2.De feiten
De rechtbank heeft in het bestreden vonnis onder 2.1 tot en met 2.20 de feiten vastgesteld die zij tot uitgangspunt heeft genomen. Deze feiten zijn in hoger beroep niet in geschil en dienen derhalve ook het hof als uitgangspunt. Zij luiden als volgt.
a. [appellant] was een van de twee vennoten van de vennootschap onder firma “ [A] ” (hierna: de vof van [appellant] ). De andere vennoot van deze vof was de echtgenote van [appellant] , [B] .
b. [geïntimeerde] is een vennootschap waarvan [C] (hierna: [C] ) bestuurder is. [geïntimeerde] wordt vertegenwoordigd door [geïntimeerde] (hierna: [geïntimeerde] ), een zoon van [C] .
c. [geïntimeerde] is ook (mede-)bestuurder [D] Holding B.V. (hierna: [D] ).
d. De vof van [appellant] heeft op 27 januari 2006 van [geïntimeerde] een in [vestigingsplaats] gelegen loods gekocht (hierna: de loods van [appellant] ). In de volgende situatieschets, die als bijlage bij de akte van levering van de loods van [appellant] van 20 februari 2006 (hierna: de leveringsakte) is gevoegd, is de loods van [appellant] aangeduid met kruisarcering:
e. Met artikel 7 van de leveringsakte is de volgende aanbiedingsverplichting overeengekomen:
Bij een voorgenomen vervreemding van (een gedeelte van) het aan verkoper ( [geïntimeerde] ., voornoemd) in eigendom verblijvende gedeelte van de loods (hierna te noemen: de loods) – welk gedeelte schetsmatig met letter A is aangegeven op gemelde aan deze akte gehechte, door partijen gewaarmerkte situatietekening is aangegeven – is verkoper en/of zijn rechtsopvolger onder algemene titel verplicht de loods allereerst aan te bieden aan koper, voornoemd, dan wel zijn rechtsopvolger (onder algemene of bijzondere titel) in de eigendom van het bij deze verkochte.
(…)
De eigenaar van het bij deze verkochte heeft gedurende één maand, gerekend vanaf de dag der aanbieding, de gelegenheid zich te beraden of hij van zijn voorkeursrecht tot koop gebruik wil maken, bij gebreke waarvan dit recht is vervallen en de eigenaar van de loods vrij zal zijn over te gaan tot vervreemding van de loods aan een derde, echter tegen geen lagere prijs dan de loods aan de eigenaar van het bij deze verkochte was aangeboden.
Zowel de aanbieding als de al of niet acceptatie moet bij aangetekend schrijven geschieden.
Voor het geval de eigenaar van de loods tot vervreemding van de loods mocht zijn overgegaan zonder de eigenaar van het bij deze verkochte, in de gelegenheid te hebben gesteld van zijn voorkeursrecht tot koop gebruik te maken, verbeurt de eigenaar van de loods ten behoeve van de eigenaar van het bij deze verkochte, een onmiddellijk opeisbare boete van EEN HONDERD DUIZEND EURO (€ 100.000,00), onverminderd zijn recht op schadevergoeding
(…)
f. De loods waarop de aanbiedingsverplichting betrekking heeft, wordt op de hierboven opgenomen situatieschets aangeduid met de letter A. Deze loods wordt hierna loods A genoemd.
g. De loods met perceel die op die situatieschets is aangeduid met het nummer 10607 was eigendom [D] (hierna: de loods [D] ).
h. In april 2017 heeft [geïntimeerde] telefonisch aan [appellant] medegedeeld, dat [geïntimeerde] loods A wenste te verkopen.
i. In de maanden oktober, november en december 2017 is tussen hen wederom telefonisch contact geweest over de verkoop van loods A, elke keer op initiatief van [geïntimeerde] . [appellant] heeft daarop steeds te kennen gegeven dat zijn echtgenote ernstig ziek was en hij daarom geen tijd of aandacht had voor een eventuele koop.
