ECLI:NL:GHAMS:2022:1903

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
16 juni 2022
Publicatiedatum
30 juni 2022
Zaaknummer
23-001856-21
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling wegens bezit en verwerking van cocaïne met bewijsoverwegingen

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 16 juni 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Amsterdam. De verdachte was eerder veroordeeld voor het bezit en de verwerking van cocaïne. Het hof heeft het vonnis van de rechtbank vernietigd en is tot een andere bewezenverklaring gekomen. De tenlastelegging omvatte onder andere het opzettelijk bewerken en verwerken van cocaïne in de periode van 1 september 2020 tot en met 23 februari 2021, alsook mishandeling van de levensgezel van de verdachte. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte op 23 februari 2021 in zijn woning is aangehouden, waar aanzienlijke hoeveelheden cocaïne en druggerelateerde goederen zijn aangetroffen. De verdachte heeft verklaard dat de aangetroffen spullen van hem zijn en dat hij deze gebruikte voor het versnijden van cocaïne. Het hof oordeelde dat de verdachte niet alleen op de dag van aanhouding, maar gedurende de gehele tenlastegelegde periode cocaïne heeft bewerkt en verwerkt. De bewezenverklaring is gebaseerd op de aangetroffen goederen, sporen van wit poeder en foto's op de telefoon van de verdachte. Het hof heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van twaalf maanden, waarvan twee maanden voorwaardelijk, en heeft rekening gehouden met de ernst van de feiten en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. De verdachte is ook veroordeeld voor mishandeling van zijn levensgezel, wat extra gewicht aan de strafoplegging gaf. Het hof heeft de verbeurdverklaring van in beslag genomen voorwerpen gelast en de teruggave van een geldbedrag aan de verdachte bevolen.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-001856-21
datum uitspraak: 16 juni 2022
TEGENSPRAAK
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Amsterdam van 11 juni 2021 in de strafzaak onder parketnummer 13-051762-21 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] ([geboorteland]) op [geboortedag] 1982,
adres: [adres].

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van
16 maart 2022, 2 juni 2022 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het
Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Het Openbaar Ministerie heeft hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen de verdachte en de raadsman naar voren hebben gebracht.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is tenlastegelegd dat:
1.
hij in of omstreeks de periode vanaf 1 september 2020 tot en met 23 februari 2021 te Amsterdam, opzettelijk heeft bewerkt en/of verwerkt, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad, 0,99 kilogram, in elk geval een of meerdere (grote) hoeveelheden van een materiaal bevattende cocaine, zijnde cocaine een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
2.
hij op of omstreeks 23 februari 2021 te Amsterdam om een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, te weten het opzettelijk bereiden, bewerken, verwerken, verkopen, afleveren, verstrekken en/of vervoeren van een of meerdere hoeveelheden cocaïne, zijnde cocaïne een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I, in elk geval een of meer hoeveelheden van een materiaal bevattende een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I, voor te bereiden en/of te bevorderen, opzettelijk
  • een of meerdere (grote) hoeveelheden van in totaal 0,99 kilogram cocaïne en/of
  • een of meerdere (grote) hoeveelheden versnijdingsmiddel(en) en/of
  • een of meerdere (grote) hoeveelheden aceton en/of ammoniak en/of oplosmiddel(len) en/of alcohol,
  • (een) persframe(s) en/of (een) persmal(len) met logo en/of
  • een droogton en/of een centrifuge en/of een magnetron,
voorhanden heeft gehad, waarvan verdachte wist of ernstige redenen had te vermoeden dat zij bestemd was/waren tot het plegen van dat/die feit(en);
3.
hij op of omstreeks 21 februari 2021 te Amsterdam, zijn levensgezel, [slachtoffer], heeft mishandeld door haar te slaan en/of tegen haar stuitje en/of bil, in elk geval tegen haar (onder)lichaam, te schoppen en/of haar in en/of uit een/de auto te duwen en/of te trekken.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat het hof tot een andere bewezenverklaring
komt dan de rechtbank.

