Rabobank-medewerker 2:
“(…) Een going concern scenario was eigenlijk al buiten beeld toen we de bespreking van 16 oktober 2014 in gingen. (…) [Rabobankmedewerker 1] had geregeld dat wij, indien dit nodig mocht zijn, de benodigde documentatie konden opmaken en fiattering kon verkrijgen tijdens de bespreking indien Hobo niet langer solvent kon blijven. Die dag werd ons duidelijk dat Hobo inderdaad niet langer levensvatbaar was. U vraagt hoe wij tot deze conclusie kwamen. De betrokkenen hadden er gewoon geen vertrouwen meer in. Met de betrokkenen bedoel ik zowel [ [broer 1] , [broer 2] en [vader] ]
als de aanwezigen aan de zijde van de bank. We waren het er allemaal over eens dat [ [broer 1] , [broer 2] en [vader] ] beter geen geld meer in de onderneming kon[den] stoppen.
Toen we de brief met de convenanten tekenden was het idee dat er een turn around
bewerkstelligd zou worden. Hobo Holding was echt bezig om de vestigingen weer
levensvatbaar te maken. Op het moment dat werd besloten er geen eigen geld meer in te stoppen was het klaar. Wij hebben toen als bank gezegd dat er vanuit ons geen extra
financiering zou komen. Ik weet niet of dit alleen tijdens de bespreking van 16 oktober 2014 of ook al eerder door de bank is gezegd. De reactie hierop aan de zijde van Hobo Holding was emotioneel. Er is toen geschorst. Na de schorsing werd de conclusie getrokken dat er alleen met medewerking van [ [broer 1] , [broer 2] en [vader] ] op een goede manier gestopt kon worden. (…)
Tijdens het overleg op 16 oktober 2014 is er gesproken over de mogelijkheid van een
doorstart. Wij zagen daar geen brood in.
(…) voor de bespreking van 16 oktober 2014 [was] voor ons duidelijk dat we geen doorstart of het scenario van een going concern wilden. We wisten dat we die dag de voorraad in vuistpand wilden nemen. Daarom had [Rabobankmedewerker 1] ook een collega gevraagd beschikbaar te zijn voor het geval het nodig was een akte op te laten maken. Ik denk dat je wel kan zeggen dat we van plan waren om de financiering op die dag te beëindigen. De voornaamste strategie van Rabobank was om de voorraad in vuistpand te nemen. Er moest een wonder gebeuren voor de Rabobank om deze voorraad niet in vuistpand te nemen, bijvoorbeeld door ons af te lossen. Het geld dat ze nodig zouden hebben om door te gaan zouden ze echter niet van de Rabobank gefinancierd krijgen. Er was een ‘konijn uit de hoge hoed’ nodig om niet tot een beëindiging van de financiering te komen.
Ik weet niet of er tijdens de bespreking van 16 oktober 2014 nog andere opties zijn
besproken. Hobo heeft geen reddingsplan gepresenteerd. Er is tijdens deze bespreking niet aan Rabobank gevraagd om extra financiering. (…)
U vraagt mij naar de bedoeling van de bespreking van 16 oktober 2014. Ik denk dat dit was om het standpunt van de Rabobank over de toekomst van de onderneming en de financiering uiteen te zetten. Daarnaast wilde Rabobank graag medewerking van Hobo voor de in vuistpandneming van de voorraad. (…)
Vanuit mijn perceptie was het niet de bedoeling om die dag de praten over een going concern scenario of een doorstart scenario.
U vraagt mij wie er heeft besloten dat de financiering gestopt zou worden. Ik denk dat met name [broer 2] heeft geprobeerd om het plan over de turn around uit te leggen. Ergens tijdens de bespreking hebben we, alle aanwezigen, de conclusie getrokken dat dit plan geen zin had. We zijn in de bespreking vrij snel tot dit standpunt gekomen. Er was aan beide zijden van tafel geen draagvlak meer om door te gaan. Daarna kwam pas de emotie bij [ [broer 1] , [broer 2] en [vader] ]. (…)
U houdt mij voor dat standpunt van Rabobank is dat zij tot onmiddellijke opzegging zijn overgegaan omdat [ [vader] ] in het gesprek van 16 oktober zou hebben gezegd dat zij het bedrijf wilden beëindigen. U vraagt mij om een reactie. Zo zwart wit zou ik het niet willen stellen. Wij wilden ook gewoon stoppen. Het is niet zo dat de Rabobank de
financiering heeft opgezegd omdat [ [broer 1] , [broer 2] en [vader] ] zei dat zij wilden stoppen. (…)
Rabobankmedewerker 1 heeft mij vorig jaar gebeld met de mededeling dat deze zaak speelde en dat ik misschien zou worden opgeroepen om te getuigen. Hij vroeg mij toen of ik hen wilde helpen. Ik heb toen aangegeven dat ik dat niet wilde.”