ECLI:NL:GHAMS:2022:1735

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
20 april 2022
Publicatiedatum
12 juni 2022
Zaaknummer
23-000065-22
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Terugwijzing naar eerste aanleg wegens onterecht intrekken dagvaarding

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 20 april 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam, dat op 22 december 2021 was gewezen. De verdachte had hoger beroep ingesteld tegen dit vonnis, waarin hij bij verstek was veroordeeld. De raadsman van de verdachte voerde aan dat hij op 30 november 2021 een brief had ontvangen waarin stond dat de oproeping voor de zitting op 22 december 2021 was ingetrokken. Ondanks deze intrekking vond de zitting op de genoemde datum plaats, zonder dat de raadsman op de hoogte was gesteld van de nieuwe datum en tijd. Hierdoor had de raadsman niet de gelegenheid om de verdachte te verdedigen.

Het hof heeft vastgesteld dat de raadsman ten onrechte was medegedeeld dat de zitting geen doorgang zou vinden. Dit leidde tot de conclusie dat de politierechter niet had mogen overgaan tot de behandeling van de zaak. Het hof heeft de eerdere uitspraak vernietigd en de zaak terugverwezen naar de rechtbank Amsterdam, zodat deze met inachtneming van het arrest opnieuw recht kan doen. De beslissing van het hof benadrukt het belang van rechtsbijstand en de noodzaak om de raadsman tijdig te informeren over zittingen, zoals voorgeschreven in de wet.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-000065-22
datum uitspraak: 20 april 2022
VERSTEK
Arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam van 22 december 2021 in de strafzaak onder parketnummer
13-294815-20 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1998,
adres: [adres].

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 20 april 2022 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
De verdachte heeft hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal, inhoudende dat de zaak teruggewezen dient te worden naar de politierechter.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is tenlastegelegd dat:
feit 1.
hij op of omstreeks 16 september 2020 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, opzettelijk heeft verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad, ongeveer 0,60 gram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
feit 2.
hij op of omstreeks 16 september 2020 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, opzettelijk heeft vervoerd, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad, ongeveer 14,74 gram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne en/of ongeveer 35 tabletten, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende 2C-B, en/of ongeveer 3,32 gram en/of 20 tabletten, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende MDMA, zijnde cocaïne en/of 2C-B en/of MDMA, (telkens) een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet.
Vonnis waarvan beroep
Het vonnis kan niet in stand blijven op de gronden als hierna vermeld.
De raadsman van de verdachte heeft in hoger beroep verzocht de zaak terug te wijzen naar de rechter in eerste aanleg. Hij heeft daartoe aangevoerd dat hij weliswaar was opgeroepen voor de zitting 22 december 2021, maar dat hij op 30 november 2021 een brief heeft ontvangen waarin stond dat de oproeping was ingetrokken. Volgens de raadsman heeft hij na ontvangst van deze brief telefonisch contact opgenomen met de griffie. Aldaar is aan hem de intrekking van de oproeping telefonisch bevestigd.
Ondanks de kennisgeven van de intrekking van de oproeping is de strafzaak op 22 december 2021 behandeld. De raadsman, die zich tijdig had gesteld door middel van een stelbrief, is om redenen zoals hierboven vermeld niet verschenen. Aldus heeft hij niet de gelegenheid gekregen als raadsman de verdachte te verdedigen.
Het hof overweegt als volgt.
Bij de stukken in het digitale dossier bevindt zich een brief van 30 november 2021 van het openbaar ministerie, waaruit blijkt dat de oproeping om te verschijnen op 22 december 2021 ter terechtzitting van de politierechter, is ingetrokken.
De politierechter heeft de verdachte bij verstek veroordeeld.
In een geval waarin – zoals hier – uit het dossier blijkt dat de verdachte zich heeft voorzien van rechtsbijstand van een raadsman, dient aan die raadsman gelet op het bepaalde in artikel 48 Sv (onverwijld) een afschrift van de inleidende dagvaarding te worden verstrekt. Hiervan was geen sprake (meer), nu aan de raadsman de kennisgeving van intrekking was verzonden.
Nu in deze zaak de raadsman, die in het strafproces een kernrol vervult, ten onrechte is medegedeeld dat de zitting van 22 december 2021 geen doorgang zou vinden, terwijl niet is gebleken dat hij anderszins (tijdig) op de hoogte was geraakt van de dag en het uur van die zitting, is het hof van oordeel dat de rechtbank niet aan de behandeling van de zaak had mogen toekomen (vgl. Hoge Raad 7 mei 1996, NJ 1996/557).
Nu namens de verdachte terugwijzing naar de eerste rechter is verlangd, zal het hof, na vernietiging van het aangevallen vonnis, de strafzaak terugwijzen naar de rechtbank.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Wijst de zaak terug naar de rechtbank Amsterdam, teneinde met inachtneming van dit arrest recht te doen.
Dit arrest is gewezen door de enkelvoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting had mr. H.A.G. Nijman in tegenwoordigheid van G.C. van der Bijl, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van
20 april 2022.
De griffier is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.