ECLI:NL:GHAMS:2022:1833

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
23 juni 2022
Publicatiedatum
23 juni 2022
Zaaknummer
23-003125-21
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake diefstal elektriciteit en hennepplanten

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 23 juni 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep na terugwijzing door de Hoge Raad der Nederlanden. De zaak betreft een verdachte die eerder door de politierechter was veroordeeld voor diefstal van elektriciteit en het aanwezig hebben van hennepplanten. De politierechter had de verdachte veroordeeld tot een taakstraf van 80 uren, subsidiair 40 dagen hechtenis, met een voorwaardelijke taakstraf van 40 uren en een proeftijd van 2 jaren. De verdachte ging in hoger beroep tegen dit vonnis. Het gerechtshof vernietigde het vonnis van de politierechter en legde opnieuw een straf op. De Hoge Raad had eerder het arrest van het gerechtshof vernietigd, maar alleen wat betreft de beslissingen over de strafoplegging en de zaak terugverwezen voor herbehandeling. Tijdens de zitting op 9 juni 2022 heeft het hof de vordering van de advocaat-generaal en de verdediging gehoord. Het hof oordeelde dat de verdachte niet wettig en overtuigend kon worden bewezen dat hij zich schuldig had gemaakt aan de diefstal van elektriciteit, en sprak hem vrij van dit onderdeel van de tenlastelegging. Wel werd de verdachte veroordeeld tot een taakstraf van 60 uren voor het aanwezig hebben van hennepplanten. Het hof hield rekening met de rol van de verdachte, de positieve ontwikkelingen in zijn persoonlijke omstandigheden en het aanzienlijke tijdsverloop sinds de pleegdatum van het feit. De op te leggen straf is gegrond op de Opiumwet en het Wetboek van Strafrecht.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-003125-21
datum uitspraak: 23 juni 2022
TEGENSPRAAK
Arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen – na terugwijzing door de Hoge Raad der Nederlanden bij arrest van 23 november 2021 – op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam van 29 maart 2019 in de strafzaak onder parketnummer 13-017647-18 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1997,
adres: [adres].

Procesgang

De politierechter heeft de verdachte voor het onder 1 primair en 2 tenlastegelegde veroordeeld tot een taakstraf van 80 uren, subsidiair 40 dagen hechtenis, waarvan voorwaardelijk een taakstraf van 40 uren, subsidiair 20 dagen hechtenis, met een proeftijd van 2 jaren.
Namens de verdachte is op 10 april 2019 tegen voormeld vonnis hoger beroep ingesteld.
Het gerechtshof Amsterdam heeft in hoger beroep bij arrest van 20 augustus 2020 het vonnis waarvan beroep vernietigd, opnieuw recht gedaan en de verdachte voor het onder 1 primair en 2 tenlastegelegde veroordeeld tot een taakstraf van 80 uren, subsidiair 40 dagen hechtenis, waarvan voorwaardelijk een taakstraf van 40 uren, subsidiair 20 dagen hechtenis, met een proeftijd van 2 jaren.
De verdachte heeft op 2 september 2020 tegen het arrest van het gerechtshof beroep in cassatie ingesteld.
De Hoge Raad der Nederlanden heeft bij arrest van 23 november 2021 het bestreden arrest van het gerechtshof vernietigd, maar uitsluitend wat betreft de beslissingen over het onder 2 tenlastegelegde en de strafoplegging en de zaak naar het gerechtshof Amsterdam teruggewezen, opdat de zaak ten aanzien daarvan opnieuw wordt berecht en afgedaan.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg en, na terugwijzing, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 9 juni 2022.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen de verdachte en de raadsvrouw naar voren hebben gebracht.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is, voor zover het de bewijsvraag betreft thans nog aan het oordeel van het hof onderworpen, tenlastegelegd dat
2.hij op of omstreeks 19 oktober 2017 te Amsterdam tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een hoeveelheid stroom (minimaal 7.440 kWh), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan Liander N.V., in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededaders.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep, voor zover nog aan het oordeel van het hof onderworpen, zal worden vernietigd, omdat het hof tot een andere beslissing ten aanzien van de bewijsvraag van het onder 2 tenlastegelegde en een andere strafoplegging komt dan de politierechter.

Vrijspraak

Naar het oordeel van het hof is niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen de verdachte onder 2 is tenlastegelegd, zodat de verdachte hiervan moet worden vrijgesproken. Daarvoor is redengevend dat, bij gebrek aan ander bewijs, de enkele omstandigheid dat de verdachte betrokken is geweest bij de hennepkwekerij onvoldoende is om hem als (mede)pleger van de diefstal van elektriciteit aan te merken.

Oplegging van straf

De politierechter heeft de verdachte voor het in eerste aanleg onder 1 primair en 2 bewezenverklaarde veroordeeld tot een taakstraf van 80 uren, subsidiair 40 dagen hechtenis, waarvan voorwaardelijk een taakstraf van 40 uren, subsidiair 20 dagen hechtenis, met een proeftijd van 2 jaren.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het onder 1 primair tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een voorwaardelijke taakstraf van 80 uren, subsidiair 40 dagen hechtenis met een proeftijd van 2 jaren.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft in een tussenwoning in Amsterdam een hennepplantage van 155 planten aanwezig gehad. Daarmee is hij voorbij gegaan aan het (brand)gevaar dat een hennepkwekerij in een woning meebrengt voor personen en goederen in en in de nabijheid van deze woning. Daarnaast kan het gebruik van hennep schadelijke gevolgen hebben voor de gezondheid van de gebruikers van dat middel. Bovendien leidt de teelt van hennep veelal tot negatieve maatschappelijke effecten, overlast voor buurtbewoners en gaat zij niet zelden gepaard met andere vormen van criminaliteit.
Het hof houdt in strafmatigende zin rekening met het volgende. Blijkens het procesdossier en het verhandelde ter terechtzitting is de rol van de verdachte in het geheel van het bewezenverklaarde feit summier geweest. Ook let het hof op de positieve ontwikkelingen in de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals hij deze ter terechtzitting in hoger beroep naar voren heeft gebracht. Een en ander wordt ondersteund door een de verdachte betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 17 mei 2022, waaruit blijkt dat het in onderhavige strafzaak bewezenverklaarde het enige is wat de verdachte op zijn kerfstok heeft. Ten slotte houdt het hof rekening met het aanzienlijke tijdsverloop sinds de pleegdatum van het bewezenverklaarde feit en met de vrijspraak van het onder 2 tenlastegelegde.
Het hof acht, alles afwegende, een voorwaardelijke taakstraf van na te melden duur passend en geboden. Het hof is van oordeel – anders dan de raadsvrouw heeft verzocht – dat een schuldigverklaring zonder oplegging van straf of maatregel niet aan de orde is, gelet op de aard en de ernst van het bewezenverklaarde feit.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 3 en 11 van de Opiumwet en de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c en 22d van het Wetboek van Strafrecht.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het onder 2 tenlastegelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Ten aanzien van het onder 1 bewezenverklaarde:
Veroordeelt de verdachte tot een
taakstrafvoor de duur van
60 (zestig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
30 (dertig) dagen hechtenis.
Bepaalt dat de taakstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van de proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde taakstraf in mindering zal worden gebracht, volgens de maatstaf van twee uren taakstraf per in voorarrest doorgebrachte dag, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. W.S. Ludwig, mr. A.M. Kengen en mr. D. Abels, in tegenwoordigheid van
mr. R.J. den Arend, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van
23 juni 2022.
=========================================================================
[…]