ECLI:NL:GHAMS:2022:1738

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
8 juni 2022
Publicatiedatum
13 juni 2022
Zaaknummer
23-000467-22
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Terugwijzing van de Hoge Raad in een strafzaak betreffende opzettelijke beschadiging van meerdere voertuigen

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 8 juni 2022 uitspraak gedaan na terugwijzing door de Hoge Raad der Nederlanden. De zaak betreft een verdachte die op 21 september 2020 in Amsterdam opzettelijk en wederrechtelijk vier auto's heeft beschadigd. De politierechter had de verdachte eerder ontslagen van alle rechtsvervolging, maar dit vonnis werd door het gerechtshof in hoger beroep vernietigd. De Hoge Raad heeft de zaak terugverwezen naar het gerechtshof voor herbehandeling.

Tijdens de zitting op 25 mei 2022 heeft het hof de vordering van de advocaat-generaal en de verdediging van de raadsman gehoord. De tenlastelegging omvatte het opzettelijk beschadigen van voertuigen die toebehoorden aan verschillende benadeelden. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte, ondanks de tenlastelegging, niet strafbaar is vanwege een geestelijke stoornis, vermoedelijk paranoïde schizofrenie, die hem ten tijde van de feiten niet in staat stelde om de gevolgen van zijn daden te overzien.

De vorderingen van de benadeelde partijen zijn niet-ontvankelijk verklaard, omdat de verdachte werd ontslagen van alle rechtsvervolging. Het hof heeft de verdachte vrijgesproken van de overige tenlastegelegde feiten die niet bewezen zijn verklaard. De uitspraak benadrukt de rol van geestelijke gezondheid in strafzaken en de gevolgen daarvan voor de aansprakelijkheid van de verdachte.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-000467-22
datum uitspraak: 8 juni 2022
TEGENSPRAAK (gemachtigd raadsman)
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen – na terugwijzing door de Hoge Raad der Nederlanden bij arrest van 22 februari 2022 – op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam van 20 oktober 2020 in de strafzaak onder parketnummer
13-236971-20 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] ([geboorteland]) op [geboortedag] 1994,
adres: [adres]

Procesgang

De politierechter in de rechtbank Amsterdam heeft de verdachte ontslagen van alle rechtsvervolging.
Tegen voormeld vonnis is namens de verdachte hoger beroep ingesteld.
Het gerechtshof Amsterdam heeft in hoger beroep bij arrest van 11 februari 2021 de verdachte niet-ontvankelijk verklaart in het hoger beroep.
Tegen voormeld arrest is namens de verdachte beroep in cassatie ingesteld.
De Hoge Raad der Nederlanden heeft bij arrest van 22 februari 2022 het arrest van het gerechtshof Amsterdam vernietigd, en de zaak naar het gerechtshof Amsterdam teruggewezen teneinde deze opnieuw te berechten en af te doen.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is, na terugwijzing, gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 25 mei 2022.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen de raadsman naar voren heeft gebracht.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is tenlastegelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 21 september 2020 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, opzettelijk en wederrechtelijk (onderdelen van) een auto voorzien van kentekennummer [kenteken 1], in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander, te weten aan [slachtoffer] toebehoorde, heeft vernield, beschadigd, onbruikbaar gemaakt en/of weggemaakt;
2.
hij op of omstreeks 21 september 2020 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, opzettelijk en wederrechtelijk (onderdelen van) een auto voorzien van kentekennummer [kenteken 2], in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander, te weten aan [benadeelde 1] toebehoorde, heeft vernield, beschadigd, onbruikbaar gemaakt en/of weggemaakt;
3.
hij op of omstreeks 21 september 2020 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, opzettelijk en wederrechtelijk (onderdelen van) een auto voorzien van kentekennummer [kenteken 3], in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander, te weten aan [benadeelde 2] toebehoorde, heeft vernield, beschadigd, onbruikbaar gemaakt en/of weggemaakt;
4.
hij op of omstreeks 21 september 2020 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, opzettelijk en wederrechtelijk (onderdelen van) een auto voorzien van kentekennummer [kenteken 4], in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander, te weten aan [benadeelde 3] toebehoorde, heeft vernield, beschadigd, onbruikbaar gemaakt en/of weggemaakt;
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat daarvan slechts aantekening is gedaan ingevolge artikel 378a van het Wetboek van Strafvordering.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1, 2, 3 en 4 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
1.
hij op 21 september 2020 te Amsterdam, opzettelijk en wederrechtelijk een auto voorzien van kentekennummer [kenteken 1], toebehorende aan [slachtoffer], heeft beschadigd.
2.
hij op 21 september 2020 te Amsterdam, opzettelijk en wederrechtelijk een auto voorzien van kentekennummer [kenteken 2], toebehorende aan [benadeelde 1] heeft beschadigd.
3.
hij op omstreeks 21 september 2020 te Amsterdam, opzettelijk en wederrechtelijk een auto voorzien van kentekennummer [kenteken 3], toebehorende aan [benadeelde 2], heeft beschadigd.
4.
hij op 21 september 2020 te Amsterdam, opzettelijk en wederrechtelijk een auto voorzien van kentekennummer [kenteken 4], toebehorende aan [benadeelde 3], heeft beschadigd.
Hetgeen onder 1, 2, 3 en 4 meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het bewezenverklaarde is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het eventueel instellen van beroep in cassatie zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het onder 1, 2, 3 en 4 bewezenverklaarde levert
telkensop:
opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, beschadigen.

