ECLI:NL:GHAMS:2022:1670

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
1 juni 2022
Publicatiedatum
2 juni 2022
Zaaknummer
23-001297-20
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake diefstal, poging tot zware mishandeling en witwassen

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 1 juni 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Amsterdam. De verdachte, geboren in 1998, was in eerste aanleg veroordeeld voor meerdere feiten, waaronder diefstal, poging tot zware mishandeling en witwassen. Het hof heeft het vonnis van de rechtbank vernietigd en is tot een andere bewezenverklaring gekomen. De verdachte werd beschuldigd van diefstal uit een auto op 17 mei 2019 en op 13 juli 2019, waarbij hij samen met anderen handelde. Daarnaast werd hij beschuldigd van het opzettelijk toebrengen van zwaar lichamelijk letsel aan een verbalisant met een scooter. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte op 13 juli 2019 met aanzienlijke snelheid reed en gevaarlijke manoeuvres maakte, wat leidde tot de conclusie dat hij zich schuldig had gemaakt aan poging tot zware mishandeling. Verder werd de verdachte beschuldigd van het witwassen van geldbedragen die vermoedelijk uit misdrijf afkomstig waren. Het hof heeft de verdachte gedeeltelijk vrijgesproken van enkele tenlastegelegde feiten, maar heeft de bewezenverklaring van de diefstal, poging tot zware mishandeling en witwassen gehandhaafd. De verdachte is veroordeeld tot een gevangenisstraf van 100 dagen, een taakstraf van 160 uren en een ontzegging van de bevoegdheid om motorrijtuigen te besturen voor de duur van 2 jaren. Het hof heeft bij de strafoplegging rekening gehouden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, die een positieve wending aan zijn leven heeft gegeven.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-001297-20
datum uitspraak: 1 juni 2022
TEGENSPRAAK
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Amsterdam van 3 juni 2020 in de strafzaak onder parketnummer 13-698348-19 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1998,
adres: [adres]

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van
18 mei 2022 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
De verdachte en het openbaar ministerie hebben hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen de verdachte en de raadsman naar voren hebben gebracht.

Tenlastelegging

Gelet op de in eerste aanleg door de rechtbank en in hoger beroep door het gerechtshof toegelaten wijzigingen is aan de verdachte tenlastegelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 17 mei 2019 te Amsterdam, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een auto heeft weggenomen
 een Canon 6d Mark I DSLR camera ter waarde van 600 Amerikaanse dollars en/of
 een Sennheisser mkh8060 microfoon ter waarde van 1200 Amerikaanse dollars en/of
 een Small HD monitor / een klein beeldscherm ter waarde van 500 Amerikaanse dollars en/of
 een Camera Rig Cage / een camerahouder ter waarde van 90 Amerikaanse dollars en/of
 een Sony Lavalier microfoon ter waarde van 600 Amerikaanse dollars en/of
 diverse lichten ter waarde van 40 Amerikaanse dollars en/of
 een Canon cameralens 16-35mm ter waarde van 1100 Amerikaanse dollars en/of
 een Canon cameralens 70-390mm ter waarde van 700 Amerikaanse dollars en/of
 een rugzak ter waarde van 150 Amerikaanse dollars en/of
 een ten name van [slachtoffer 1] gesteld Amerikaans paspoort en/of
 een of meerdere (overige) goederen en/of geldbedragen,
geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 1] , in ieder geval aan een ander dan aan hem, verdachte, en/of zijn mededaders, waarbij hij, verdachte, en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot die/dat auto en/of goed(eren) en/of geldbedrag(en) heeft/hebben verschaft en/of die/dat weg te nemen goed(eren) en/of geldbedrag(en) onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak en/of verbreking;
2.
