In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 8 juni 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam. De verdachte was beschuldigd van dierenmishandeling, specifiek het veroorzaken van pijn en letsel aan zijn honden door middel van schoppen en slaan, en verwaarlozing van de dieren. De tenlastelegging omvatte ook het niet bieden van bescherming tegen de zon, onvoldoende voedsel en beweging, en het niet verzorgen van de nagels en vacht van de honden. De politierechter had de verdachte op 3 september 2021 vrijgesproken van de verwaarlozing, en het Openbaar Ministerie had geen hoger beroep ingesteld tegen deze vrijspraak.
Tijdens de zitting in hoger beroep op 25 mei 2022 heeft het hof de getuigenverklaringen en de argumenten van de advocaat-generaal en de raadsman van de verdachte gehoord. Het hof concludeerde dat de getuigenverklaringen inconsistent waren en dat er geen overtuigend bewijs was dat de verdachte zijn honden had mishandeld. De verklaringen van de getuigen waren onderling tegenstrijdig en er waren aanwijzingen dat zij onder invloed van alcohol waren tijdens hun waarnemingen. Bovendien bleek uit medische informatie dat de honden goed verzorgd waren. Het hof oordeelde dat de verdachte niet schuldig was aan de tenlastegelegde feiten en sprak hem vrij.
Daarnaast werd de vordering van het Openbaar Ministerie tot tenuitvoerlegging van een eerder opgelegde geldboete afgewezen, omdat de verdachte werd vrijgesproken. Het hof besloot ook dat de in beslag genomen honden aan de verdachte moesten worden teruggegeven, hoewel deze inmiddels waren overleden. Het arrest werd uitgesproken op de openbare terechtzitting van het gerechtshof op 8 juni 2022.