanten of één van hen:
Op 22 juli 2016 zagen wij op de Zeedijk, ter hoogte van de Stormsteeg te Amsterdam, drie mannen in versnelde pas weglopen van een man welke op de grond bleef liggen. Wij zagen dat een van deze mannen, welke later bleek te zijn genaamd [verdachte]., geboren op [geboortedag 1]/1975 te [geboorteplaats 1], iets in zijn rechterhand had en langs zijn lichaam hield. Kennelijk om te verbergen dat hij iets in zijn handen had. Hierop hebben wij [verdachte] gemaand datgene wat hij in zijn hand had te laten vallen. Wij zagen dat [verdachte] een afgebroken fietsstandaard op de straat liet vallen. Hierop hebben wij op de Zeedijk [verdachte] aangehouden en de fietsstandaard inbeslaggenomen.
Wij zagen dat een andere man, welke later bleek te zijn genaamd [medeverdachte 2]., geboren op [geboortedag 2]-1984 te [geboorteplaats 2], wegliep bij de aanhouding van [verdachte]. Ik zag dat [medeverdachte 2] met versnelde pas doorliep en plots snel linksaf sloeg.
Later op de plaats delict liep een onbekende man naar ons toe. Wij hoorden dat de man zei: “Die klootzak heeft mij en mijn vriend keihard geslagen. Hij was er zeker bij. Samen met nog een man met een stuk T-shirt, die met een fles heeft geslagen. Ik ben echt hard in mijn rug geslagen door iemand.”
Goed: PL1300-2016158995-5224852 fietsstandaard
3. Een proces-verbaal van bevindingen met nummer PL1300-2016158995-33 van 11 augustus 2016, in de wettelijke vorm opgemaakt door opsporingsambtenaar [verbalisant 2] [doorgenummerde pagina 90].
Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als verklaring(en) van de verbalisant:
De persoon welke verklaarde mishandeld te zijn in het proces-verbaal van bevindingen opgemaakt door [verbalisant 3] en [verbalisant 2] betreft [benadeelde 2]. Ik hoorde dat [benadeelde 2] tegen mij zei: “hij heeft mij en mijn vriend mishandeld”. Ik zag dat [benadeelde 2] hierbij naar [verdachte] wees.
4. Een proces-verbaal van verhoor aangever met nummer PL1300-2016158995-23 van 23 juli 2016, in de wettelijke vorm opgemaakt door de bevoegde opsporingsambtenaren [verbalisant 4] en [verbalisant 5] [doorgenummerde pagina’s 8 tot en met 25].
Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als de op 23 juli 2016 afgelegde verklaring van
aangever [benadeelde 1]:
Ik was in de [café] in de rookruimte met mijn vriend [benadeelde 2]
(het hof begrijpt hier en hierna: [benadeelde 2]).In de rokersruimte was een Marokkaan, NN1. [benadeelde 2] stond tussen mij en NN1 in. Ik hoorde NN1 opeens roepen dat hij ons dood ging maken. Vervolgens begonnen ze elkaar te duwen en te trekken. Ik bemoeide me hier vervolgens ook mee. [benadeelde 2] ging op een gegeven moment naar achteren, uit de situatie, dus toen was ik nog alleen met NN1.
[benadeelde 2] en ik zijn naar buiten gegaan. We kwamen weer langs de [café] en ik zag op dat moment NN1 naar buiten komen. Hij was met twee negroïde personen die ik NN2 en NN3 zal noemen. NN1, NN2 en NN3 hielden [benadeelde 2] en mij staande. Er kwamen steeds meer en meer mensen bij.
Op een gegeven moment stonden NN1, NN2 en NN3 van links naar rechts voor me. Hierna voelde en zag ik dat NN1 naar me uithaalde en me daarna naar de grond probeerde te trekken. Ik draaide me de andere kant op om weg te rennen, maar kwam ten val. Daarna voelde ik de trappen, schoppen en klappen komen. Ik voelde dit op mijn rug, hoofd, borst. Overal. En uiteindelijk mijn oog.
Alle drie die gasten hadden hun aandeel. Ik voelde op een gegeven moment ook een klap met iets van metaal op mijn hoofd, bovenop. Het voelde anders dan een menselijke klap.