hij op of omstreeks 13 juli 2019 te Amsterdam, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een auto heeft weggenomen een Macbook en/of een Cartier-zonnebril en/of een of (overige) meerdere goed(eren) en/of geldbedrag(en), geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 3] , in ieder geval aan een ander dan aan hem, verdachte, en/of zijn mededaders, waarbij hij, verdachte, en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot die/dat auto en/of goed(eren) en/of geldbedrag(en) heeft/hebben verschaft en/of die/dat weg te nemen goed(eren) en/of geldbedrag(en) onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak en/of verbreking;
3.
hij op of omstreeks 13 juli 2019 te Amsterdam, althans in Nederland, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer 4] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen met een scooter (met aanzienlijke/verhoogde snelheid) is in- en/of afgereden op voornoemde [slachtoffer 4] , die op dat moment (op een motor) naast hem, verdachte, reed en waardoor voornoemde [slachtoffer 4] met een snelle/risicovolle manoeuvre moest uitwijken om een aanrijding en/of val te voorkomen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
4.
hij op of omstreeks 13 juli 2019 te Amsterdam, althans in Nederland, als bestuurder van een voertuig (een scooter met kenteken [kenteken] ), daarmee rijdende op de weg, te weten de Nieuwe Prinsengracht en/of Lepelkruisstraat en/of de Nieuwe Achtergracht en/of de Roetersstraat en/of de Weesperstraat en/of de Plantage Muidergracht en/of de Plantage Lepellaan en/of Plantage Middenlaan en/of de Sarphatistraat en/of het Alexanderplein, (meermalen)
 met 40 tot 50 km/h, althans met een (veel) hogere snelheid dan de voor genoemd voertuig afgegeven constructiesnelheid van 25 km/h, heeft gereden en/of
 in tegengestelde richting / tegen het verkeer in heeft gereden en/of
 (in een abrupte beweging) is afgeslagen zonder richting aan te geven en/of
 heeft gereden op een trottoir en/of voetgangersbruggen, althans (weg)gedeelte(n) dat/die exclusief bedoeld is/zijn voor voetgangers en/of
 rakelings langs voordeuren en/of portieken en/of voetgangers en/of een vol terras is gereden door welke gedraging(en) van verdachte gevaar op die weg werd veroorzaakt, althans kon worden veroorzaakt, en/of het verkeer op die weg werd gehinderd, althans kon worden gehinderd;
5.
hij op één of meerdere tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 januari 2019 tot en met
20 augustus 2019 te Amsterdam, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, een of meerdere goed(eren) (waaronder de sieraden die hij, verdachte, op
17 juli 2019 heeft ingeleverd bij [juwelier] en/of een drone en/of de sieraden die met oogmerk van wederrechtelijke toeëigening zijn weggenomen van [slachtoffer 5] ) heeft verworven en/of voorhanden heeft gehad, terwijl hij en/of zijn mededader(s) ten tijde van de verwerving of het voorhanden krijgen wist(en), althans redelijkerwijs moesten vermoeden, dat het (een) door diefstal, in elk geval (een) door misdrijf verkregen goed(eren) betrof;
6.
hij op een of meerdere tijdstippen in of omstreeks de periode van 11 juni 2018 tot en met
20 augustus 2019 te Amsterdam, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, (van) een of meerdere voorwerp(en), te weten
 een of meerdere geldbedrag(en) van (in totaal) EUR 7950, zijnde het/de tijdens de doorzoeking(en) aangetroffen geldbedrag(en) en/of
 een of meerdere geldbedrag(en) van (in totaal) EUR 19.500,02, zijnde het/de door de rechtspersoon [bedrijf] bijgeschreven geldbedrag(en) op een ten name van hem, verdachte, staande bankrekening en/of
 een grote hoeveelheid dure/exclusieve merkkleding en/of -schoenen en/of accessoires (waaronder jassen en/of shirts en/of truien en/of broeken en/of tassen en/of horloges van het/de merk(en) Canada Goose en/of Louis Vuitton en/of Gucci en/of Versace en/of Ralph Lauren en/of valentino en/of D-squared en/of Stone island en/of Lacoste en/of Guess en/of Prada en/of Hugo Boss en/of Audemars Piquet);
a. de werkelijke aard, de herkomst, de vindplaats, de vervreemding en/of de verplaatsing heeft verborgen en/of verhuld en/of heeft verborgen en/of verhuld wie de rechthebbende op voornoemd(e) voorwerp(en) was, en/of heeft verborgen en/of verhuld wie voornoemd(e) voorwerp(en) voorhanden heeft gehad en/of b. heeft verworven, voorhanden gehad, overgedragen en/of omgezet, en/of van voornoemd(e) voorwerp(en) gebruik heeft gemaakt, terwijl hij wist, althans redelijkerwijs moest vermoeden, dat dat/die voorwerp(en) geheel of gedeeltelijk - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was/waren uit enig misdrijf;
7.
