Uitspraak
GERECHTSHOF AMSTERDAM
1.Het geding in hoger beroep
2.Verdere beoordeling
Client Acceptation Forms(hierna: CAF-formulieren). In de tussenbeschikking heeft het hof geoordeeld dat, anders dan [appellant] heeft betoogd, de door de kantonrechter gegeven en geformuleerde bewijsopdracht juist is. ABE heeft ter uitvoering van deze bewijsopdracht op 9 maart 2020 [D] en [A] als getuigen doen horen en [E] (hierna: [E] ) als partijgetuige. Nadat [appellant] afstand had gedaan van het recht om in contra-enquête getuigen te doen horen heeft de kantonrechter bij beschikking van 7 mei 2020 als vaststaand aangenomen dat [appellant] opdracht heeft gegeven aan (tenminste) [D] en [A] om handtekeningen van cliënten uit oude dossiers te knippen en te plakken in de CAF-formulieren.
[appellant] liet mij zien hoe ik de handtekeningen moest kopiëren. [E] zei als ik niet zo zou werken, dat ik dan weg moest. (…)
compliance officerwist, althans had [appellant] moeten weten, dat voornoemde handelwijze niet was toegestaan. Dat klemt temeer daar ABE sinds 2016 onder verscherpt toezicht van stond van De Nederlandsche Bank (hierna: DNB). Eind 2017 heeft DNB aan ABE bestuurlijke boetes opgelegd vanwege schending van verplichtingen uit hoofde van de Wet ter voorkoming van witwassen en financieren van terrorisme (hierna: Wwft). Begin 2018 heeft DNB een integriteitsonderzoek bij ABE uitgevoerd waarbij opnieuw is vastgesteld dat de wettelijke vereisten met betrekking tot het cliëntenonderzoek structureel en stelselmatig niet werden nageleefd. Naar aanleiding hiervan heeft ABE een
Improvement Plan of Actionopgesteld waarvan onder meer onderdeel was een analyse achteraf van hoog risico-cliëntendossiers. Deze analyse bestond uit het opnieuw identificeren van de hoog risico-cliënten door middel van het invullen van een CAF-formulier dat door de desbetreffende cliënt diende te worden ondertekend. Het invullen van de CAF-formulieren werd gedaan door baliemedewerkers werkzaam bij de vestigingen [plaats A] , [plaats B] en [plaats D] . Ter uitvoering van de analyse is begin 2019 een taskforce ingesteld onder de naam
Cellule de reviewwaarvan onder anderen [appellant] lid was. Tegen deze achtergrond en de grote belangen die voor ABE op het spel stonden is het opdracht geven tot, althans uitleg geven over het kopiëren van handtekeningen van cliënten op oude documenten in/naar CAF-formulieren (waardoor de analyse achteraf van de hoog risico-cliëntendossiers in feite illusoir wordt) aan te merken als verwijtbaar handelen in de zin van artikel 7:669 lid 3 sub e BW. De kantonrechter is derhalve terecht tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst op die grond overgegaan. Aan het voorwaardelijke verzoek van ABE tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst op grond van artikel 7:669 lid 3 sub g BW wordt niet toegekomen. De handelwijze van [appellant] dient, mede gelet op de aard en omvang, te worden gekwalificeerd als ernstig verwijtbaar handelen aangezien met het knippen en plakken van handtekeningen van cliënten de identiteit van de cliënten niet opnieuw werd geverifieerd hoewel dat de bedoeling was van de ter zake geldende regelgeving. Hieruit volgt dat de kantonrechter ex artikel 7:671b lid 9 aanhef en sub b BW het einde van de arbeidsovereenkomst heeft kunnen bepalen op een eerder tijdstip, zijnde 1 juni 2020. Krachtens artikel 7:673 lid 7 sub c BW is ABE geen transitievergoeding aan [appellant] verschuldigd en het hof ziet niet in waarom het niet toekennen van de transitievergoeding naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar zou zijn (artikel 7:673 lid 8 BW), zoals door [appellant] gesteld. De ontbinding van de arbeidsovereenkomst is niet het gevolg van ernstig verwijtbaar handelen van ABE ex artikel 7:671b lid 9 aanhef en sub c BW, zodat [appellant] ook geen recht heeft op een billijke vergoeding.