ECLI:NL:GHAMS:2022:1909

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
24 mei 2022
Publicatiedatum
1 juli 2022
Zaaknummer
200.229.369/01 OK
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Ondernemingsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vernietiging van rechtbankvonnis en veroordeling tot overname van aandelen in AM Holding

In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 24 mei 2022 een arrest gewezen in hoger beroep inzake de uittredingsvordering van [A] c.s. tegen AM Holding en andere betrokken vennootschappen. Het hof heeft het vonnis van de rechtbank Limburg van 6 september 2017 vernietigd, voor zover het de uittredingsvordering van [A] en Beheermaatschappij Arros B.V. afwees. Het hof heeft Eisendalhof B.V., Beheermaatschappij Gerem B.V. en Elbana Beheer B.V. veroordeeld tot overname van de aandelen die Beheermaatschappij Arros B.V. houdt in [B], met een voorlopig vastgestelde prijs van € 777.136,25, te vermeerderen met wettelijke rente vanaf 1 september 2019. De Ondernemingskamer heeft ook de kosten van de deskundige vastgesteld op € 88.438,90, die door de betrokken partijen gezamenlijk moeten worden gedragen.

De zaak betreft een complexe juridische strijd over de waardering van aandelen en de toewijzing van kosten van rechtsbijstand. Het hof heeft eerder arresten gewezen waarin het de uittredingsvordering van [A] c.s. toewijsbaar heeft verklaard en deskundigen heeft benoemd om de waarde van de aandelen in AM Holding te bepalen. De deskundige heeft de waarde van de aandelen per 1 september 2019 vastgesteld op € 3.125.000, maar het hof heeft deze waarde aangepast op basis van aanvullende claims en kosten van rechtsbijstand.

De Ondernemingskamer heeft de betrokken partijen in de gelegenheid gesteld om zich uit te laten over de deskundigenrapporten en heeft de deskundige gevolgd in zijn waardering, met enkele aanpassingen. De beslissing om de aandelen over te nemen en de bijbehorende kosten te vergoeden, is een belangrijke stap in het geschil tussen de partijen, dat al jaren aan de gang is.

Uitspraak

arrest
___________________________________________________________________
GERECHTSHOF AMSTERDAM
ONDERNEMINGSKAMER
zaaknummer: 200.229.369/01 OK
arrest van de Ondernemingskamer van 24 mei 2022
inzake

1.[A] ,

wonende te [....] ,
2. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
BEHEERMAATSCHAPPIJ ARROS B.V.,
gevestigd te Maastricht,
APPELLANTEN,
advocaat:
mr. R.H.G.M. Kerckhoffs, kantoorhoudende te Maastricht,
t e g e n
1. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[B],
gevestigd te [....] ,
2.
[C],
wonende te [....] ,
3. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
EISENDALHOF B.V.,
gevestigd te Maastricht,
4.
[D],
wonende te [....] ,
5. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
BEHEERMAATSCHAPPIJ GEREM B.V.,
gevestigd te Maastricht,
6.
[E],
wonende te [....] ,
7. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
ELBANA BEHEER B.V.,
gevestigd te Maastricht,
8. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[F],
gevestigd te [....] ,
GEÏNTIMEERDEN,
advocaat:
mr. Ph.W. Schreurs, kantoorhoudende te Eindhoven.
Partijen worden hierna als volgt aangeduid:
appellant sub 1 als [A] ;
appellante sub 2 als Arros;
appellanten sub 1 en 2 gezamenlijk als [A] c.s. of [A] ;
geïntimeerde sub 1 als AM Holding;
geïntimeerde sub 2 als [C] ;
geïntimeerde sub 3 als Eisendalhof;
geïntimeerden sub 2 en 3 gezamenlijk als [C] c.s. of [C] ;
geïntimeerde sub 4 als [D] ;
geïntimeerde sub 5 als Gerem;
geïntimeerden sub 4 en 5 gezamenlijk als [D] c.s. of [D] ;
geïntimeerde sub 6 als [E] ;
geïntimeerde sub 7 als Elbana;
geïntimeerden sub 6 en 7 gezamenlijk als [E] c.s. of [E] ;
geïntimeerde sub 8 als AM Exploitatie;
geïntimeerden sub 1 tot en met 8 als AM Holding c.s.

