ECLI:NL:GHAMS:2022:1606

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
25 mei 2022
Publicatiedatum
30 mei 2022
Zaaknummer
23-000021-22
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak in hoger beroep van straatroof door jeugdige verdachte

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 25 mei 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Noord-Holland, locatie Alkmaar, van 27 december 2021. De verdachte, geboren in 2003, was eerder vrijgesproken van meerdere tenlastegelegde feiten, waaronder straatroof. Het hof heeft het hoger beroep van de verdachte ontvankelijk verklaard, maar niet-ontvankelijk verklaard voor zover het gericht was tegen de vrijspraak van de rechtbank. De tenlastelegging betrof een incident op 11 augustus 2020 te Zaandam, waarbij de verdachte samen met anderen een telefoon en geluidsbox van een slachtoffer zou hebben weggenomen met geweld.

Tijdens de zitting op 12 mei 2022 heeft het hof de vordering van de advocaat-generaal gehoord, die een taakstraf van 100 uren eiste, met een voorwaardelijke straf. De verdediging heeft echter betoogd dat de verdachte niet schuldig was aan het ten laste gelegde feit, onderbouwd met argumenten over de betrouwbaarheid van de getuigenverklaringen en het ontbreken van ondersteunend bewijs.

Het hof heeft geconcludeerd dat de verklaringen van de aangever niet voldoende steun vonden in ander bewijs, en dat de verdachte niet wettig bewezen kon worden geacht het feit te hebben begaan. Daarom heeft het hof de verdachte vrijgesproken van het onder 2 ten laste gelegde feit. Tevens is de vordering van het openbaar ministerie om de in beslag genomen tas onttrokken aan het verkeer te verklaren, afgewezen, omdat er geen relatie was vastgesteld tussen de tas en het gepleegde feit. Het hof heeft het vonnis van de rechtbank vernietigd voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen en heeft opnieuw recht gedaan.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-000021-22
datum uitspraak: 25 mei 2022
TEGENSPRAAK
Arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Noord-Holland, locatie Alkmaar, van 27 december 2021 in de strafzaak onder parketnummer 15-215543-20 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 2003,
adres: [adres].

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 12 mei 2022 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Namens de verdachte is hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen de verdachte en de raadsman naar voren hebben gebracht.

Ontvankelijkheid van de verdachte in het hoger beroep

De verdachte is door rechtbank vrijgesproken van hetgeen aan hem onder 1, 3, 4 en 5 is tenlastegelegd. Het hoger beroep is namens de verdachte onbeperkt ingesteld en is derhalve mede gericht tegen de in eerste aanleg gegeven beslissing tot vrijspraak. Gelet op hetgeen is bepaald in artikel 404, vijfde lid, van het Wetboek van Strafvordering staat voor de verdachte tegen deze beslissing geen hoger beroep open. Het hof zal de verdachte daarom niet-ontvankelijk verklaren in het ingestelde hoger beroep, voor zover dat is gericht tegen de in het vonnis waarvan beroep gegeven vrijspraak.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is, voor zover in hoger beroep nog aan de orde, tenlastegelegd dat:
hij op of omstreeks 11 augustus 2020 te Zaandam, gemeente Zaanstad op of aan de openbare weg, te weten op de Hogaarslaan tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
een telefoon (van het merk Apple) en/of een geluidsbox (van het merk JBL), in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededaders toebehoorde, te weten aan [slachtoffer],
heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen,
terwijl deze diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf of andere deelnemers aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, door:
- die [slachtoffer] te slaan en/of stompen in/tegen het hoofd, althans zijn lichaam en/of
- voornoemde telefoon en/of geluidsbox uit de handen van die [slachtoffer] te trekken/pakken.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen zal worden vernietigd, omdat het hof met betrekking tot de bewijsvraag tot een andere beslissing komt dan de rechtbank.

Vordering van het openbaar ministerie

De advocaat-generaal heeft ter terechtzitting gevorderd dat het hof het vonnis in eerste aanleg zal bevestigen voor zover het betreft de bewezenverklaring en zal vernietigen voor zover het betreft de opgelegde straf en de verdachte voor het onder 2 tenlastegelegde zal veroordelen tot een taakstraf voor de duur van 100 uren indien niet of niet naar behoren verricht te vervangen door 50 dagen hechtenis (het hof begrijpt: jeugddetentie) waarvan 40 uren dan wel 20 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren.

Standpunt van de verdediging

De raadsman heeft het hof verzocht de verdachte vrij te spreken van het onder 2 aan hem ten laste gelegde. Daartoe heeft hij, kort samengevat, het volgende aangevoerd. De verdachte heeft van meet af aan ontkend dat hij zich schuldig heeft gemaakt aan hetgeen hem ten laste is gelegd. Het bij de verdachte afgenomen DNA heeft niet geleid tot een match. Evenmin is er buit bij de verdachte aangetroffen. De herkenning van de verdachte door de aangever kan niet voor het bewijs worden gebezigd. Het betreft slechts een enkele herkenning en een vergissing is mogelijk. Hetgeen des te meer klemt nu het opgegeven signalement niet klopt. Bovendien is er onvoldoende steunbewijs voor de verklaringen van aangever.