Ik zag dat ik van NN1 een rake trap op mijn gezicht kreeg. Ik heb NN2 ook een trap zien geven.
5. Een proces-verbaal van aangifte met nummer PL1300-2016158995-7 van 22 juli 2016, in de wettelijke vorm opgemaakt door de bevoegde opsporingsambtenaar [verbalisant 6] [doorgenummerde pagina’s 1 tot en met 5].
Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als de op 22 juli 2016 afgelegde verklaring van
aangever [benadeelde 2]:
Op 22 juli 2016 was ik samen met [benadeelde 1] in café [café]. Een Marokkaanse jongen, NN1, kwam bij ons staan. Ik zag dat NN1 [benadeelde 1] vastpakte. Er ontstond een klein beetje duw- en trekwerk. Ik ben toen tussen beide gekomen om ze uit elkaar te halen. Omstanders in het café probeerden te helpen om [benadeelde 1] en NN1 uit elkaar te halen. De beveiliger vertelde dat wij beter naar huis konden gaan. Wij hebben hier gehoor aan gegeven en zijn naar buiten gelopen.
Wij zijn met zijn tweeën weggelopen. Ik keek om en zag dat NN1 daar liep met nog een andere Marokkaanse jongen en 4 negroïde jongens. Ik zag dat de andere Marokkaanse jongen, NN2, op mij af kwam rennen. Ik zag dat hij een donkerkleurig voorwerp in zijn rechterhand had. Ik zag dat hij met zijn rechterhand met daarin het voorwerp uithaalde in mijn richting. Ik voelde dat een voorwerp mij raakte op mijn rechterschouder. Door de klap ben ik gestruikeld en op de grond gevallen. Terwijl ik op de grond lag, kreeg ik nog enkele trappen tegen mijn hoofd van NN1. Ik zag dat een negroïde jongen, NN3, op mij af kwam en ik voelde dat hij mij tegen mijn rug trapte.
Ik zag dat [benadeelde 1] was omsingeld door de andere 4 jongens. Ik zag dat [benadeelde 1] op de grond lag. Ik zag dat de jongens, waaronder NN1, hevig op [benadeelde 1] aan het inslaan en trappen waren.
Ik zag dat NN2 en NN3 de Stormsteeg in renden. Ik ben achter de jongens aangerend. Ter hoogte van de [plek] zag ik NN2 staan.
6. Een proces-verbaal van 16 april 2019, opgemaakt door mr. M.B. de Boer, rechter-commissaris belast met de behandeling van strafzaken in de rechtbank Amsterdam [ongenummerd].
Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als de op 16 april 2019 tegenover de rechter-commissaris afgelegde verklaring van de
verdachte [medeverdachte 2]:
In de rokersruimte was een opstootje tussen [medeverdachte 1] (
het hof begrijpt: [medeverdachte 1]) en [benadeelde 1]. Meerdere mensen zijn ertussen gekomen, ik heb daarbij [medeverdachte 1] vastgepakt.
Ik zag [benadeelde 2] en [benadeelde 1] aan de overkant staan. Ik heb tegen [medeverdachte 1] gezegd: “ze wachten buiten op je”. [medeverdachte 1] stormde langs mij naar buiten. Toen kwamen [medeverdachte 1] en [benadeelde 1] tegenover elkaar te staan. Ik stond naast [medeverdachte 1].
[benadeelde 1] rende weg, naar de overkant, richting zijn vriend, en wij zijn er achteraan gerend. Voordat we hem konden vastpakken of inhalen, is [benadeelde 1] gestruikeld. Toen ik [benadeelde 1] naderde, sprong of stond zijn vriend ([benadeelde 2]) voor [benadeelde 1]. Ik kreeg een handgemeen met zijn vriend. Tijdens dat gevecht zijn andere mensen naar buiten gekomen, waaronder [verdachte]. Er zijn klappen uitgedeeld, over en weer. Voor zover ik weet heeft iedereen klappen uitgedeeld, ikzelf ook. Iedereen was in het gevecht betrokken.
7. Een proces-verbaal sporenonderzoek met nummer PL1300-2016158995-43 van 21 oktober 2016, in de wettelijke vorm opgemaakt door opsporingsambtenaar [verbalisant 8] [doorgenummerde pagina’s 129 tot en met 131].
Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als verklaring(en) van de verbalisant:
Een fietsenstandaard is veiliggesteld voor nader onderzoek.
AAJV1130NL / 5224852 Afgebroken fietsenstandaard
Door mij werden de uiteinden van de afgebroken standaard rondom bemonsterd. De bemonsteringen werden voorzien van nummers:
AAJA2617NL Bemonstering metalen staaf, rechts
De bemonsteringen zijn verzonden naar het Nederlands Forensisch Instituut.
8. Een geschrift, te weten een rapport van het Nederlands Forensisch Instituut, van 13 oktober 2016, opgemaakt door ing. [naam 1] [doorgenummerde pagina’s 154 tot en met 156].
Dit geschrift houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven:
AAJA2617NL#01 Bemonstering (metalen staaf, rechts AAJV1130NL)
AAJA2617NL#01 DNA-profiel van een man
slachtoffer [benadeelde 1]
9. Een geschrift, te weten een verslag van Forensische Geneeskunde GGD Amsterdam, van 24 juli 2016, opgemaakt door [naam 2] (forensisch arts) [doorgenummerde pagina’s 6 tot en met 7].
Dit geschrift houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven:
Datum aanmaken letselbeschrijving 24-07-2016
Medische informatie betreffende [benadeelde 2]
Voornamen [benadeelde 2]
Opgegeven toedracht Betrokken bij vechtpartij. Werd met vuistslag op zijn rechterschouder getroffen en rechts boven op zijn hoofd. Even later zegt hij niet met vuist te zijn geslagen, maar met voorwerp.
Past het letsel bij de opgegeven toedracht Mogelijk
Omdat Verwondingen passen niet bij vuistslag. Zouden wel kunnen passen bij verwonding met voorwerp.
Lichaamsdeel Rug
Beschrijving Op achterzijde rechterschouder, schuin onder elkaar 2 bloeduitstortinkjes, waarvan bovenste plekje bestaat uit ongeveer 1 cm grote streepvormige blauwe plek, wat weer deel uit maakt van vierkantvormige verwonding. De tweede plek schuin daaronder heeft een hoefijzervormige verwonding, opp. schaafverwonding met roodheid, naar onder uitlopend in enkele rode puntvormige bloeduitstortinkjes in vierkantvorm.
10 cm onder schouderverwonding nog een halvemaanvormig schaafwondje van 1 cm lang.
Bewijsoverwegingen ten aanzien van het onder 1 meer subsidiair en 2 tenlastegelegde
De raadsman heeft gesteld dat de verdachte dient te worden vrijgesproken van beide feiten, nu diens betrokkenheid bij de geweldshandelingen jegens de aangevers [benadeelde 1] (verder: [benadeelde 1]) en [benadeelde 2] (verder: [benadeelde 2]) niet kan worden vastgesteld. Dat de verdachte rond het moment van zijn aanhouding een fietsenstandaard in zijn hand zou hebben gehad, betekent niet dat hij daarmee ook geweld jegens [benadeelde 1] en/of [benadeelde 2] heeft toegepast.
De processen-verbaal van bevindingen die zijn opgesteld naar aanleiding van een confrontatie met
stillsen/of camerabeelden, uitgevoerd door inspecteur [naam 3], zijn volgens de raadsman niet bruikbaar voor het bewijs nu deze onzorgvuldig tot stand zijn gekomen.
Het hof verwerpt dit verweer en overweegt hiertoe als volgt.
Op 22 juli 2016 bevinden de verdachte, [benadeelde 1] en [benadeelde 2] zich in het café [café] aan de Zeedijk te Amsterdam. Omstreeks 03.28 uur is in de rokersruimte van het café een opstootje ontstaan tussen [medeverdachte 1] (verder: [medeverdachte 1]) en [benadeelde 1]. Verschillende omstanders, onder wie [medeverdachte 2] (verder: [medeverdachte 2]), proberen [medeverdachte 1] en [benadeelde 1] uit elkaar te halen en te houden. [benadeelde 1] en [benadeelde 2] hebben na het opstootje het café verlaten. [medeverdachte 2] heeft hen op enig moment buiten voor het café zien staan, waarbij hij het idee had dat zij [medeverdachte 1] stonden op te wachten. Direct nadat [medeverdachte 2] dit aan [medeverdachte 1] kenbaar had gemaakt, is [medeverdachte 1] naar buiten gesneld, in de richting van [benadeelde 1] en [benadeelde 2]. [medeverdachte 2] is achter [medeverdachte 1] aangegaan.