Bewijsoverweging ten aanzien van feit 1

Standpunt van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van de gehele tenlastegelegde periode en heeft daartoe aangevoerd dat in de woning de ‘CO2 melder’ was afgeplakt en veel druggerelateerde goederen en grote hoeveelheden chemicaliën, versnijdingsmiddelen en stoffen zijn aangetroffen, waaruit blijkt dat de verdachte al langer bezig was met het bereiden van cocaïne dan alleen op die bewuste dag.
Oordeel van het hof
De verdachte is op 23 februari 2021 aangehouden in zijn woning. Volgens de verklaring van de verdachte in hoger beroep is de woning in september 2020 opgeleverd. De verdachte heeft verklaard dat de spullen die in de woning zijn aangetroffen, van hem zijn en dat de versnijdingsmiddelen bedoeld waren voor het versnijden van cocaïne, waarvan bijna een kilo is aangetroffen. Behalve versnijdingsmiddelen (bijvoorbeeld een ton levasimol van 25 kg waar nog ongeveer 10 kg in zat) heeft de politie op diverse plaatsen in de woning goederen (waaronder een magnetron, pers en persmal met logo’s) en chemicaliën aangetroffen waarvan bekend is dat deze – in combinatie – gebruikt worden om cocaïne te bewerken of verwerken. Daarnaast zijn op verschillende plekken en goederen sporen van wit poeder aangetroffen. Tenslotte zijn op de telefoon van de verdachte foto’s van wit poeder en van ingrediënten aangetroffen, ingrediënten die nodig zijn bij het bewerken of verwerken van cocaïne. Deze afbeeldingen zijn gemaakt tussen september 2020 en februari 2021.
Deze feiten en omstandigheden zijn naar het oordeel van het hof redengevend voor het bewijs dat de verdachte, niet enkel op 23 februari 2021, maar in de gehele ten laste gelegde periode cocaïne heeft bewerkt en/of verwerkt, terwijl de verdachte geen aannemelijke verklaring heeft gegeven die vorenstaande conclusie zou ontzenuwen. Desgevraagd heeft de verdachte in hoger beroep niet willen verklaren hoe lang de aangetroffen spullen in zijn woning lagen. De verklaring van de verdachte dat hij nog niet eerder had ‘gemixt’ (het hof begrijpt: cocaïne had versneden) acht het hof, gelet op de aangetroffen goederen en het sporenbeeld, ongeloofwaardig. Het hof acht het feiten zoals ten laste is gelegd, dan ook wettig en overtuigend bewezen.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1, 2 en 3 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
1.
hij in de periode vanaf 1 september 2020 tot en met 23 februari 2021 te Amsterdam, opzettelijk heeft bewerkt en/of verwerkt een of meerdere hoeveelheden van een materiaal bevattende cocaïne;
2.
hij op 23 februari 2021 te Amsterdam om een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, te weten het opzettelijk bereiden, bewerken, verwerken, van een of meerdere hoeveelheden cocaïne, voor te bereiden en te bevorderen, opzettelijk
- een hoeveelheden van in totaal 0,99 kilogram cocaïne,
- een of meerdere hoeveelheden versnijdingsmiddelen,
- een of meerdere hoeveelheden aceton en ammoniak en oplosmiddelen en alcohol,
- een persframe en een persmal met logo,
- een droogton en een magnetron,
voorhanden heeft gehad, waarvan verdachte wist dat zij bestemd waren tot het plegen van dat feit;
3.
hij op 21 februari 2021 te Amsterdam, zijn levensgezel, [slachtoffer], heeft mishandeld door haar te slaan en tegen haar stuitje en bil te schoppen en haar in en uit de auto te duwen en te trekken.
Hetgeen onder 1, 2 en 3 meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het bewezenverklaarde is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het eventueel instellen van beroep in cassatie zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het onder 1, 2 en 3 bewezenverklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het onder 1 bewezenverklaarde levert op:
opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2 onder B van de Opiumwet gegeven verbod.
Het onder 2 bewezenverklaarde levert op:
om een feit, bedoeld in het vierde lid van artikel 10 van de Opiumwet, voor te bereiden of te bevorderen, voorwerpen voorhanden hebben, waarvan hij weet of ernstige reden heeft om te vermoeden dat zij bestemd zijn tot het plegen van dat feit.
Het onder 3 bewezenverklaarde levert op:
mishandeling, begaan tegen zijn levensgezel.

Strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is strafbaar, omdat geen omstandigheid aannemelijk is geworden die de strafbaarheid ten aanzien van het onder 1, 2 en 3 bewezenverklaarde uitsluit.