hij op of omstreeks 5 juli 2019 te Amsterdam, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijk toe-eigening heeft weggenomen een scooter, geheel of ten dele toebehorende aan de politie Eenheid Amsterdam, waarbij hij, verdachte, en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot die scooter heeft verschaft en/of die scooter onder zijn/hun bereik heeft gebracht door braak en/of verbreking en/of gebruik heeft gemaakt van een valse sleutel, in ieder geval een voorwerp waarmee het slot geopend werd, in elk geval een sleutel of als sleutel dienend voorwerp, tot het gebruik waarvan hij, verdachte en/of zijn mededader(s) niet gerechtigd en/of gemachtigd was/waren;
8.
hij op één of meerdere tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 januari 2019 tot en met
20 augustus 2019 te Amsterdam en/of Zaanstad, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk heeft geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt en/of verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad,
 ( (minimaal) 18,4 gram hasjiesj, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende hasjiesj, zoals aangetroffen onder [slachtoffer 6] en/of
 ( (minimaal) 0,25 gram hasjiesj en/of een halve joint, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende hasjiesj, zoals aangetroffen onder [slachtoffer 7] en/of
 ( (minimaal) 1,95 gram hasjiesj en/of een halve joint, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende hasjiesj, zoals aangetroffen onder [slachtoffer 8] ,
zijnde (telkens) een of meerdere middel(en) als bedoeld als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat het hof tot een andere bewezenverklaring komt dan de rechtbank.

(Partiële) vrijspraak

Feit 1
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat de verdachte van het onder 1 tenlastegelegde moet worden vrijgesproken.
De advocaat-generaal heeft zich op het standpunt gesteld dat wettig en overtuigend is bewezen dat de verdachte het onder 1 tenlastegelegde heeft begaan.
Het hof overweegt als volgt.
Op grond van de inhoud van het dossier stelt het hof vast – daarbij mede gelet op het in hoger beroep aanvullend opgemaakte proces-verbaal van bevindingen van 10 oktober 2020 (nummer 20191055530) en de ter terechtzitting in hoger beroep bekeken camerabeelden – dat de verdachte op 17 mei 2019 deel uitmaakte van een groep personen die opvallend veel interesse toonde voor voertuigen die geparkeerd stonden in de directe omgeving van een voertuig waarin even later is ingebroken. De verdachte reed ongeveer ten tijde van die inbraak als bestuurder van een scooter voorbij die plek. De bijrijder gooide vanaf de rijdende scooter die de verdachte op dat moment bestuurde, kort na een inbraak een zwart voorwerp weg. Nog daargelaten de vraag of uit de inhoud van het dossier voldoende is gebleken dat dit zwarte voorwerp van de tenlastegelegde inbraak afkomstig was, zijn de voornoemde omstandigheden naar het oordeel van het hof weliswaar verdacht, maar onvoldoende om met een voor een bewezenverklaring vereiste mate van zekerheid te kunnen vaststellen of en, zo ja welke rol de verdachte bij die inbraak heeft gehad, zodat de verdachte van het onder 1 tenlastegelegde moet worden vrijgesproken.