Vrijspraak van het onder 2 ten laste gelegde

Het hof stelt voorop dat het bewijs dat de verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan ingevolge artikel 342, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering (Sv) door de rechter niet uitsluitend kan worden aangenomen op de verklaring van één getuige. De strekking van artikel 342, tweede lid, Sv noopt dus tot bijkomend bewijs uit een van die getuige onafhankelijke bron. Voorts gaat het niet slechts – kwantitatief – om het aantal bronnen van redengevende bewijsgronden, maar ook om de vraag of de aangifte in voldoende mate – kwalitatief – wordt ondersteund door ander bewijsmateriaal, dat wil zeggen: voldoende wordt ondersteund door ander bewijsmateriaal uit andere bron. Anders gezegd: er dient een inhoudelijk verband te bestaan tussen de verklaring van de getuige en het overige gebezigde bewijsmateriaal. Indien een dergelijk verband ontbreekt, zal ‘onvoldoende steun’ bestaan om tot wettig bewijs te komen.
Uit het procesdossier en het verhandelde ter terechtzitting blijkt het volgende. Op 11 augustus 2020 heeft aangever aangifte gedaan van een beroving door drie jongens op twee scooters, waarbij zijn telefoon en geluidsbox met geweld van hem zijn afgenomen. Aangever heeft een van deze jongens herkend als een schoolgenoot die bij hem op het [school] zat. Bij zijn aangifte wist aangever de naam van deze schoolgenoot niet. Na een zoekslag gaf aangever enkele dagen later alsnog aan de politie door dat deze jongen is genaamd [verdachte].
Alhoewel het hof niet twijfelt aan de oprechtheid van aangever bij zijn herkenning van een van de daders merkt het hof wel op dat de verdachte niet direct past in het eerder door hem opgegeven signalement: licht getint, mogelijk Turks of Marokkaans.
Afgezien hiervan ziet het hof zich gesteld voor de vraag of naast de verklaringen van aangever in het onderhavig procesdossier ondersteunende bewijsmiddelen aanwezig zijn die redengevend zijn voor het ten laste gelegde en voldoende inhoudelijk verband hebben met de verklaringen van aangever. Het hof beantwoordt deze vraag ontkennend.
Het enkele feit dat aangever enkele dagen na zijn beroving meent dezelfde jongens die hem beroofd hebben op dezelfde scooters te zien rondrijden en het kenteken van een van deze scooters veel gelijkenis vertoont met het kenteken van de scooter van [medeverdachte] (hierna [medeverdachte]) die kort voor of na de beroving telefonisch contact had met de verdachte is daartoe niet redengevend. Dat de verdachte bij zijn verhoor door de politie in eerste instantie heeft verklaard dat hij [medeverdachte] niet kent, terwijl hij dit later heeft genuanceerd, in die zin dat de verdachte [medeverdachte] wel kent maar niet echt een band met hem heeft, leidt niet tot een andere conclusie. Ook het feit dat uit de zendmastgegevens van de verdachte blijkt dat zijn telefoon rond het tijdstip van de beroving in beweging was in het gebied waar de beroving plaats vond kan niet aan het bewijs bijdragen reeds om het enkele feit de verdachte in betreffend gebied woonachtig is.
Het hof is, alles overziende, met de raadsman van oordeel dat niet wettig bewezen kan worden hetgeen de verdachte onder 2 ten laste is gelegd, zodat hij hiervan moet worden vrijgesproken.

Beslag

De advocaat-generaal heeft ter terechtzitting gevorderd dat de onder de verdachte in beslag genomen imitatie Louis Vuitton tas dient te worden onttrokken aan het verkeer.
Het hof oordeelt omtrent het beslag als volgt. Uit het procesdossier en het verhandelde ter terechtzitting is gebleken dat de in beslag genomen en niet terug gegeven tas toebehoort aan de verdachte en is aangetroffen bij gelegenheid van het onderzoek naar ten laste gelegde feit. De verdachte heeft niet betwist dat het om een imitatie-exemplaar gaat.
Vatbaar voor onttrekking aan het verkeer zijn de aan voorwerpen van zodanige aard dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet of met het algemeen belang, welke bij gelegenheid van het onderzoek naar het door hem begane feit, dan wel het feit waarvan hij wordt verdacht, zijn aangetroffen, doch alleen indien de voorwerpen kunnen dienen tot het begaan of de voorbereiding van soortgelijke feiten, dan wel tot de belemmering van de opsporing daarvan. Nu het hof de verdachte vrij zal spreken van hetgeen hem in hoger beroep nog werd verweten en niets vast stelt ten aanzien van de (imitatie)tas als het gaat om een relatie tot nog te plegen (soortgelijke) feiten of belemmering van de opsporing daarvan wordt de advocaat-generaal niet in de vordering gevolgd.

BESLISSING

Het hof:
Verklaart de verdachte niet-ontvankelijk in het hoger beroep, voor zover gericht tegen de beslissing ter zake van het onder 1, 3, 4 en 5 tenlastegelegde.
Vernietigt het vonnis waarvan beroep voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen en doet in zoverre opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het onder 2 tenlastegelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. D. Radder, mr. A.M. Kengen en mr. J. Steenbrink, in tegenwoordigheid van mr. A.M. van Tilburg en D.A.C. Chaigneau, griffiers, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 25 mei 2022.
De oudste en jongste raadsheer en de griffiers zijn buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.
=========================================================================
[…]