1.Het geding in hoger beroep

1.1
Voor het eerdere verloop van het geding verwijst de Ondernemingskamer naar haar arresten van 3 september 2019, 3 december 2019, 24 maart 2020, 14 juli 2020, 6 april 2021 en 30 november 2021 in deze zaak.
1.2
In het arrest van 3 september 2019 heeft de Ondernemingskamer overwogen dat de uittredingsvordering van [A] c.s. (zie 1.8 sub IV van dat arrest) toewijsbaar is en partijen in de gelegenheid gesteld zich uit te laten over de te benoemen deskundige en de aan de deskundige voor te leggen vraag.
1.3
In het arrest van 3 december 2019 heeft de Ondernemingskamer een onderzoek bevolen door L.H.M. Schaareman MSc MiF RV te Eindhoven (hierna: de deskundige) naar de waarde van alle aandelen in AM Holding per 1 september 2019, het bedrag dat het onderzoek ten hoogste mag kosten vastgesteld op € 55.000 exclusief btw, en bepaald dat [A] c.s. het voorschot ter zake van de kosten van de deskundige dient te voldoen.
1.4
In het arrest van 24 maart 2020 heeft de Ondernemingskamer het bedrag dat het onderzoek ten hoogste mag kosten op verzoek van de deskundige verhoogd tot € 70.288,90 inclusief btw. Daarvan maakt deel uit een bedrag van € 3.738,90 inclusief btw voor het laten uitvoeren van een waardering van een vastgoedobject van AM Holding. In het arrest van 14 juli 2020 heeft de Ondernemingskamer het bedrag dat het onderzoek ten hoogste mag kosten op verzoek van de deskundige verhoogd tot € 88.438,90 inclusief btw.
1.5
De deskundige heeft op 28 juli 2020 zijn rapport met betrekking tot de waarde van de aandelen in AM Holding per 1 september 2019 ter griffie van de Ondernemingskamer ingediend.
1.6
Op 4 februari 2021 heeft de deskundige een gespecificeerde slotdeclaratie ingediend van de werkzaamheden die hij en door hem ingeschakelde kantoorgenoten in verband met het onderzoek hebben verricht. Deze slotdeclaratie sluit op een totaalbedrag van € 84.700 inclusief btw. De slotdeclaratie gaat uit van een uurtarief van € 350 exclusief btw voor de deskundige en een kantoorgenoot voor interne review, en van € 250 exclusief btw voor overige kantoorgenoten. Nadat partijen in de gelegenheid zijn gesteld zich over deze slotdeclaratie uit te laten, heeft de Ondernemingskamer ontvangen:
  • het bericht van mr. Schreurs van 8 februari 2021 namens AM Holding c.s. dat de opgave van de deskundige correct is;
  • een bericht van mr. H. Kalsbeek van 12 februari 2021 namens [A] c.s. Volgens [A] c.s. is de slotdeclaratie globaal en is de onderbouwing van de in verband met het onderzoek verrichte werkzaamheden weinig transparant. Het gebrekkig aanleveren door AM Holding van informatie aan de deskundige heeft geleid tot additionele tijdbesteding door de deskundige, hetgeen niet voor rekening van [A] c.s. behoort te komen.
1.7
In het arrest van 6 april 2021 heeft de Ondernemingskamer, onder aanhouding van iedere verdere beslissing:
- [A] c.s. in de gelegenheid gesteld om zich bij akte uit te laten over:
a. de door AM Holding c.s. bij memorie na deskundigenbericht overgelegde producties 9 tot en met 13 met betrekking tot de verkoop van E&C (zie r.o. 2.9 sub d van dat arrest);
b. hetgeen is overwogen in r.o. 2.9 sub k van dat arrest over de schadevordering in verband met de aansprakelijkstelling van [A] c.s.;
c. hetgeen is overwogen in r.o. 2.12 van dat arrest over de levering van de door Arros gehouden aandelen in AM Holding; en
- AM Holding c.s. in de gelegenheid gesteld om zich bij akte uit te laten over:
a. hetgeen is overwogen in r.o. 2.9 sub j van dat arrest over de allocatie van de kosten van rechtsbijstand;
b. hetgeen is overwogen in r.o. 2.9 sub k van dat arrest over de schadevordering in verband met de aansprakelijkstelling van [A] c.s.;
c. hetgeen is overwogen in r.o. 2.12 van dat arrest over de levering van de door Arros gehouden aandelen in AM Holding.
1.8
In het arrest van 30 november 2021 heeft de Ondernemingskamer, na overwegingen te hebben gewijd aan elk van de in 1.7 genoemde onderwerpen, onder aanhouding van iedere verdere beslissing:
  • AM Holding bevolen alle facturen waarmee kosten van rechtsbijstand in rekening zijn gebracht die in de periode van 1 januari 2017 tot 1 september 2019 zijn gemaakt in verband met gerechtelijke procedures tegen [A] c.s. in het geding te brengen;
  • een onderzoek door een deskundige bevolen naar deze facturen;
  • [A] c.s. en AM Holding c.s. in de gelegenheid gesteld een akte te nemen.
1.9
Zowel [A] c.s. als AM Holding c.s. hebben op 21 december 2021 ieder afzonderlijk een akte als bedoeld in 1.8 ingediend. Op 1 februari 2022 hebben zij wederom ieder afzonderlijk een akte ingediend, waarbij zij tevens arrest hebben gevraagd.

