In deze zaak hebben [A] en [B], de zoons van [I], een verzoek ingediend bij de Ondernemingskamer van het Gerechtshof Amsterdam om een onderzoek te bevelen naar het beleid en de gang van zaken van de besloten vennootschappen [C], [D] en [E]. Dit verzoek volgde op ernstige conflicten binnen de familie, die hun samenwerking in de exploitatie van kermisattracties in gevaar brachten. De zoons beschuldigden hun vader, [I], van wanbeleid, waaronder het manipuleren van financiële cijfers en het onttrekken van gelden aan de vennootschappen. De Ondernemingskamer heeft de zaak behandeld op 22 juli 2021, waar partijen hebben geprobeerd hun geschil via mediation op te lossen, maar zonder succes. De Ondernemingskamer heeft vastgesteld dat er gegronde redenen zijn om aan een juist beleid van de vennootschappen te twijfelen, en heeft besloten een onderzoek te bevelen naar de gang van zaken vanaf de oprichting van [C] op 3 mei 2013. Tevens is er een onafhankelijke bestuurder benoemd om de vennootschappen te vertegenwoordigen en de situatie te stabiliseren. De kosten van het onderzoek komen voor rekening van de vennootschappen, en iedere partij draagt zijn eigen proceskosten.