Oplegging van straf

De rechtbank Amsterdam heeft de verdachte voor het in eerste aanleg bewezenverklaarde veroordeeld
tot taakstraf voor de duur van 240 uren subsidiair 120 dagen hechtenis, met aftrek van voorarrest en een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van negen (9) maanden, met een proeftijd van twee jaren.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van twaalf (12) maanden, waarvan twee (2) maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren en aftrek van voorarrest.
De raadsman heeft het hof verzocht bij de strafoplegging rekening te houden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Hij heeft daartoe aangevoerd dat de verdachte first offender is en hij zijn ex-partner ondersteunt met de zorg van hun vier minderjarige kinderen, aangezien zij vanwege fysieke klachten niet in staat is de zorg alleen te dragen. Voorts is naar voren gebracht dat de verdachte mantelzorger is voor zijn vader en dat een onvoorwaardelijke gevangenisstraf zal leiden tot verlies van zijn vaste baan en huisvesting. Om die redenen heeft de raadsman het hof verzocht een taakstraf op te leggen met een forse voorwaardelijke gevangenisstraf, zoals in eerste aanleg is opgelegd.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen (deels) onvoorwaardelijke gevangenisstraf bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het bewerken van cocaïne in een periode van ruim vijf maanden, en het aanwezig hebben van een hoeveelheid cocaïne. Het bewerken van cocaïne vormt een belangrijke en onmisbare schakel bij de handel en verkoop van cocaïne. De verdachte had een
cocaïne-lab in zijn woning, met alle mogelijke gevaren van dien voor hemzelf, anderen en de omgeving. Daarnaast gaat het wassen van cocaïne vaak gepaard met milieuschade, veroorzaakt door het dumpen van afvalstoffen, en explosiegevaar van de chemisch instabiele stoffen die bij het wassen van de cocaïne worden gebruikt.
Gebruik van harddrugs – in dit geval cocaïne – is zeer schadelijk voor de gezondheid en de financiering ervan gaat vaak gepaard met diverse vormen van criminaliteit. De productie, verspreiding van en handel in harddrugs zijn in handen van en een voedingsbodem voor zware, georganiseerde criminaliteit. De verdachte heeft zich van deze negatieve effecten niets aangetrokken en heeft zich enkel laten leiden door zijn eigen financiële gewin.
Daarnaast heeft de verdachte zich schuldig gemaakt aan mishandeling van zijn levensgezel. Aan huiselijk geweld moet zwaar worden getild. Juist binnen de relationele sfeer dienen veiligheid, vertrouwen en lichamelijke integriteit een gegeven te zijn. Daarbij hebben de kinderen van verdachte en het slachtoffer gezien hoe hun vader hun moeder sloeg. Het is een feit van algemene bekendheid dat het op jonge leeftijd getuige zijn van geweld tussen ouders, diepe sporen kan achterlaten in de verdere ontwikkeling van kinderen.
Naar het oordeel van het hof kan gelet op de ernst van het bewezenverklaarde in de verhouding tot andere strafbare feiten, zoals onder meer tot uitdrukking komt in het hierop gestelde wettelijk strafmaximum en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd, niet worden volstaan met een andere of lichtere sanctie dan een straf die onvoorwaardelijke vrijheidsbeneming met zich brengt. Het hof ziet in de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals deze naar voren zijn gekomen tijdens het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep, geen zodanig bijzondere of relevante feiten of omstandigheden dat het hof oplegging van een andere strafmodaliteit aangewezen acht. Ook overigens is het hof niet gebleken van dergelijke feiten of omstandigheden.
Alles afwegend, is het hof van oordeel dat de door de advocaat-generaal gevorderde straf passend en geboden is. Het hof zal aan verdachte opleggen een gevangenisstraf van twaalf (12) maanden, waarvan
twee (2) maanden voorwaardelijk, met aftrek van het reeds ondergane voorarrest.
Tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de veroordeelde in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma, als bedoeld in artikel 4 Penitentiaire beginselenwet.