2.De verdere beoordeling

2.1
In zijn rapport heeft de deskundige geconcludeerd dat de waarde van alle aandelen in AM Holding per 1 september 2019, berekend volgens de
discounted cash flow(DCF) methode € 3.125.000 bedraagt, met dien verstande dat de waarde beïnvloed kan worden door een aantal aspecten waaronder (1) de in aanmerking te nemen management fee, (2) de allocatie van de kosten van rechtsbijstand, (3) de uitkomsten van vorderingen van en op derden en (4) een mogelijk besluit tot verkoop van Cargofoor.
2.2
Over de inhoud van het deskundigenbericht hebben partijen zich uitgelaten: [A] c.s. bij memorie na deskundigenbericht van 8 september 2020 en AM Holding c.s. vervolgens bij memorie na deskundigenbericht van 20 oktober 2020. In haar arrest van 6 april 2021 heeft de Ondernemingskamer de in 2.1 genoemde aspecten en de door partijen tegen het deskundigenbericht aangevoerde bezwaren beoordeeld. In 2.3 tot en met 2.8 van dat arrest is overwogen – kort gezegd – dat diverse bezwaren tegen de door de deskundige gehanteerde uitgangspunten en grondslagen niet slagen. Vervolgens heeft de Ondernemingskamer (in 2.9 sub a tot en met k) diverse afzonderlijke onderwerpen besproken. De Ondernemingskamer heeft de deskundige gevolgd ter zake van:
  • de waardering van onroerend goed (2.9 sub a);
  • de door de deskundige gehanteerde management fee, waarbij hij een correctie heeft toegepast op de management fee die door AM Holding was geprognosticeerd. De Ondernemingskamer heeft [A] c.s. niet gevolgd in de door hen bepleite, verder gaande correctie op de management fee (2.9 sub b);
  • het, hoewel hij deze bedrijfseconomisch niet verantwoord acht, wel in aanmerking nemen van de vervangingsinvesteringen van € 350.000 in verband met de exploitatie van de Troydo-groeve (2.9 sub c);
  • het staken van de exploitatie van de Chansin-groeve door (een dochtervennootschap van) AM Holding en de wijze waarop het rollend materieel en de vaste installaties die nodig waren voor de exploitatie daarvan, in de waardering zijn betrokken (2.9 sub e);
  • de operationele kosten van de tankreinigingsinstallatie in verband met bedrijfsonderdeel Cargofoor, met inbegrip van het door de deskundige als uitgangspunt gehanteerde scenario van vervanging van deze installatie (2.9 sub f);
  • het uitgaan door de deskundige van de voorziening dubieuze debiteuren die AM Holding heeft getroffen ter zake van de vordering op de failliete vennootschap Meister GmbH (2.9 sub h);
  • de wijze waarop de vordering van AM Holding op [G] door de deskundige in aanmerking is genomen (2.9 sub i).
Verder heeft de Ondernemingskamer overwogen (zie 2.9 sub f) dat, nu geen van partijen noch de deskundige is uitgegaan van een verkoop van de Cargofoor-activiteiten waardoor (een deel) van de investering in een tankreinigingsinstallatie dan wel kosten voor tankreiniging niet zou dienen plaats te vinden, deze geen invloed heeft op de door de deskundige berekende waarde van de aandelen. Ter zake de claim van CVRH op AM Handel, die door de deskundige buiten zijn waardering was gelaten, heeft de Ondernemingskamer overwogen (zie 2.9 sub g) dat bij de vaststelling van de prijs van de over te dragen aandelen € 92.455 in aanmerking zal worden genomen bij de post ‘netto schuld’ in het deskundigenbericht. De Ondernemingskamer heeft [A] c.s. en/of AM Holding c.s. in de gelegenheid gesteld zich over de volgende onderwerpen uit te laten (zie hierboven 1.7): de verkoop van E&C, de allocatie van de kosten van rechtsbijstand en de schadevordering in verband met de aansprakelijkstelling van [A] c.s., alsook over de levering van de door Arros gehouden aandelen in AM Holding.