Feit 5
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat de verdachte van het onder 5 tenlastegelegde moet worden vrijgesproken, voor zover dat betreft het helen van de drone en de van aangeefster [slachtoffer 5] afkomstige sieraden.
De advocaat-generaal heeft zich op het standpunt gesteld dat wettig en overtuigend is bewezen dat de verdachte het onder 5 tenlastegelegde heeft begaan, met uitzondering van het helen van de tenlastegelegde drone.
Het hof overweegt als volgt.
Het hof stelt op grond van de inhoud van het dossier vast dat de verdachte in een gesprek van 4 juli 2019 aan [medeverdachte] de opdracht geeft om met
dingennaar de
juwate gaan en dat bij [medeverdachte] kort na dat gesprek sieraden worden aangetroffen waarvan een deel afkomstig is van de bij aangeefster [slachtoffer 5] op 1 juli 2019 weggenomen sieraden. Zelfs als wordt aangenomen dat in voornoemd gesprek met
dingenwordt bedoeld sieraden en de verdachte daarover beschikkingsmacht heeft gehad door [medeverdachte] een opdracht te geven, kan naar het oordeel van het hof niet met een voor een bewezenverklaring vereiste mate van zekerheid worden vastgesteld dat in het gesprek van 4 juli 2019 wordt gesproken over de sieraden
van [slachtoffer 5], zodat de verdachte van dat onderdeel van het onder 5 tenlastegelegde moet worden vrijgesproken.
Met de raadsman en de advocaat-generaal is het hof van oordeel dat niet kan worden vastgesteld dat de bij de verdachte aangetroffen drone dezelfde is als de drone die is weggenomen bij de inbraak in de nacht van 10 op 11 oktober 2018, zodat de verdachte ook van dat onderdeel van het onder 5 tenlastegelegde moet worden vrijgesproken.
Feit 6
Met de raadsman en de advocaat-generaal is het hof van oordeel dat de onder verdachte inbeslaggenomen kleding en accessoires een geringe geldwaarde vertegenwoordigen, zodat de verdachte van dat onderdeel van het onder 6 tenlastegelegde moet worden vrijgesproken.
Feit 7
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat de verdachte van het onder 7 tenlastegelegde (diefstal scooter) moet worden vrijgesproken, voor zover dat betreft de strafverzwarende omstandigheden van braak en een valse sleutel.
De advocaat-generaal heeft zich primair op het standpunt gesteld dat de verdachte het onder 7 tenlastegelegde heeft begaan door braak, en subsidiair met gebruikmaking van een valse sleutel.
Het hof overweegt als volgt.
Het hof stelt op grond van de inhoud van het dossier vast dat de aangever heeft verklaard dat de scooter op het stuurslot stond en dat na de diefstal is gebleken van verschillende, nieuwe schades aan de scooter, maar niet van schade aan het stuurslot. Nu het dossier daarnaast geen enkel aanknopingspunt bevat voor de omstandigheid dat bij de diefstal gebruik is gemaakt van een valse sleutel, acht het hof niet wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan braak of dat hij gebruik heeft gemaakt van een valse sleutel bij het wegnemen van de scooter, zodat de verdachte van die (strafverzwarende) onderdelen van het onder 7 tenlastegelegde moet worden vrijgesproken.
Feit 8
Met de raadsman en de advocaat-generaal is het hof van oordeel dat niet wettig en overtuigend is bewezen hetgeen de verdachte onder 8 is tenlastegelegd, zodat de verdachte hiervan moet worden vrijgesproken.

Bewijsoverweging

Feit 3
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat de verdachte van het onder 3 tenlastegelegde moet worden vrijgesproken. Hij heeft daartoe aangevoerd dat de verdachte in het kader van zijn vlucht weliswaar abrupte stuurbewegingen heeft gemaakt, maar niet is in- of afgereden op verbalisant [slachtoffer 4] . Daarnaast heeft de verdachte geen opzet gehad op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel, ook niet in voorwaardelijke zin.
