ECLI:NL:GHAMS:2022:1598

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
25 mei 2022
Publicatiedatum
25 mei 2022
Zaaknummer
23-001460-20
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen vrijspraak en veroordeling voor meerdere diefstallen, bedreiging en vernieling

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 25 mei 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Amsterdam. De verdachte was eerder vrijgesproken van een aantal tenlastegelegde feiten, maar heeft in hoger beroep een onbeperkt beroep ingesteld, ook tegen de vrijspraak. Het hof heeft geoordeeld dat de verdachte niet-ontvankelijk is in het hoger beroep voor zover dit gericht is tegen de vrijspraak, conform artikel 404 van het Wetboek van Strafvordering.

Het hof heeft de zaak onderzocht op basis van de zittingen van 11 mei 2022 en de eerdere zittingen in eerste aanleg. De verdachte is beschuldigd van meerdere diefstallen, bedreigingen en vernielingen, gepleegd in Amsterdam tussen 2018 en 2020. De tenlastelegging omvatte onder andere diefstal van goederen uit winkels, bedreiging met geweld en vernieling van eigendommen.

De rechtbank had de verdachte in eerste aanleg veroordeeld tot een gevangenisstraf van 20 maanden, maar het hof heeft dit vonnis vernietigd en de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 19 maanden. Het hof heeft daarbij rekening gehouden met de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn gepleegd en de eerdere veroordelingen van de verdachte voor vergelijkbare delicten. De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een reeks van strafbare feiten, waarbij hij ook geweld heeft gebruikt, wat heeft geleid tot gevoelens van onveiligheid bij de slachtoffers.

De vordering van de benadeelde partij is afgewezen, omdat de verdachte in de zaak I is vrijgesproken. De vordering tot herroeping van de voorwaardelijke invrijheidstelling is eveneens afgewezen, rekening houdend met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Het hof heeft de op te leggen straf gegrond op verschillende artikelen van het Wetboek van Strafrecht.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-001460-20
datum uitspraak: 25 mei 2022
TEGENSPRAAK
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Amsterdam van 24 juni 2020 in de gevoegde strafzaken onder de parketnummers 13-003111-20 (zaak A), 13-295598-19 (zaak B), 13-261145-19 (zaak C), 13-243519-19 (zaak D), 13-224020-19 (zaak E), 13-221246-19 (zaak F), 13-012251-19 (zaak G), 13-263222-19 (zaak H) en 13-055318-20 (zaak I) tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1984,
adres: [adres 1],
thans uit anderen hoofde gedetineerd in Penitentiaire Inrichting Zaanstad te Westzaan.

Ontvankelijkheid van de verdachte in het hoger beroep

De verdachte is door rechtbank Amsterdam vrijgesproken van hetgeen aan hem in zaak A onder 4 is tenlastegelegd. Uit de akte hoger beroep volgt dat het hoger beroep namens de verdachte onbeperkt is ingesteld en het is derhalve mede gericht tegen de in eerste aanleg gegeven beslissing tot vrijspraak. Gelet op hetgeen is bepaald in artikel 404, vijfde lid, van het Wetboek van Strafvordering staat voor de verdachte tegen deze beslissing geen hoger beroep open. Het hof zal de verdachte mitsdien niet-ontvankelijk verklaren in het ingestelde hoger beroep, voor zover dat is gericht tegen de in het vonnis waarvan beroep gegeven vrijspraak.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 11 mei 2022 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Namens de verdachte is hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen de verdachte en de raadsman naar voren hebben gebracht.