2.3
In haar arrest van 30 november 2021 heeft de Ondernemingskamer, naar aanleiding van de ontvangen uitlatingen als hiervoor bedoeld,
overwogen dat de Ondernemingskamer de deskundige volgt in diens opvatting dat de opbrengst van de verkoop door AM Holding van bedrijfsonderdeel E&C buiten de waardering van de aandelen dient te worden gelaten. Ook heeft de Ondernemingskamer de deskundige gevolgd waar hij rekening heeft gehouden met door AM Holding ter zake van E&C voor 2019 geprognosticeerde reorganisatiekosten van € 120.000 en met € 30.000 wegens leegstandsrisico van de E&C-ruimtes;
ter zake de allocatie van de kosten van rechtsbijstand beslist als hierboven onder 1.8 is weergegeven;
overwogen dat de prijs van de over te dragen aandelen in AM Holding zal worden bepaald op een vast deel en een uitgesteld deel. Het vaste deel van de prijs zal worden vastgesteld aan de hand van de waardering van de aandelen in het deskundigenbericht, zonder daarbij rekening te houden met de schadevergoedingsvorderingen in verband met de aansprakelijkstelling van [A] c.s. Het uitgestelde deel van de prijs zal nader worden vastgesteld, nadat in de bij de rechtbank Limburg aanhangige procedure over deze schadevergoedingsvorderingen een eindvonnis is gewezen;
overwogen dat de persoonlijke holdings van [C] , [D] en [E] ieder voor gelijke delen en daarnaast AM Holding hoofdelijk voor het geheel, mits de uitkomst van de balans- en liquiditeitstest daaraan niet in de weg staat, zullen worden veroordeeld tot overname van de door Arros gehouden aandelen in AM Holding tegen betaling van de vast te stellen prijs.
2.4
[A] c.s. en AM Holding c.s. hebben in hun aktes van 1 februari 2022 (zie hierboven 1.9) de Ondernemingskamer bericht dat zij overeenstemming hebben bereikt over de allocatie van de kosten van rechtsbijstand in het kader van de waardering van de aandelen in AM Holding met betrekking tot de hieronder in 2.6 genoemde ‘sub B-vorderingen’. Zij zijn overeengekomen dat een bedrag van € 95.000 in verband met kosten van rechtsbijstand aan deze vorderingen wordt toegerekend en dat 80% daarvan, te weten € 76.000, ten laste van Eisendalhof, Gerem en Elbana moet komen. Zij hebben de Ondernemingskamer eenparig verzocht daarvan uit te gaan bij het vaststellen van de prijs van de aandelen.
2.5
[A] c.s. hebben zich op het standpunt gesteld, zoals ook in hun akte van 21 december 2021, dat de kosten van rechtsbijstand van AM Holding c.s. die ten laste van AM Holding zijn gebracht in verband met gerechtelijke procedures tegen [A] c.s. substantieel hoger zijn dan het door de deskundige becijferde bedrag van € 376.000. Pas zodra dit totaalbedrag helder is, kan worden bepaald welke delen daarvan kunnen worden toegerekend aan de zogenoemde ‘sub A-vorderingen’ en ‘sub B-vorderingen’ (zie hieronder 2.6), ter zake waarvan de Ondernemingskamer in haar arrest van 6 april 2021 verschillende verdeelsleutels heeft gegeven, aldus [A] c.s.
2.6
