Uitspraak
GERECHTSHOF AMSTERDAM
1.Het geding in hoger beroep
2.Feiten
grief 1in algemene zin op tegen deze feitenvaststelling, zonder daarbij concreet aan te geven met welke feiten zij het niet eens zijn, en voorts met de
grieven 2 tot en met 4tegen de feiten zoals vastgesteld door de rechtbank onder 2.2 en 2.4. Met deze grieven zal het hof rekening houden in het hierna volgende. Over de vastgestelde feiten bestaat overigens geen geschil, zodat ook het hof daarvan zal uitgaan. Die feiten behelzen, samengevat en waar nodig aangevuld met andere feiten die als enerzijds gesteld en anderzijds niet (voldoende) betwist zijn komen vast te staan, het volgende.
- registratie van het krediet op 9 april 2013 met als ingangdatum 8 april 2013;
- 4 augustus 2014: code A (achterstand op het krediet);
- 29 mei 2015: code 3 (afboeking van een bedrag van € 250,- of meer);
- werkelijke/praktische einddatum: 24 juni 2020
Voorts vermeldt het CKI:
“Als er geen wijzigingen plaatsvinden wordt dit contract verwijderd in juni 2025”.Deze registraties zullen hierna worden aangeduid als ‘de BKR registraties’.
“Het doel van Stichting BKR is het bevorderen van een maatschappelijk verantwoorde financiële dienstverlening. BKR wil consumenten behoeden voor overkreditering en andere financiële problemen (problematische schuldsituaties). Daarnaast levert BKR voor haar zakelijke klanten een bijdrage aan het beperken van financiële risico’s bij kredietverlening en aan het voorkomen en bestrijden van misbruik en fraude.”
3.Beoordeling
grieven 5 tot en met 7lenen zich voor gezamenlijke bespreking.
Op grond van artikel 21 lid 1 AVG kunnen [appellant sub 1] c.s. vanwege hun specifieke situatie bezwaar maken tegen de verwerking van hen betreffende persoonsgegevens op basis van artikel 6 lid 1 onder f AVG. Hierin is bepaald dat de verwerking van persoonsgegevens alleen rechtmatig is indien en voor zover de verwerking noodzakelijk is voor de behartiging van de gerechtvaardigde belangen van de verwerkingsverantwoordelijke of van een derde, behalve wanneer de belangen of de grondrechten en de fundamentele vrijheden van de betrokkene die tot bescherming van persoonsgegevens nopen, zwaarder wegen dan die belangen. De belangenafweging moet worden gemaakt aan de hand van de op het moment van de afweging bekende feiten en omstandigheden, zodat daarbij ook feiten en omstandigheden die zich eerst na de registratie hebben voorgedaan kunnen worden betrokken. Uitgangspunt bij de belangenafweging is dat de registratie moet voldoen aan de beginselen van proportionaliteit en subsidiariteit.