Vervolgens vindt buiten het café, op de Zeedijk ter hoogte van de Stormsteeg, een vechtpartij plaats. Vastgesteld kan worden dat op dat moment in ieder geval [benadeelde 1], [benadeelde 2], [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] buiten in gevecht zijn. Op een gegeven moment bevindt ook de verdachte zich bij voornoemde personen.
De ter plaatse gekomen politieambtenaren constateren dat [medeverdachte 2], de verdachte en een onbekend gebleven persoon met versnelde pas weglopen van [benadeelde 1], die op dat moment met diverse verwondingen op de grond ligt. De verdachte probeert daarbij een fietsenstandaard, die hij in zijn rechterhand draagt, te verhullen. Het hof acht het niet aannemelijk dat de verdachte de standaard enkel heeft opgeraapt en vervolgens ongebruikt heeft vastgehouden. [benadeelde 1] heeft verklaard dat hij met iets van metaal op zijn hoofd is geslagen, hetgeen steun vindt in het aangetroffen DNA-materiaal van [benadeelde 1] op de fietsenstandaard. Het scenario dat door de verdediging is geschetst, namelijk dat [benadeelde 1] de fietsenstandaard heeft vastgehad (waardoor zijn DNA-materiaal op het voorwerp is gekomen) en later heeft laten vallen, waarna in ieder geval de verdachte de standaard heeft opgeraapt, vindt geen enkele steun in het dossier. Het hof acht dit scenario daarom niet aannemelijk en zal dat passeren.
Het hof weegt mee dat [benadeelde 2] heeft verklaard over een donkerkleurig voorwerp waarmee hij door ‘NN2’, naar later blijkt de verdachte, tegen de schouder is geslagen. Uit de letselbeschrijving volgt dat [benadeelde 2] letsel zou kunnen passen bij een verwonding met een voorwerp.
De verklaringen die [benadeelde 2] direct na de vechtpartij ter plaatse tegenover de politie heeft afgelegd sterkt het hof in zijn overtuiging dat de verdachte een van de personen is geweest die geweld jegens [benadeelde 1] en [benadeelde 2] heeft toegepast. Daaruit volgt immers dat [benadeelde 2] de verdachte onmiddellijk, zonder dossierkennis of overleg met bijvoorbeeld [benadeelde 1], aanwijst als de persoon die “hem en zijn vriend” keihard heeft geslagen. Tegenover die verklaring staan de verklaringen van de verdachte, kortgezegd inhoudende dat hij geen geweld jegens de aangevers heeft toegepast en de fietsenstandaard enkel heeft opgeraapt ter eventuele bescherming in de chaotische situatie buiten. Het hof hecht geen waarde aan de verklaringen van de verdachte, gelet op het aangetroffen DNA van [benadeelde 1] op de fietsenstandaard, de door de camerabeelden weerlegde verklaring van de verdachte dat hij die nacht niet in de rokersruimte is geweest en de – pas in hoger beroep ter terechtzitting afgelegde – verklaring dat hij (via een onlogische route) snel naar het centraal station van Amsterdam moest omdat zijn neef hem (pas) een uur later met de auto naar Brabant zou brengen. Overigens wijzen niet enkel de aangevers op zijn betrokkenheid bij de vechtpartij, nu ook [medeverdachte 2] heeft verklaard dat de verdachte zich buiten bevond en dat er “over en weer” werd geslagen en “iedereen klappen heeft uitgedeeld”.
Voor zover het verweer van de raadsman ziet op de bruikbaarheid van de processen-verbaal van bevindingen van inspecteur [naam 3], laat het hof de bespreking daarvan buiten beschouwing nu deze processen-verbaal niet tot het bewijs worden gebezigd.
Het hof acht op grond van het voorgaande wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte openlijk geweld in vereniging heeft gepleegd jegens [benadeelde 1] en [benadeelde 2], waarbij hij een hard voorwerp heeft gebruikt.