In beslag genomen voorwerpen

Onder verdachte zijn de voorwerpen zoals genoemd op de beslaglijst in beslag genomen.
Verbeurdverklaring
Het onder 1 en 2 tenlastegelegde en bewezenverklaarde is begaan met behulp in beslag genomen en niet teruggegeven voorwerpen, te weten de voorwerpen: 2 tot en met 21, 38 en 39 en 43 tot en met 47.
Zij behoren de verdachte toe. Zij zullen daarom worden verbeurdverklaard.
Onttrekking aan het verkeer
De hierna te noemen in beslag genomen voorwerpen, die nog niet zijn teruggegeven, genoemd onder
22 tot en met 37 en 40 tot en met 42, behoren aan de verdachte toe. Zij zijn bij gelegenheid van het onderzoek naar het onder 1 en 2 begane misdrijf aangetroffen. Zij zullen worden onttrokken aan het verkeer aangezien zij van zodanige aard zijn, dat het ongecontroleerde bezit van die voorwerpen in strijd is met het algemeen belang en/of de wet en zij kunnen dienen tot het begaan van soortgelijke feiten.
Teruggave aan verdachte
Het onder de verdachte in beslag genomen en nog niet teruggegeven geldbedrag genoemd onder 1, te weten € 352,95, dient te worden teruggegeven aan de verdachte, aangezien geen voor verbeurdverklaring vereist verband met het onder 1 en 2 bewezenverklaarde als bedoeld in artikel 33a van het Wetboek van Strafrecht kan worden aangenomen en de verdachte redelijkerwijs als rechthebbende moet worden aangemerkt.
Bewaren ten behoeve van de rechthebbende
Aangezien de in beslag genomen GSM, op de beslaglijst vermeld onder 48, die is aangetroffen ter gelegenheid van het onderzoek ter zake van een op de verdachte rustende verdenking, niet aan de verdachte toebehoort, zal het hof de bewaring ten behoeve van de rechthebbende van dit in beslag genomen goed gelasten.
Teruggave aan [naam]
De onder de verdachte in beslag genomen en nog niet teruggegeven auto, genoemd onder 49, moet worden teruggegeven aan [naam], de rechtmatige eigenaar van de auto.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 2, 10 en 10a van de Opiumwet en de artikelen 14a, 14b, 14c, 33, 33a, 36b, 36d, 300 en 304 van het Wetboek van Strafrecht.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1, 2 en 3 tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1, 2 en 3 bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
12 (twaalf) maanden.
Bepaalt dat een gedeelte van de gevangenisstraf, groot
2 (twee) maanden, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Verklaart verbeurdde in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten:
- 2. 10 STK Sticker
- 3. 1 STK Koffer
- 4. 36 STK Plakband
- 5. 1 STK Tas
- 6. 1 STK Gereedschap
- 7. 26 STK Plakband
- 8. 16 STK Hout
- 9. 1 STK Sticker
- 10. 1 STK Zak
- 11. 2 STK Zak
- 12. 16 STK IJzer
- 13.6 STK Mes
- 14. 1 STK Handschoen
- 15. 1 STK Keukenmachine
- 16. 1 STK Schuurpapier
- 17. 22 STK Speelgoed
- 18. 1 STK Tas
- 19. 1 STK Gereedschap
- 20. I STK Gereedschap
- 21. 1 STK Gereedschap
- 38. 11 STK Behang
- 39. 1 STK Papier
- 43. 2 STK Handschoen
- 44. 1 STK Handschoen
- 45. 1 STK Handschoen
- 46. 1 STK Handschoen
- 47. 1 STK GSM.
Beveelt de
onttrekking aan het verkeervan de in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten:
- 22. 1 STK Verdovende Middelen
- 23. 1 STK Verdovende Middelen
- 24. 1 STK Verdovende Middelen
- 25. 1 STK Verdovende Middelen
- 26. 1 STK Verdovende Middelen
- 27. 1 STK Verdovende Middelen
- 28. 1 STK Verdovende Middelen
- 29. 1 STK Verdovende Middelen
- 30. 1 STK Verdovende Middelen
- 31. 1 STK Verdovende Middelen
- 32. 1 STK Verdovende Middelen
- 33. 1 STK Verdovende Middelen
- 34. 1 STK Verdovende Middelen
- 35. 1 STK Verdovende Middelen
- 36. 1 STK Verdovende Middelen
- 37. 1 STK Verdovende Middelen
- 40. 1 STK Verdovende Middelen
- 41. 1 STK Verdovende Middelen
- 42. 1 STK Verdovende Middelen.
Gelast de
teruggaveaan de verdachte van het in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerp, te weten:
- 1. 352,95 EUR.
Gelast de
teruggaveaan [naam] van het in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerp, te weten:
- 49. 1 STK Personenauto [kenteken].
Gelast de bewaring ten behoeve van de rechthebbendevan het in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerp, te weten:
- 48. 1 STK GSM.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. S. Clement, mr. J. Piena en mr. M.J. Dubelaar, in tegenwoordigheid van mr. P.E. de Wildt, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 16 juni 2022.
mr. J. Piena en mr. M.J. Dubelaar zijn buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.