In deze jeugdzaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 25 mei 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland, locatie Haarlem. De zaak betreft een verdachte, geboren in 1999, die zich schuldig heeft gemaakt aan mishandeling van zijn moeder. De mishandeling vond plaats tijdens een ruzie, waarbij de moeder pijn en letsel heeft ondervonden, wat zelfs leidde tot ziekenhuisbehandeling. De politierechter had de verdachte veroordeeld tot één week voorwaardelijke jeugddetentie en 60 uren werkstraf. De advocaat-generaal vorderde echter toepassing van het volwassenenstrafrecht en een gevangenisstraf van één week.
Het hof heeft het vonnis van de politierechter bevestigd, maar de strafoplegging vernietigd. Het hof oordeelde dat, hoewel de verdachte ten tijde van het feit 21 jaar oud was en dus meerderjarig, er geen reden was om af te wijken van het volwassenenstrafrecht. De reclassering had geadviseerd om het jeugdstrafrecht toe te passen, maar het hof vond dit advies onvoldoende onderbouwd. De verdachte heeft zijn leven inmiddels positief weten te veranderen, met een afgeronde opleiding en een fulltime baan, wat bijdraagt aan het verlagen van het recidiverisico.
Het hof oordeelde dat een onvoorwaardelijke taakstraf niet opportuun was, gezien de tijd die verstreken is sinds het feit en de genormaliseerde verhoudingen tussen moeder en zoon. In plaats daarvan werd een voorwaardelijke taakstraf opgelegd, met de mogelijkheid van vervangende hechtenis indien de taakstraf niet naar behoren wordt verricht. De beslissing is gegrond op verschillende artikelen van het Wetboek van Strafrecht, en het hof bevestigde het vonnis voor het overige.