j. In januari 2018 heeft [geïntimeerde] opnieuw telefonisch contact opgenomen met [appellant] over de verkoop van loods A. Op 17 januari 2018 hebben [appellant] en [geïntimeerde] loods A bezichtigd. Ook hebben zij toen de loods [D] bezichtigd, die eveneens te koop was. Bij deze bezichtiging, althans bij een andere bezichtiging van de loodsen in januari of februari 2018, was de broer van [appellant] eveneens aanwezig, omdat hij [appellant] mogelijk zou kunnen helpen met de financiering van de koop van loods A. Hij heeft toen opgemerkt dat vanwege achterstallig onderhoud veel moest gebeuren in loods A.
k. Op 28 januari 2018 is de echtgenote van [appellant] overleden. De onderneming van de vof van [appellant] is daarna ondergebracht in de eenmanszaak van [appellant] .
l. Op enig moment heeft [geïntimeerde] aan het bij hem bekende e-mailadres van [appellant] een e-mailbericht gestuurd over loods A. Op 14 februari 2018 heeft [appellant] per WhatsApp aan [geïntimeerde] gemeld dat hij een onjuist e‑mailadres had doorgegeven. [appellant] heeft [geïntimeerde] verzocht het e-mailbericht nogmaals te versturen naar het juiste e‑mailadres van [appellant] .
m. [geïntimeerde] heeft op dezelfde dag naar het juiste e-mailadres van [appellant] een e-mailbericht gestuurd, met als onderwerp ‘loods’ en de volgende inhoud:
Goedemiddag [appellant] ,
Hierbij stuur ik jouw de tekening van het kadaster.
Loods A is ongeveer 374 m2
Loods [D] is ongeveer 350 m2
Het complete buiten terrein is ongeveer 710 m2
Er zit wel een erfdienstbaarheid op van perceel 10541 naar perceel 10113
Er staat ook beschreven dat er vanaf perceel 7212 een mogelijkheid moet bestaan om op perceel 10608 te komen als de weg via perceel 10089 geblokkeerd is.
De vraagprijs voor het achtste gedeelte van jouw loods = € 100.000,00 euro
De vraagprijs voor het complete buitenterrein en de loods [D] = € 300.000,00 euro
n. [appellant] heeft per e-mailbericht van eveneens 14 februari 2018 als volgt geantwoord:
Alvast bedankt ik ga er naar kijken.
o. Op 21 februari 2018 heeft [appellant] met [E] B.V. (een vennootschap van de broer van [appellant] ) een “overeenkomst van achtergestelde geldlening” (hierna: de geldleningsovereenkomst) gesloten. Daarin heeft [E] B.V. een bedrag van € 100.000,00 aan [appellant] uitgeleend en is bepaald dat dit bedrag vanaf 1 maart 2018 aan [appellant] ter beschikking stond.
p. Per e-mailbericht van 19 maart 2018 heeft [geïntimeerde] loods A en de loods [D] aangeboden aan [F] . Dit heeft niet geleid tot verkoop van loods A.
q. Op 20 juli 2018 heeft [geïntimeerde] loods A en de loods [D] per e-mailbericht aangeboden aan [G] . [geïntimeerde] heeft loods A en de loods [D] op diezelfde dag verkocht aan een vennootschap van deze persoon, genaamd [G] Vastgoed B.V. (hierna: [G] Vastgoed).
r. In september 2018 heeft [G] Vastgoed contact opgenomen met [appellant] in verband met de nutsvoorzieningen van loods A, omdat loods A geen eigen energiemeter heeft, maar de energiemeter deelt met de loods van [appellant] . [G] Vastgoed heeft toen aan [appellant] gemeld dat zij loods A had gekocht van [geïntimeerde] .
s. Per notariële akte van 2 oktober 2018 zijn loods A en de loods [D] geleverd aan [G] Vastgoed.
t. Op 25 februari 2019 heeft de gemachtigde van [appellant] aanspraak gemaakt op betaling door [geïntimeerde] van een boete van € 100.000,00, te vermeerderen met rente en kosten, wegens schending van de aanbiedingsverplichting. [geïntimeerde] heeft de verschuldigdheid van deze boete betwist.