Strafbaarheid van de verdachte

De raadsman heeft ter terechtzitting in hoger beroep – onder verwijzing naar de aanknopingspunten daarvoor in het dossier – ontslag van alle rechtsvervolging bepleit op grond van ontoerekeningsvatbaarheid.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof de verdachte ontoerekeningsvatbaar zal verklaren en hem zal ontslaan van alle rechtsvervolging.
Op basis van de inhoud van het dossier en het verhandelde ter terechtzitting in hoger beroep staat voor het hof vast dat bij de verdachte ten tijde van het begaan van het bewezen verklaarde sprake was van een ziekelijke stoornis van zijn geestvermogens (waarschijnlijk paranoïde schizofrenie), ten gevolge waarvan de feiten hem niet kunnen worden toegerekend. Daarom is de verdachte ten aanzien van het bewezen verklaarde niet strafbaar en dient hij te worden ontslagen van alle rechtsvervolging.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 1]

De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 500,00. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep toegewezen tot een bedrag van € 300,00.
De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd voor het bedrag van de oorspronkelijke vordering.
Nu de verdachte wordt ontslagen van alle rechtsvervolging en geen maatregel wordt opgelegd, zal het hof de benadeelde partij gelet op het bepaalde in artikel 361, tweede lid, onder a van het Wetboek van Strafvordering niet-ontvankelijk verklaren in haar vordering.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 3]
De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 80,00. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep toegewezen.
Nu de verdachte wordt ontslagen van alle rechtsvervolging en geen maatregel wordt opgelegd, zal het hof de benadeelde partij gelet op het bepaalde in artikel 361, tweede lid, onder a van het Wetboek van Strafvordering niet-ontvankelijk verklaren in haar vordering.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 2]

De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 3.648,15. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep toegewezen tot een bedrag van € 1.800,00.
De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd voor het bedrag van de oorspronkelijke vordering.
Nu de verdachte wordt ontslagen van alle rechtsvervolging en geen maatregel wordt opgelegd, zal het hof de benadeelde partij gelet op het bepaalde in artikel 361, tweede lid, onder a van het Wetboek van Strafvordering niet-ontvankelijk verklaren in haar vordering.

BESLISSING

Het hof:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1, 2, 3 en 4 tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1, 2, 3 en 4 bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld, verklaart de verdachte niet strafbaar en ontslaat de verdachte te dier zake van alle rechtsvervolging.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 1]

Verklaart de benadeelde partij [benadeelde 1] niet-ontvankelijk in de vordering tot schadevergoeding.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 3]

Verklaart de benadeelde partij [benadeelde 3] niet-ontvankelijk in de vordering tot schadevergoeding.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 2]

Verklaart de benadeelde partij [benadeelde 2] niet-ontvankelijk in de vordering tot schadevergoeding.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. N. van der Wijngaart, mr. J. Piena en mr. W.S. Ludwig, in tegenwoordigheid van
mr. S. Bonset, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van
8 juni 2022.