De advocaat-generaal heeft zich op het standpunt gesteld dat wettig en overtuigend is bewezen dat de verdachte het onder 3 tenlastegelegde heeft begaan.
Het hof overweegt als volgt.
Het hof stelt voorop dat voorwaardelijk opzet op een bepaald gevolg, zoals hier zwaar lichamelijk letsel, aanwezig is indien de verdachte zich willens en wetens heeft blootgesteld aan de aanmerkelijke kans dat dit gevolg zal intreden.
Het hof stelt op grond van de verklaring van verbalisant [slachtoffer 4] , welke verklaring het hof als uitgangspunt neemt, vast dat [slachtoffer 4] op 13 juli 2019 de op een scooter rijdende verdachte achtervolgde door Amsterdam.
Op het moment dat [slachtoffer 4] naast de verdachte ging rijden, de afstand tussen hen ongeveer een meter bedroeg, zij ongeveer 50 km/u reden en ter plaatse veel straatmeubilair – zoals bomen, lantaarnpalen, vaste prullenbakken en fietsenrekken – aanwezig was, maakte de verdachte een abrupte stuurbeweging in de richting van [slachtoffer 4] . [slachtoffer 4] , die blijkens zijn verklaring ternauwernood een aanrijding kon voorkomen en zijn uiterste best moest doen om zijn motor onder controle te houden, was naar hij heeft verklaard zonder een specialistische rijopleiding waarschijnlijk ten val gekomen.
Het hof is gelet op deze feiten en omstandigheden van oordeel dat de verdachte met zijn gedraging, en in het bijzonder gelet op de snelheid waarmee werd gereden in combinatie met de aanwezigheid van straatmeubilair, willens en wetens de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat [slachtoffer 4] zwaar lichamelijk letsel zou oplopen als hij van zijn motor was gevallen, zodat het hof wettig en overtuigend bewezen acht dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het onder 3 tenlastegelegde.
Feit 6
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat de verdachte van het onder 6 tenlastegelegde moet worden vrijgesproken, omdat niet is gebleken dat de geldbedragen afkomstig zijn uit enig misdrijf.
De advocaat-generaal heeft zich op het standpunt gesteld dat wettig en overtuigend is bewezen dat de verdachte het onder 6 tenlastegelegde heeft begaan, voor zover dat betreft de geldbedragen.
Het hof overweegt als volgt.
Het hof stelt op grond van de inhoud van het dossier en het onderzoek ter terechtzitting de volgende feiten en omstandigheden vast. Uit de bankafschriften van de verdachte en de hem betreffende informatie van de Belastingdienst blijkt dat de verdachte in de periode van 11 juni 2018 tot en met 11 juli 2019 nauwelijks legale inkomsten heeft ontvangen. In die periode is op de bankrekening van de verdachte door het bedrijf [bedrijf] wel een totaalbedrag van € 19.500,02 bijgeschreven en is in de slaapkamer van de verdachte op 20 augustus 2019 een contant geldbedrag van € 7.950,00 aangetroffen. Daarmee is sprake van een gerechtvaardigd vermoeden van witwassen.
De verdachte heeft over de herkomst van die geldbedragen verklaard dat het gokwinsten zijn. Uit de ter onderbouwing van die verklaring overgelegde stukken, bestaande uit aan elkaar geregen kopieën van schermafdrukken waarop weinig persoonlijke gegevens te zien zijn, blijkt weliswaar dat de overschrijvingen van [bedrijf] afkomstig zijn van het account van de verdachte bij de gokwebsite [website] , maar niet dat het gokwinsten betreft zoals door de verdachte is gesteld. Te zien is slechts dat er overboekingen hebben plaatsgevonden. Hoewel [website] aan de gokker desgevraagd met een Excel-bestand een overzicht kan verschaffen van de gokwinsten en- verliezen, is een dergelijk overzicht niet door de verdachte aan de rechtbank verstrekt. Daarnaast heeft de verdachte, ook daartoe ter terechtzitting in hoger beroep uitgenodigd door het hof, geen enkel inzicht willen geven in zijn account bij [website] de hoogte van zijn inzetten en de periode waarin hij geld heeft ingezet en de gokwinsten zou hebben behaald.
