ECLI:NL:GHAMS:2022:1911

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
23 juni 2022
Publicatiedatum
1 juli 2022
Zaaknummer
200.291.171/01 OK
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Ondernemingsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bepaling van de vergoeding van de onderzoeker in een ondernemingsrechtelijke zaak

In deze beschikking van het Gerechtshof Amsterdam, gedateerd 23 juni 2022, heeft de Ondernemingskamer de vergoeding van de onderzoeker vastgesteld op € 130.606, exclusief btw. Deze beslissing volgt op een reeks eerdere beschikkingen waarin een onderzoek naar het beleid en de gang van zaken van de Stichting Omroep Limburg en aanverwante vennootschappen werd bevolen. De Ondernemingskamer had eerder al een bedrag van € 70.000 vastgesteld voor het onderzoek, maar dit bedrag werd later verhoogd naar € 115.606 en vervolgens naar € 130.606, naarmate het onderzoek vorderde en de werkzaamheden van de onderzoeker toenamen. De partijen in deze zaak, waaronder de Stichting Omroep Limburg, de Reclamemaatschappij L1 V.O.F., en verschillende belanghebbenden, hebben zich over de vergoeding kunnen uitlaten, maar hebben geen bezwaar gemaakt tegen het voorgestelde bedrag. De Ondernemingskamer oordeelde dat het bedrag redelijk was gezien de aard en omvang van de verrichte werkzaamheden. De beschikking is openbaar uitgesproken en is uitvoerbaar bij voorraad.

Uitspraak

beschikking
___________________________________________________________________
GERECHTSHOF AMSTERDAM
ONDERNEMINGSKAMER
zaaknummer: 200.291.171/01 OK
beschikking van de Ondernemingskamer van 23 juni 2022
inzake
de stichting
STICHTING OMROEP LIMBURG,
gevestigd te Maastricht,
VERZOEKSTER,
advocaat: thans zonder advocaat, voorheen mr. R.A.J.C. Huijs en mr. M.J. Huisman, beiden kantoorhoudende te Eindhoven,
t e g e n
1. de stichting
STICHTING OMROEP LIMBURG,
2. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
TELEVISIEBEDRIJF LIMBURG B.V.,
3. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
OMROEPBEDRIJF LIMBURG B.V.,
4. de vennootschap onder firma
RECLAMEMAATSCHAPPIJ L1 V.O.F.,
alle gevestigd te Maastricht,
VERWEERSTERS,
advocaat: thans zonder advocaat, voorheen mr. E. Jansberg, kantoorhoudende te Eindhoven,
e n t e g e n

1.deONDERNEMINGSRAAD L1,

gevestigd te Maastricht,
BELANGHEBBENDE,
advocaat:
mr. L.C.J. Sprengers, kantoorhoudende te Utrecht,

2.[A] ,

wonende te [....] ,
BELANGHEBBENDE,
advocaat:
mr. E. Jansberg, kantoorhoudende te Eindhoven,

3.[B] ,

BELANGHEBBENDE,
in persoon verschenen.
4.
J.A. VAN DER HAVEin zijn hoedanigheid van door de Ondernemingskamer benoemde tijdelijk bestuurder van Stichting Omroep Limburg,
kantoorhoudende te Breda,
5.
B.M.A. VAN HUSSENin haar hoedanigheid van door de Ondernemingskamer benoemde tijdelijk commissaris van Stichting Omroep Limburg,
kantoorhoudende te Amsterdam,
BELANGHEBBENDEN,
advocaat:
mr. D.J. Rutgers, kantoorhoudende te Amsterdam.
Partijen worden in deze beschikking ook als volgt aangeduid:
  • Stichting Omroep Limburg als SOL;
  • Televisiebedrijf Limburg B.V. als Televisiebedrijf;
  • Omroepbedrijf Limburg B.V. als Omroepbedrijf;
  • Reclamemaatschappij L1 v.o.f. als Reclamemaatschappij;
  • SOL, Televisiebedrijf, Omroepbedrijf en
Reclamemaatschappij samen als L1;
  • Ondernemingsraad L1 als de ondernemingsraad;
  • [A] als [A] ;
  • J.M. Blanco Fernández als de onderzoeker;
  • J.A. van der Have als de OK-bestuurder;
  • B.M.A. van Hussen als de OK-commissaris;
  • De OK-bestuurder en de OK-commissaris
gezamenlijk ook als de OK-functionarissen.