De Ondernemingskamer overweegt dat het standpunt van [A] c.s. geen invloed kan hebben op de uitkomst van de uitgevoerde waardering van de aandelen in AM Holding. Vast staat dat de hier bedoelde kosten van rechtsbijstand alle ten laste van AM Holding zijn gebracht, terwijl die kosten betrekking hebben op vorderingen die zich materieel ten dele richten tegen de persoonlijke vennootschappen van [E] , [C] en [D] (zie 3.32 sub d van het arrest van 3 september 2019). Daarom was het nodig te bepalen welk deel van die kosten alsnog ten laste van [C] , [D] en [E] zou moeten komen en wat de invloed daarvan is op de waarde van de aandelen op de peildatum. In het arrest van 6 april 2021 heeft de Ondernemingskamer vervolgens geoordeeld dat met betrekking tot de allocatie van de kosten van rechtsbijstand in het kader van de waardering van de aandelen, een onderscheid moet worden gemaakt tussen:
A. de vorderingen van AM Holding, AM Exploitatie, AM Handel en AM België tegen (onder meer) [A] c.s., [H] en [I] tot schadevergoeding wegens onbehoorlijk bestuur en niet-nakoming van de managementovereenkomst door [A] c.s., niet-nakoming van de geheimhoudingsverplichting en onrechtmatig handelen door [H] en onrechtmatige concurrentie door [I] . De met deze vorderingen verband houdende kosten van rechtsbijstand behoren ten laste van AM Holding (en haar dochtervennootschappen) te komen en niet ten laste van (de persoonlijke holdings van) [C] , [D] en [E] .
B. de vorderingen van [A] c.s. tegen [C] c.s., [D] c.s. [E] c.s., AM Holding en AM Exploitatie primair tot – kort gezegd – nakoming van een volgens [A] c.s. overeengekomen aandelenruil, tot schadevergoeding wegens niet nakoming van die overeenkomst en subsidiair tot uittreding van Arros als aandeelhouder van AM Holding en voorts op vorderingen met betrekking tot de verhoging van de management fee per 1 juli 2014 en het niet uitkeren van dividend. De kosten van rechtsbijstand (in eerste aanleg en in hoger beroep) die met deze vorderingen verband houden, behoren in redelijkheid voor 80% ten laste te komen van (de persoonlijke holdings van) [C] , [D] en [E] en voor 20% ten laste van AM Holding (en haar dochtervennootschappen).
2.7
Partijen zijn het er blijkens hun aktes van 1 februari 2022 over eens dat de onder B bedoelde kosten € 95.000 bedragen en dat daarvan 80% (€ 76.000) in het kader van de waardering van de aandelen ten laste van Eisendalhof, Gerem en Elbana moet komen. De overige kosten zijn kosten onder A en deze behoren ten laste van AM Holding (en haar dochtervennootschappen) te blijven. Bij die stand van zaken is voor de vaststelling van de waarde van de aandelen op de peildatum niet langer van belang wat de totale omvang van de kosten van rechtsbijstand is geweest. Het bedrag van € 76.000 zal hierna bij de vaststelling van de waarde van de aandelen op de peildatum worden betrokken. De overige kosten van rechtsbijstand zijn terecht ten laste van AM Holding (en haar dochtervennootschappen) gebracht en als zodanig al door de deskundige bij de waardering van de aandelen op de peildatum betrokken. De waardering behoeft op dat punt dan ook geen correctie meer. Het onder 2.5 genoemde standpunt van [A] c.s. behoeft om die reden geen verdere bespreking.
2.8
De Ondernemingskamer concludeert dat de door de deskundige berekende waarde van alle aandelen in AM Holding van € 3.125.000 per 1 september 2019, op basis van het voorgaande aanpassing behoeft:
  • door ter zake van de claim van CVRH op AM Handel, die door de deskundige buiten zijn waardering was gelaten, € 92.455 in aanmerking te nemen en;
  • door € 76.000 aan kosten van rechtsbijstand die ten laste van AM Holding waren gebracht, alsnog ten laste van Eisendalhof, Gerem en Elbana te brengen.
2.9
