ECLI:NL:GHAMS:2022:1777

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
25 mei 2022
Publicatiedatum
16 juni 2022
Zaaknummer
23-003435-21
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bevestiging van een jeugddetentie onder verbetering van gronden met betrekking tot bijzondere voorwaarden en schadevergoeding

In deze jeugdzaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 25 mei 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Amsterdam van 16 december 2021. De zaak betreft een verdachte, geboren in 2003, die in eerste aanleg was veroordeeld. Het hof heeft het vonnis van de rechtbank bevestigd, maar met verbeteringen van gronden, met uitzondering van de opgelegde bijzondere voorwaarden en de motivering daarvan. De rechtbank had bijzondere voorwaarden opgelegd, waaronder een avondklok en elektronisch toezicht, maar het hof heeft besloten deze niet op te leggen, op advies van de Raad voor de Kinderbescherming.

Daarnaast is er een vordering van de benadeelde partij, die schadevergoeding eiste voor materiële en immateriële schade. Het hof heeft de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaard in zijn vordering, omdat er onvoldoende onderbouwing was voor de gestelde schade. Het hof oordeelde dat de behandeling van de vordering een onevenredige belasting van het strafproces zou opleveren.

Het hof heeft de beslissingen van de rechtbank met betrekking tot de bijzondere voorwaarden en de vordering van de benadeelde partij vernietigd en opnieuw recht gedaan, waarbij de benadeelde partij zijn vordering alleen bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen. Het arrest is uitgesproken op een openbare terechtzitting en is ondertekend door de rechters en griffiers, hoewel de voorzitter en de jongste raadsheer niet in staat waren om het arrest mede te ondertekenen.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-003435-21
datum uitspraak: 25 mei 2022
TEGENSPRAAK
Arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Amsterdam van 16 december 2021 in de strafzaak onder de parketnummers 13-105534-21 en 13-303668-20 (TUL) tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 2003,
adres: [adres] .

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 12 mei 2022 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Namens de verdachte is hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte en de raadsman naar voren is gebracht.

Vonnis waarvan beroep

Het hof verenigt zich met het vonnis waarvan beroep en zal dit derhalve bevestigen onder verbetering van gronden, behalve ten aanzien van de opgelegde bijzondere voorwaarden en de motivering daarvan, alsmede ten aanzien van de beslissing op de vordering van de benadeelde partij en de daarmee samenhangende schadevergoedingsmaatregel - in zoverre zal het vonnis worden vernietigd - een en ander zoals hierna weergegeven.

Verbetering van gronden

Het hof past de door de rechtbank gebezigde bewijsmiddelen als volgt aan:
- ten aanzien van het proces-verbaal van bevindingen (camerabeelden [bedrijf] plofkraak [bedrijf] ) met nummer 2021069199 van 8 april 2021, in wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar [verbalisant 1] , doorgenummerde pagina’s 68-74, vervangt het hof de tekst die aanvangt met
foto 5door
foto 6 en 7;
- ten aanzien van het proces-verbaal van bevindingen met nummer 2021069199 (documentcode: 14854345) van 20 mei 2021 in wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar [verbalisant 2] , schrapt het hof de woorden
“doorgenummerde pagina 32”nu dit proces-verbaal niet genummerd is;
- het proces-verbaal van verhoor minderjarige verdachte met nummer PL1300-2021002089-69 van 14 april 2021 in wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde [verbalisant 3] en [verbalisant 4] , doorgenummerde pagina 157-160, inhoudende de verklaring van [naam] , wordt door het hof geschrapt.
Aanpassing bewijsmotivering
Het hof schrapt de overwegingen op pagina 4 van het vonnis voor zover deze aanvangen met de zin
"De verklaringen van verdachte zijn niet alleen tegenstrijdig met elkaar, maar vinden beiden geen steun in de verklaring van [naam] , eigenaar van de box”en eindigen met de zin
“ [naam] heeft niet willen vertellen welke jongen het betreft."(pagina 4, derde alinea, twaalfde regel)