1.Het verloop van het geding

1.1
Voor het verloop van het geding verwijst de Ondernemingskamer naar haar beschikkingen in deze zaak van 26 en 28 april 2021, 28 mei 2021, 2 maart 2022, 6 april 2022, 20 april 2022 en 22 april 2022, de beschikkingen van de raadsheer-commissaris in deze zaak van 15 november 2021, 11 januari 2022, 9 maart 2022 en 6 april 2022 en de beschikking van de voorzitter van de Ondernemingskamer in deze zaak van 11 januari 2022.
1.2
Bij de beschikkingen van 26 en 28 april 2021 en 28 mei 2021 heeft de Ondernemingskamer een onderzoek bevolen naar het beleid en de gang van zaken van SOL, Televisiebedrijf en Omroepbedrijf over de periode vanaf 1 juli 2019 en de onderzoeker benoemd teneinde het onderzoek te verrichten en het bedrag dat het onderzoek ten hoogste mag kosten vastgesteld op € 70.000, de verschuldigde omzetbelasting daarin niet begrepen. Ook heeft de Ondernemingskamer bij die beschikkingen, bij wijze van onmiddellijke voorzieningen met onmiddellijke ingang en vooralsnog voor de duur van het geding, voor zover nodig in afwijking van de statuten van SOL, de OK-bestuurder en de OK-commissaris benoemd als bestuurder respectievelijk commissaris van SOL.
1.3
Bij de beschikking van 15 november 2021 heeft de raadsheer-commissaris de onderzoeker op diens verzoek een aanwijzing gegeven met betrekking tot het inzien van de e-mailboxen van drie medewerkers van L1.
1.4
Bij de beschikking van 11 januari 2022 heeft de voorzitter van de Ondernemingskamer het verzoek van mr. Jansberg namens [A] om hem machtiging te verlenen mededelingen te mogen doen uit de inhoud van het conceptverslag van het onderzoek afgewezen.
1.5
Bij de beschikking van eveneens 11 januari 2022 heeft de raadsheer-commissaris het verzoek van mr. Jansberg namens [A] om aan de onderzoeker een aanwijzing te geven het onderzoek op te schorten afgewezen.
1.6
Bij de beschikking van 8 maart 2022 heeft de Ondernemingskamer de beloning van de OK-functionarissen ten laste van SOL vastgesteld op € 275 per uur exclusief btw. Bij diezelfde beschikking heeft de Ondernemingskamer het bedrag dat het bevolen onderzoek ten hoogste mag kosten verhoogd tot € 115.606 exclusief btw.
1.7
Bij de beschikking van de raadsheer-commissaris van de Ondernemingskamer van 9 maart 2022 heeft de raadsheer-commissaris de onderzoeker de aanwijzing gegeven niet tot toezending van het eindverslag aan de Ondernemingskamer over te gaan totdat de raadsheer-commissaris (definitief) op het namens [A] gedane verzoek op de voet van artikel 2:350 lid 4 BW zal hebben beslist.
1.8
Bij de beschikking van 6 april 2022 heeft de Ondernemingskamer het verzoek van [A] om de onderzoeker uit zijn functie te ontheffen en een andere onderzoeker te benoemen afgewezen.
1.9
Bij de beschikking van de raadsheer-commissaris van de Ondernemingskamer van eveneens 6 april 2022 heeft de raadsheer-commissaris het verzoek van [A] om op de voet van artikel 2:350 lid 4 BW een aanwijzing te geven aan de onderzoeker afgewezen.
1.1
Bij de beschikking van 20 april 2022 heeft de Ondernemingskamer het bedrag dat het bevolen onderzoek ten hoogste mag kosten verhoogd tot € 130.606 exclusief btw.
1.11
Op 21 april 2022 heeft de onderzoeker het verslag met bijlagen van voormeld onderzoek, gedateerd op 21 april 2022, aan de Ondernemingskamer doen toekomen. Bij de beschikking van 22 april 2022 heeft de Ondernemingskamer bepaald dat het hiervoor genoemde verslag en de bijlagen ter inzage liggen voor belanghebbenden en dat het verslag zonder bijlagen ter inzage ligt voor een ieder.
1.12
De onderzoeker heeft de Ondernemingskamer desgevraagd bevestigd dat zijn vergoeding kan worden bepaald op € 130.606 exclusief btw. Bij e-mail van 1 juni 2022 heeft de secretaris van de Ondernemingskamer partijen in de gelegenheid gesteld zich uit te laten over de door de Ondernemingskamer te bepalen vergoeding van de onderzoeker.
1.13
Bij e-mails van 2 juni 2022 hebben de OK-functionarissen de Ondernemingskamer bericht akkoord te zijn met bepaling van de vergoeding van de onderzoeker op € 130.606 exclusief btw.
1.14
Bij e-mail van 7 juni 2022 heeft mr. Huijs namens de voormalige raad van commissarissen zich op dit punt gerefereerd aan het oordeel van de Ondernemingskamer.

2.De gronden van de beslissing

2.1
Partijen zijn in de gelegenheid gesteld zich over de door de onderzoeker opgestelde specificatie uit te laten. Partijen hebben geen bezwaar gemaakt tegen bepaling van de vergoeding van de onderzoeker op € 130.606 exclusief btw. Dit bedrag komt de Ondernemingskamer in het licht van de aard en de omvang van de verrichte werkzaamheden ook niet onredelijk voor. De Ondernemingskamer zal de vergoeding van de onderzoeker overeenkomstig artikel 2:350 lid 3 (https://www.navigator.nl/document/openCitation/%20id909d9174010088634e4eeaeadf8fb658?idp=LegalIntelligence) BW dan ook bepalen als hierna te vermelden.

3.De beslissing

De Ondernemingskamer:
bepaalt de vergoeding van de onderzoeker op € 130.606, de daarover verschuldigde omzetbelasting daarin niet begrepen;
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking is gegeven door mr. A.W.H. Vink, voorzitter, mr. M.M.M. Tillema en mr. C.C. Meijer, raadsheren, en drs. V.G. Moolenaar en prof. dr. A.J.C.C.M. Loonen, raden, in tegenwoordigheid van mr. B.J. Blok, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 23 juni 2022.