De in 2.8 genoemde bedragen van € 92.455 en € 76.000 dienen te worden betrokken in de door de deskundige berekende netto schuldpositie van AM Holding op de peildatum. Dit leidt er per saldo toe dat een extra bedrag van € 16.455 op de ondernemingswaarde van AM Holding in mindering dient te worden gebracht, zodat de waarde van de aandelen in AM Holding per 1 september 2019 € 3.108.545 is.
2.1
Aangezien Arros een kwart van de aandelen in AM Holding houdt, bedraagt de voor het overnemen daarvan te betalen prijs € 777.136,25 per 1 september 2019. Dit is het hierboven in 2.3 sub 3 bedoelde vaste deel van de prijs, waarbij nog geen rekening is gehouden met de schadevergoedingsvorderingen in verband met de aansprakelijkstelling van [A] c.s. De Ondernemingskamer zal thans Eisendalhof, Gerem en Elbana ieder voor gelijke delen en daarnaast AM Holding hoofdelijk voor het geheel, mits de uitkomst van de balans- en liquiditeitstest daaraan niet in de weg staat, veroordelen tot overname van de door Arros gehouden aandelen tegen betaling van deze prijs. Ter compensatie van het nadeel dat Arros lijdt doordat zij de koopprijs beduidend later ontvangt dan 1 september 2019, de datum die op grond van het arrest van 3 september 2019 als peildatum voor de waardebepaling is gehanteerd, zal de Ondernemingskamer een vergoeding vaststellen ter hoogte van de wettelijke rente over de koopprijs vanaf 1 september 2019.
2.11
De deskundige heeft een bedrag van € 84.700 inclusief btw in rekening gebracht voor door hem en door hem ingeschakelde kantoorgenoten in verband met het onderzoek verrichte werkzaamheden. Hij heeft, zo overweegt de Ondernemingskamer, de vanwege het onderzoek gemaakte kosten voldoende toegelicht door middel van de in 1.6 genoemde slotdeclaratie, die in toereikende mate is gespecificeerd. De daarin gehanteerde uurtarieven zijn niet onredelijk, gezien de aard en omvang van de zaak, de te verrichten onderzoekswerkzaamheden en de kennis en ervaring van de deskundige. Ook overigens komt het bedrag aan onderzoekskosten de Ondernemingskamer niet onredelijk voor. Naast de slotdeclaratie heeft de deskundige recht op vergoeding van het in 1.4 genoemde bedrag van € 3.738,90 inclusief btw voor het laten uitvoeren van een waardering van een vastgoedobject, nodig voor het onderzoek van de deskundige. De Ondernemingskamer gaat derhalve uit van een totaalbedrag aan kosten van de deskundige van € 88.438,90 inclusief btw.
2.12
De Ondernemingskamer heeft in haar arrest van 6 april 2021 overwogen (in 2.11) dat elk van de vier broers (dan wel hun persoonlijke holdings) een kwart van de kosten van het deskundigenbericht zal dragen. De Ondernemingskamer ziet geen aanleiding om, zoals [A] c.s. hebben verzocht, daarvan af te wijken. [A] c.s. hebben een voorschot ter grootte van de kosten ad € 88.438,90 aan de deskundige betaald. Dit leidt ertoe dat [C] en Eisendalhof, [D] en Gerem en [E] en Elbana zullen worden veroordeeld ieder een kwart van dit bedrag aan [A] c.s. te betalen.
2.13
De overige beslissingen, waaronder die over het uitgestelde deel van de prijs van de aandelen en de proceskosten, zullen worden aangehouden, tot in de bij de rechtbank Limburg aanhangige procedure over de schadevergoedingsvorderingen in verband met de aansprakelijkstelling van [A] c.s. een eindvonnis is gewezen. De Ondernemingskamer zal de zaak in afwachting daarvan ambtshalve op de rol doorhalen. Ieder van partijen kan indien daartoe aanleiding is de zaak weer op de rol doen plaatsen voor het nemen van een akte in verband met het hierboven onder 2.3 sub 3 vermelde, nadat in de bij de rechtbank Limburg aanhangige procedure eindvonnis is gewezen.