Het hof gaat er dan ook van uit dat de geldbedragen van € 19.500,00 en € 7.950,00 niet afkomstig zijn van gokwinsten, maar dat de verdachte geldbedragen via zijn account bij [website] naar zijn bankrekening heeft overgemaakt, zodat het hof aldus wettig en overtuigend bewezen acht dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het witwassen van voornoemde geldbedragen.
Overigens overweegt het hof dat, indien de verdachte al geld zou hebben gewonnen kwestieus blijft waarmee de inzetten door hem zijn gefinancierd nu hij, zoals hiervoor is vastgesteld, in de tenlastegelegde periode nauwelijks over enig inkomen beschikte.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 2, 3, 4, 5, 6 en 7 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
2.
hij op of omstreeks 13 juli 2019 te Amsterdam, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een auto heeft weggenomen een Macbook en een Cartier-zonnebril, toebehorende aan [slachtoffer 3] , waarbij hij, verdachte, en zijn mededaders die weg te nemen goederen onder hun bereik hebben gebracht door middel van braak;
3.
hij op 13 juli 2019 te Amsterdam, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer 4] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen met een scooter met aanzienlijke snelheid is in- of afgereden op [slachtoffer 4] , die op dat moment op een motor naast hem, verdachte, reed en waardoor [slachtoffer 4] met een snelle/risicovolle manoeuvre moest uitwijken om een aanrijding en/of val te voorkomen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
4.
hij op 13 juli 2019 te Amsterdam, als bestuurder van een voertuig, een scooter met kenteken [kenteken] , daarmee rijdende op de weg, te weten de Nieuwe Prinsengracht en Lepelkruisstraat en de Nieuwe Achtergracht en de Roetersstraat en de Weesperstraat en de Plantage Muidergracht en de Plantage Lepellaan en Plantage Middenlaan en de Sarphatistraat en het Alexanderplein, (meermalen)
 met een hogere snelheid dan de voor genoemd voertuig afgegeven constructiesnelheid van 25 km/h heeft gereden en
 tegen het verkeer in heeft gereden en
 met een abrupte beweging is afgeslagen zonder richting aan te geven en
 heeft gereden op een trottoir en voetgangersbruggen, zijnde weggedeelten die exclusief bedoeld zijn voor voetgangers en
 rakelings langs voordeuren en portieken en voetgangers en een vol terras is gereden
door welke gedragingen van verdachte gevaar op die weg werd veroorzaakt en het verkeer op die weg werd gehinderd.
5.
hij in de periode van 15 juli 2019 tot en met 17 juli 2019 te Amsterdam, de sieraden die hij, verdachte, op
17 juli 2019 heeft ingeleverd bij [juwelier] voorhanden heeft gehad, terwijl hij ten tijde van het voorhanden krijgen wist dat het door een door misdrijf verkregen goed betrof;
6.
hij in de periode van 11 juni 2018 tot en met 20 augustus 2019 te Amsterdam, voorwerpen, te weten
 een geldbedrag van in totaal EUR 7.950, zijnde het de tijdens de doorzoeking aangetroffen geldbedrag, en
 geldbedrag van in totaal EUR 19.500,02, zijnde de door de rechtspersoon [bedrijf] bijgeschreven geldbedragen op een ten name van hem, verdachte, staande bankrekening
heeft verworven, voorhanden gehad, overgedragen en/of omgezet, terwijl hij wist dat die voorwerpen geheel of gedeeltelijk - onmiddellijk of middellijk - afkomstig waren uit enig misdrijf;
7.
hij op 5 juli 2019 te Amsterdam, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, met het oogmerk van wederrechtelijk toe-eigening heeft weggenomen een scooter, toebehorende aan de politie Eenheid Amsterdam.