Oplegging van bijzondere voorwaarden

De rechtbank heeft aan de opgelegde, deels voorwaardelijke jeugddetentie algemene en bijzondere voorwaarden verbonden, waaronder als bijzondere voorwaarden een avondklok en het houden aan een weekschema met elektronisch toezicht.
De Raad voor de Kinderbescherming (de Raad) heeft ter terechtzitting in hoger beroep geadviseerd bij een bewezenverklaring een deels voorwaardelijke jeugddetentie op te leggen als stok achter de deur, en de door de rechtbank opgelegde bijzondere voorwaarden te handhaven met uitzondering van de avondklok en elektronisch toezicht, nu deze een gepasseerd station zijn en niet meer nodig.
In navolging van het advies van de Raad zal het hof de bijzondere voorwaarden ten aanzien van de avondklok en het elektronisch toezicht niet opleggen.

Vordering benadeelde partij

De benadeelde partij heeft zich, conform het bepaalde in artikel 51f, eerste lid, van het Wetboek van Strafvordering, in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. De benadeelde partij [benadeelde] vordert hiertoe € 39.373,18 (het eigen risico voor het goud) en € 30.232,98 (voor de inventaris) aan materiële schadevergoeding en € 17.500,00 aan immateriële schadevergoeding, te vermeerderen met de wettelijke rente. Deze vordering is tijdens de behandeling ter terechtzitting in eerste aanleg bijgesteld tot een bedrag van € 4.000,00 ten behoeve van het eigen risico van de verzekering voor het goud en de inventaris.
De vordering is bij vonnis waarvan beroep toegewezen tot een bedrag van € 4.000,00. De rechtbank heeft de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk verklaard in zijn vordering.
De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd voor het bedrag van de oorspronkelijke vordering.
De advocaat-generaal heeft ter terechtzitting gevorderd de vordering van de benadeelde partij niet-ontvankelijk te verklaren, gelet op het ontbreken van een onderbouwing bij de vordering.
De raadsman van de verdachte heeft ter terechtzitting bepleit de vordering niet-ontvankelijk te verklaren, dan wel af te wijzen, gelet op de bepleitte vrijspraak.
Het hof overweegt als volgt.
Het hof zal de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren in zijn vordering. Het hof stelt vast dat uit de overwegingen van de rechtbank blijkt dat de benadeelde partij zijn vordering ter gelegenheid van de behandeling van de zaak van de medeverdachte [medeverdachte] bij de rechtbank heeft beperkt tot € 4.000,- ten behoeve van het eigen risico voor goud en inventaris. Enige onderbouwing voor deze gestelde schade ontbreekt evenwel, zodat deze zonder nader onderzoek door het hof aldus niet is vast te stellen. Gelet daarop is het hof van oordeel dat de behandeling van de vordering een onevenredige belasting van het strafproces oplevert. Het toelaten van nadere bewijslevering zou betekenen dat de behandeling van de strafzaak moet worden aangehouden. De benadeelde partij kan daarom thans in de vordering niet worden ontvangen en kan zijn vordering bij de burgerlijke rechter aanbrengen.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep ten aanzien van de beslissingen met betrekking tot de opgelegde bijzondere voorwaarden van de avondklok en het elektronisch toezicht en de vordering benadeelde partij met schadevergoedingsmaatregel en doet in zoverre opnieuw recht.
Beslist dat de door de rechtbank opgelegde bijzondere voorwaarden van het zich houden aan de
avondklokalsmede het houden aan het weekschema bij
het elektronisch toezichtworden geschrapt.
Verklaart de benadeelde partij [benadeelde] niet-ontvankelijk in de vordering tot schadevergoeding en bepaalt dat de benadeelde partij de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Bepaalt dat de benadeelde partij en de verdachte ieder hun eigen kosten dragen.
Bevestigt het vonnis waarvan beroep voor het overige, met inachtneming van het hiervoor overwogene.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. A.M. Kengen, mr. J.W.P. van Heusden en mr. J. Steenbrink, in tegenwoordigheid van mr. A.M. van Tilburg en D.A.C. Chaigneau, griffiers, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 25 mei 2022.
De voorzitter en de jongste raadsheer en de griffiers zijn buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.