3.De beslissing

de Ondernemingskamer:
vernietigt het tussen partijen gewezen vonnis van de rechtbank Limburg van 6 september 2017 met zaak-/rolnummer C/03/231360 HA ZA 17-072, voor zover daarbij de uittredingsvordering van [A] en Beheermaatschappij Arros B.V. is afgewezen;
en in zoverre opnieuw rechtdoende;
veroordeelt Eisendalhof B.V., Beheermaatschappij Gerem B.V. en Elbana Beheer B.V. ieder voor gelijke delen en daarnaast [B] hoofdelijk voor het geheel, mits de uitkomst van de balans- en liquiditeitstest daaraan niet in de weg staat, tot overname van de aandelen die Beheermaatschappij Arros B.V. houdt in [B] en veroordeelt Beheermaatschappij Arros B.V. tot levering van die aandelen, een en ander binnen twee maanden na betekening van dit arrest, op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 10.000 per dag dat Eisendalhof B.V., Beheermaatschappij Gerem B.V. en Elbana Beheer B.V. onderscheidenlijk [B] nala(a)t(en) om aan deze veroordeling gevolg te geven, tot een maximum van € 1.000.000;
stelt het bedrag dat Eisendalhof B.V., Beheermaatschappij Gerem B.V. en Elbana Beheer B.V. onderscheidenlijk [B] ter zake van de overname dienen/dient te voldoen vooralsnog vast op € 777.136,25, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 1 september 2019 tot aan de betaling en veroordeelt Eisendalhof B.V., Beheermaatschappij Gerem B.V. en Elbana Beheer B.V. ieder voor gelijke delen en daarnaast [B] hoofdelijk voor het geheel, mits de uitkomst van de balans- en liquiditeitstest daaraan niet in de weg staat, tot betaling van dit bedrag aan Beheermaatschappij Arros B.V., gelijktijdig met de levering van de aandelen;
bepaalt dat de kosten voor de deskundige ten bedrage van in totaal € 88.438,90, inclusief verschuldigde omzetbelasting, ten laste komen van [A] en Beheermaatschappij Arros B.V., [C] en Eisendalhof B.V., [D] en Beheermaatschappij Gerem B.V. alsmede [E] en Elbana Beheer B.V., voor iedere broer (en holdingmaatschappij samen) voor één vierde deel;
stelt vast dat [A] en Beheermaatschappij Arros B.V. deze kosten met de betaling van de voorschotten hebben voldaan en veroordeelt respectievelijk [C] en Eisendalhof B.V., [D] en Beheermaatschappij Gerem B.V. alsmede [E] en Elbana Beheer B.V. ieder tot betaling van een kwart van deze kosten, zijnde € 22.109,73 inclusief verschuldigde omzetbelasting, aan [A] en/of Beheermaatschappij Arros B.V.;
verklaart dit arrest in zoverre uitvoerbaar bij voorraad;
houdt iedere verdere beslissing aan;
haalt de zaak ambtshalve door;
bepaalt dat de meest gerede partij de zaak weer op de rol kan doen plaatsen voor het nemen van een akte als bedoeld onder 2.13.
Dit arrest is gewezen door mr. A.W.H. Vink, voorzitter, mr. M.M.M. Tillema en mr. A.J. Wolfs, raadsheren, en prof. dr. M.N. Hoogendoorn RA en dr. M.J.R. Broekema RV, raden, in tegenwoordigheid van mr. F.L.A. Straathof, griffier, en door de rolraadsheer in het openbaar uitgesproken op 24 mei 2022.