Hetgeen onder 2, 3, 4, 5, 6 en 7 meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het bewezenverklaarde is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het eventueel instellen van beroep in cassatie zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het onder 2, 3, 4, 5, 6 en 7 bewezenverklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het onder 2 bewezenverklaarde levert op:
diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak.
Het onder 3 bewezenverklaarde levert op:
poging tot zware mishandeling.
Het onder 4 bewezenverklaarde levert op:
overtreding van artikel 5 van de Wegenverkeerswet 1994.
Het onder 5 bewezenverklaarde levert op:
opzetheling.
Het onder 6 bewezenverklaarde levert op:
witwassen.
Het onder 7 bewezenverklaarde levert op:
diefstal door twee of meer verenigde personen.

Strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is strafbaar, omdat geen omstandigheid aannemelijk is geworden die de strafbaarheid ten aanzien van het onder 2, 3, 4, 5, 6 en 7 bewezenverklaarde uitsluit.

Oplegging van straffen en maatregelen

De rechtbank Amsterdam heeft de verdachte voor het in eerste aanleg onder 2, 3, 4, 5, 6 en 7 bewezenverklaarde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 7 maanden met aftrek van voorarrest.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het onder 1, 2, 3, 5, 6 en 7 tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 5 maanden met aftrek van voorarrest en voor het onder 4 tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een taakstraf voor de duur van 40 uren, subsidiair 20 dagen hechtenis en een ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de uur van 2 maanden.
De raadsman heeft verzocht rekening te houden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte en geen onvoorwaardelijke gevangenisstraf langer dan de duur van het voorarrest op te leggen.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straffen en maatregelen bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich samen met anderen schuldig gemaakt aan een inbraak in een voertuig. Daarbij is de ruit van het voertuig vernield en zijn diverse kostbare goederen weggenomen. Daarnaast heeft de verdachte samen met anderen een snorfiets weggenomen en zich schuldig gemaakt aan opzetheling van, ook bij een inbraak weggenomen, sieraden. Door aldus te handelen heeft de verdachte er niet alleen blijk van gegeven geen respect te hebben voor het eigendomsrecht van anderen, maar heeft hij tevens schade toegebracht aan en overlast veroorzaakt voor de betrokkenen. Bovendien heeft de verdachte door het helen van de gestolen sieraden bijgedragen aan het in stand houden van een afzetmarkt daarvoor. Daarnaast heeft de verdachte de integriteit van het financieel en economisch verkeer aangetast door twee geldbedragen wit te wassen.
De verdachte heeft zich voorts schuldig gemaakt aan een poging tot zware mishandeling van een verbalisant door met zijn scooter in of af te rijden op die verbalisant toen deze hem na de voornoemde inbraak op een motor achtervolgde.,. Het feit dat deze verbalisant geen zwaar lichamelijk letsel heeft opgelopen is een omstandigheid die geenszins aan de verdachte te danken is, maar uitsluitend aan de snelle reactie en de verhoogde motorrijvaardigheid van de betreffende verbalisant. Dit gevaarlijke rijgedrag stond bovendien niet op zichzelf, maar was onderdeel van een reeks aan verkeersovertredingen, waarbij de verdachte onder meer tegen het verkeer in heeft gereden en rakelings langs voordeuren portieken, voetgangers en een vol terras is gereden. Daarmee heeft de verdachte de veiligheid van zowel de verbalisant als de medeweggebruikers ernstig in gevaar gebracht. De verdachte en de onschuldige omstanders mogen van geluk spreken dat er geen personen gewond zijn geraakt.
Wat betreft de persoon van de verdachte heeft het hof kennisgenomen van een de verdachte betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 9 mei 2022 waaruit blijkt dat hij eerder ter zake van soortgelijke feiten onherroepelijk is veroordeeld, alsmede van het reclasseringsadvies van 26 april 2022 en hetgeen hieromtrent op de terechtzitting in hoger beroep door de verdachte en zijn raadsman naar voren is gebracht. Daaruit is met betrekking tot de persoonlijke omstandigheden van de verdachte onder meer gebleken dat de verdachte sinds enige tijd zelfstandig woont, goede resultaten behaalt voor de opleiding die hij volgt, na een snelle promotie als assistent-manager bij een bezorgservice werkzaam is en actief bezig is met het aflossen van zijn schulden.
