Uitspraak
GERECHTSHOF AMSTERDAM
1.[geïntimeerde 1] ,
[geïntimeerde 2],
1.Het geding in hoger beroep
2.De feiten
grief I in principaal appelbetoogd dat deze feiten onvolledig zijn. Dit bezwaar strandt, omdat het de rechtbank vrij stond alleen die feiten te vermelden die dragend zijn voor de motivering van de beslissing. Met de door de stichting gestelde overige feiten, voor zover relevant en vaststaand, zal het hof bij de verdere beoordeling rekening houden. De juistheid van de door de rechtbank opgesomde feiten is verder niet in geschil, behoudens de vaststelling onder 2.4. Dit zal in acht worden genomen bij de vermelding van de feiten die hiermee op het volgende neerkomen.
f4.000,00 (€ 1.818,18) per jaar.
3.De beoordeling
- voor recht wordt verklaard dat [geïntimeerden] het bindend advies rechtsgeldig hebben vernietigd, en dat
- de canon met ingang van 15 mei 2016 respectievelijk 15 mei 2017 wordt vastgesteld op de door [naam 2] vastgestelde bedragen, zoals hierboven vermeld.
de grieven 1 tot en met 6 in incidenteel appelte behandelen.
de grieven 1, 2 en 3 in incidenteel appelhebben [geïntimeerden] onder verwijzing naar art 38 van het Handvest van de Grondrechten van de Europese Unie aangevoerd dat de rechtbank een onjuiste maatstaf heeft gehanteerd bij de toepassing van artikel 7:904 BW, aangezien zij bij de beoordeling van de wijze waarop het bindend advies tot stand is gekomen en de inhoud van het bindend advies niet heeft betrokken het feit dat [geïntimeerden] consumenten zijn. De eisen van redelijkheid en billijkheid omvatten volgens [geïntimeerden] deze bijzondere omstandigheid. [geïntimeerden] komt vanwege deze hoedanigheid een hoog niveau van bescherming toe. Het bindend advies voldoet niet aan de in dit verband te stellen eisen, aldus [geïntimeerden]
de grieven 4 tot en met 6 in incidenteel appelook de oordelen van de rechtbank betreffende de gehanteerde residuele grondwaarde-methode en verouderingsafslag en de vastgestelde depreciatie aangevochten.
grief II in principaal appelkeert de stichting zich tegen het oordeel van de rechtbank dat het bindend advies voor vernietiging vatbaar is omdat het canonpercentage niet is vastgesteld volgens de methode zoals vastgelegd in de RICS-richtlijnen. De rechtbank heeft volgens de stichting ten onrechte geoordeeld dat buiten de contractuele kaders waarbinnen het geschil moest worden beslecht is getreden.
de grieven III en IV in principaal appelen
grief 7 in incidenteel appelgeen behandeling meer behoeven.
Grief 8 in incidenteel appelstuurde juist aan op een veroordeling van de stichting in deze kosten. Deze grief faalt.