ECLI:NL:GHAMS:2022:1794

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
21 juni 2022
Publicatiedatum
21 juni 2022
Zaaknummer
200.274.938/01
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beëindiging huurovereenkomst bedrijfsruimte met belangenafweging en huurachterstand

In deze zaak, behandeld door het Gerechtshof Amsterdam, gaat het om een huurovereenkomst voor een schoonheidssalon met een afhankelijke woning. De appellanten hebben primair ontbinding van de huurovereenkomst gevorderd wegens huurachterstand, en subsidiair beëindiging van de huur op grond van dringend eigen gebruik en slechte bedrijfsvoering. Het hof heeft in een eerder tussenarrest op 19 oktober 2021 de geïntimeerden in de gelegenheid gesteld om aan te tonen dat zij de huurachterstand van minimaal € 23.895,74 binnen twee weken na het tussenarrest hadden betaald. Uit de akte en antwoordakte van 23 november 2021 bleek dat de huurachterstand was voldaan, waardoor de huurovereenkomst niet door ontbinding eindigde.

Het hof heeft vervolgens de wederzijdse belangen afgewogen en geconcludeerd dat het belang van de appellanten bij beëindiging van de huurovereenkomst op termijn zwaarder weegt dan het belang van de geïntimeerden bij voortzetting daarvan. De kantonrechter had de vordering tot beëindiging van de huur ten onrechte afgewezen. Het hof heeft bepaald dat de huurovereenkomst op 31 december 2023 eindigt, zodat de geïntimeerden de tijd hebben om hun bedrijfsvoering af te bouwen en een nieuwe woning te zoeken. Het hof heeft het verzoek van de geïntimeerden om de einddatum te verlengen naar 31 december 2025 afgewezen, omdat er geen aanleiding was om terug te komen op de eerder genomen beslissing.

Het bestreden vonnis van de kantonrechter is vernietigd en het hof heeft de datum van het einde van de huurovereenkomst en de uiterlijke datum van ontruiming vastgesteld op 31 december 2023. De proceskosten zijn gecompenseerd en het arrest is niet uitvoerbaar bij voorraad verklaard, omdat daarvoor geen wettelijke grond bestaat.

Uitspraak

GERECHTSHOF AMSTERDAM

afdeling civiel recht en belastingrecht, team I
zaaknummer : 200.274.938/01
zaaknummer rechtbank Amsterdam : 7865308 CV 19-14129
arrest van de meervoudige burgerlijke kamer van 21 juni 2022 (bij vervroeging)
inzake
[appellant] ,
wonend te [woonplaats] ,
[appellante] ,
wonend te [woonplaats] ,
appellanten,
advocaat: mr. R.N.E. Visser te Amsterdam,
tegen
[geïntimeerde 1] ,
wonend te [woonplaats] ,
[geïntimeerde 2] ,
wonend te [woonplaats] ,
geïntimeerden,
advocaat: mr. J. du Bois te Amsterdam.
Partijen worden hierna [appellanten] en [geïntimeerden] genoemd.

1.Het verdere verloop van het geding in hoger beroep

Het hof heeft in deze zaak op 19 oktober 2021 een tussenarrest gewezen.
Op 23 november 2021 hebben [geïntimeerden] een akte en [appellanten] een antwoordakte genomen.
Ten slotte is weer arrest gevraagd.

2.Beoordeling

2.1
In het tussenarrest heeft het hof [geïntimeerden] in de gelegenheid gesteld zich bij akte, met bewijsstukken, erover uit te laten of zij de huurachterstand van (minimaal) € 23.895,74 (hierna: de huurachterstand) binnen twee weken na het wijzen van het tussenarrest aan [appellanten] hebben betaald.
2.2
Uit de akte en antwoordakte van 23 november 2021 blijkt dat [geïntimeerden] de huurachterstand hebben betaald. Dit betekent dat de huurovereenkomst niet door ontbinding eindigt.
2.3
In het tussenarrest heeft het hof voor het geval de huurovereenkomst niet door ontbinding eindigt reeds als volgt overwogen (rov. 3.17): “
Een redelijke afweging van de hiervoor omschreven wederzijdse belangen brengt het hof tot het oordeel dat het belang van [appellanten] bij beëindiging van de huurovereenkomst op termijn zwaarder weegt dan het belang van [geïntimeerden] bij voortzetting daarvan. De kantonrechter heeft de vordering tot beëindiging van de huur dan ook ten onrechte afgewezen. Om [geïntimeerde 1] in de gelegenheid te stellen (i) haar werkzaamheden in de salon af te bouwen en (ii) een nieuwe woning voor haar en [geïntimeerde 2] te zoeken, zal het hof, als de huurovereenkomst niet door ontbinding eindigt, bepalen dat de huurovereenkomst op 31 december 2023 eindigt en dat [geïntimeerden] het gehuurde uiterlijk op die datum moeten ontruimen.
2.4
Bij akte van 23 november 2021 verzoeken [geïntimeerden] om 31 december 2025 als einddatum van de huurovereenkomst te bepalen. Echter, het hof heeft in het tussenarrest van 19 oktober 2021 al bepaald dat de huurovereenkomst op 31 december 2023 eindigt en dat [geïntimeerden] het gehuurde uiterlijk op die datum moeten ontruimen. Het hof vat het verzoek van [geïntimeerden] dan ook op als een verzoek om terug te komen van de hiervoor aangehaalde eindbeslissing in rov. 3.17 van het tussenarrest. Het hof ziet in hetgeen [geïntimeerden] bij akte van 23 november 2021 hebben aangevoerd geen aanleiding om op dit punt anders te oordelen. [geïntimeerden] hebben onvoldoende feiten of omstandigheden aangevoerd op grond waarvan kan worden gesproken van een evidente vergissing van het hof of een eindbeslissing die berust op een onjuiste feitelijke grondslag, in welke (uitzonderings)gevallen het hof terug mag komen van een bindende eindbeslissing.
2.5
Het bestreden vonnis zal worden vernietigd en het hof zal de datum van het einde van de huurovereenkomst en de uiterlijke datum van de ontruiming bepalen op 31 december 2023. De kosten van de procedure in beide instanties zullen worden gecompenseerd. Het arrest zal niet uitvoer bij voorraad worden verklaard, omdat daarvoor geen wettelijke grond bestaat.

3.Beslissing

Het hof:
vernietigt het bestreden vonnis van de kantonrechter in de rechtbank Amsterdam van 12 december 2019;
en opnieuw rechtdoende:
bepaalt dat de huurovereenkomst op 31 december 2023 eindigt;
veroordeelt [geïntimeerden] om het gehuurde aan [adres] te [plaats] uiterlijk op 31 december 2023 te ontruimen en ter beschikking van eiser te stellen, welke ontruiming zo nodig door de deurwaarder bewerkstelligd kan worden met behulp van de sterke arm conform het in art. 555 e.v. jo. 444 Rv bepaalde;
compenseert de proceskosten;
wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit arrest is gewezen door mrs. M.E. Hinskens - van Neck, J.C.W. Rang en J.E. van der Werff en door de rolraadsheer in het openbaar uitgesproken op 21 juni 2022.