Het hof heeft bij de strafoplegging in het voordeel van de verdachte laten meewegen dat de verdachte, een positieve wending aan zijn leven heeft gegeven. Hoewel de ernst van en hoeveelheid aan feiten in beginsel een gevangenisstraf rechtvaardigen die in duur langer is dan door de advocaat-generaal is gevorderd, wil het hof – mede gelet op de ouderdom van de feiten – deze positieve wending niet doorkruisen door het opleggen van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf die zou inhouden dat de verdachte opnieuw gedetineerd raakt.. Om die reden zal het hof ten aanzien van de bewezenverklaarde misdrijven naast een gevangenisstraf welke de duur van zijn voorarrest niet overschrijdt, een taakstraf van forse duur opleggen.
Ten aanzien van de bewezenverklaarde overtreding is het hof van oordeel dat, gelet op de ernst van het feit en met name het gevaar dat de verdachte daarmee voor omstanders heeft veroorzaakt, niet kan worden volstaan met een voorwaardelijke taakstraf. Wel zal het hof vanwege het tijdsverloop de ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen in voorwaardelijke vorm op te leggen.
Het hof acht, alles afwegende, taakstraffen en een voorwaardelijke ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen van na te melden duur passend en geboden.

Beslag

Het onder 6 tenlastegelegde en bewezenverklaarde is begaan met betrekking tot de op de beslaglijst onder de nummers 1 tot en met 3 en 37 vermelde en aan de verdachte toebehorende voorwerpen. Deze voorwerpen zullen daarom verbeurd worden verklaard.
Ten aanzien van de overige in beslag genomen, nog niet teruggeven, voorwerpen zal het hof de teruggave aan de verdachte dan wel aan de redelijkerwijs als rechthebbende aan te merken persoon gelasten.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straffen en maatregelen zijn gegrond op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 33, 33a, 45, 57, 62, 63, 302, 311, 416 en 420bis van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 5, 177 en 179 van de Wegenverkeerswet 1994.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het onder 1 en 8 tenlastegelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 2, 3, 4, 5, 6 en 7 tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 2, 3, 4, 5, 6 en 7 bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Ten aanzien van het onder 2, onder 3, onder 5, onder 6 en onder 7 bewezenverklaarde
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
100 (honderd) dagen.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Veroordeelt de verdachte tot een
taakstrafvoor de duur van
160 (honderdzestig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
80 (tachtig) dagen hechtenis.
Ten aanzien van het onder 4 bewezenverklaarde
Veroordeelt de verdachte tot een
taakstrafvoor de duur van
40 (veertig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
20 (twintig) dagen hechtenis.
Ontzegt de verdachte ter zake van het onder 4 bewezenverklaarde de
bevoegdheid motorrijtuigen te besturenvoor de duur van
4 (vier) maanden.
Bepaalt dat de bijkomende straf van ontzegging niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Verklaart verbeurdde in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten:
De voorwerpen op de beslaglijst onder de nummers 1 tot en met 3 en 37.
Gelast de
teruggaveaan de verdachte van de in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten:
De voorwerpen op de beslaglijst onder nummer 4 tot en met 12, 14 tot en met 21, 23 tot en met 35 en 38 tot en met 62.
Gelast de
teruggaveaan de redelijkerwijs als rechthebbende aan te merken persoon van de in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten:
De voorwerpen op de beslaglijst onder de nummers 13, 22 en 36.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. H.A.G. Nijman, mr. J.W.P. van Heusden en mr. J.J.J. Schols, in tegenwoordigheid van
mr. L. van Dijk, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van
1 juni 2022.
Mr. J.J.J. Schols is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.
=========================================================================
[…]