Tenlasteleggingen

Aan de verdachte is tenlastegelegd dat, voor zover in hoger beroep nog aan de orde:
Zaak met parketnummer 13-003111-20 (zaak A):
1.
hij op of omstreeks 4 januari 2020 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, vier, in elk geval één of meerder tandenborstel(s) (merk Oral B) (totale waarde 139,96 euro), in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander toebehoorde, te weten aan [winkel 1] (vestiging [adres 2]), heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
2.
hij op een of meerdere tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 19 september 2019 tot en met 2 januari 2020 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, - op 19 september 2019, een of meerdere tot op heden onbekende goed(eren) en/of - op 31 december 2019, een of meerdere verpakking(en) scheermesjes (merk Gilette, totale waarde 269,47 euro) en/of - op 2 januari 2020, een of meerdere verpakking(en) batterijen (totale waarde 687,52), in elk geval (telkens) enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander toebehoorde, te weten aan [winkel 2] (vestiging [adres 3]), (telkens) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
3.
hij op of omstreeks 28 december 2019 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, een of meerdere verpakking(en) scheermesje (totale waarde 189,97), in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander toebehoorde, te weten aan [winkel 3] (vestiging [adres 4]), heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
Zaak met parketnummer 13-295598-19 (zaak B):
hij op of omstreeks 10 december 2019 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, 31, in elk geval één of meerdere blikje(s) Bacardi Rum/Cola, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander toebehoorde, te weten aan [winkel 4] (gelegen aan het [adres 5]), heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
Zaak met parketnummer 13-261145-19 (zaak C):
hij op of omstreeks 31 oktober 2019 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, een of meer potten koffie, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander toebehoorde, te weten aan winkelbedrijf [winkel 5] (vestiging [adres 6]), heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
Zaak met parketnummer 13-243519-19 (zaak D):
1.
hij op of omstreeks 10 oktober 2019 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, 5 pakken (Gillette) scheermesjes, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander toebehoorde, te weten aan winkelbedrijf [winkel 5], vestiging [adres 7], heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
2.
hij op of omstreeks 5 oktober 2018 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, een wisselkistje met daarin een geldbedrag van (ongeveer) € 25 en/of een iPad, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander toebehoorde, te weten aan [winkel 6], vestiging [adres 8], heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en/of dat/die weg te nemen goed/goederen onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak, verbreking en/of inklimming;
Zaak met parketnummer 13-224020-19 (zaak E):
1.
hij op of omstreeks 17 september 2019 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, meerdere tubes tandpasta, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander toebehoorde, te weten aan [winkel 7], vestiging [adres 9], heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen welke diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken, en/of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, door: - dreigend aan die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] een (schil)mes te tonen en/of voor te houden en/of daarbij die [slachtoffer 1] de woorden toe te voegen: "Kom dan! Kom dan!" en/of - (vervolgens) die [slachtoffer 2] de woorden toe te voegen: "Niet komen, niet komen, afstand, blijf weg" en/of - (vervolgens) met de mespunt in de richting van die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] te wijzen en/of - (vervolgens) met dat mes stekende en/of zwaaiende bewegingen te maken in de richting van die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2];
2.
hij op of omstreeks 17 september 2019 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, meerdere chocoladerepen, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander toebehoorde, te weten aan [winkel 7], vestiging [adres 10], heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
Zaak met parketnummer 13-221246-19 (zaak F):
hij op of omstreeks 13 september 2019 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, [slachtoffer 3] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, door - dreigend aan die [slachtoffer 3] een (keuken)mes te tonenen/of voor te houden en/of daarbij die [slachtoffer 3] de woorden toe te voegen: "Kom op!" en/of - (vervolgens) met de mespunt in de richting van die [slachtoffer 3] te wijzen en/of - (vervolgens) met dat mes die [slachtoffer 3] te achtervolgen/ achterna te rennen;
Zaak met parketnummer 13-012251-19 (zaak G):
1.
hij op of omstreeks 17 februari 2018 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit het [hotel] (gevestigd [adres 11]) heeft weggenomen - een laptoptas en/of een Egyptisch paspoort en/of een laptop met playstation en/of 3 chargers en/of diverse Flash memories en/of 2 power banks en/of diverse sleutels en/of een pen geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 4] en/of - een laptop en/of kleding en/of een parfumflesje geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 5], in elk geval (telkens) enig goed/goederen, geheel aan een ander of anderen dan aan verdachte waarbij verdachte zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn/hun bereik heeft gebracht door middel van braak, verbreking en/of inklimming (te weten het inslaan/ingooien en/of verbreken/forceren van een of meer ramen en/of een (binnen)deur en/of een slot van/in voornoemd(e) pand(en));
2.
hij op of omstreeks 17 februari 2018 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, opzettelijk en wederrechtelijk een raam en/of een hotelkamerdeur, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [hotel] BV, in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), heeft vernield en/of beschadigd en/of onbruikbaar gemaakt
Zaak met parketnummer 13-263222-19 (zaak H):
hij op of omstreeks 4 november 2019 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, 12 flesjes deodorant, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander toebehoorde, te weten aan [winkel 5], heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
Zaak met parketnummer 13-055318-20 (zaak I):
hij op of omstreeks 17 september 2019 te Amsterdam ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om één of meer goed(eren) en/of enig geldbedrag, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander toebehoorde, te weten aan [slachtoffer 6] en/of [winkel 8] ([adres 12]), weg te nemen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen en zich toegang tot de plaats van het misdrijf te verschaffen en/of dat/die weg te nemen goed/goederen onder zijn bereik te brengen door middel van braak en/of verbreking, naar voornoemde koffiezaak is gegaan en/of één of meer ra(a)m(en) van voornoemde koffiezaak heeft ingegooid/geforceerd en/of één of meermalen op de kassa in voornoemde koffiezaak heeft geslagen en/of gestoten terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat het hof tot een andere bewezenverklaring komt dan de rechtbank.

Vrijspraak zaak I

De raadsman heeft zich ter terechtzitting in hoger beroep gerefereerd aan het oordeel van het hof met betrekking tot de zaken A tot en met H, en zich op het standpunt gesteld dat de verdachte dient te worden vrijgesproken van hetgeen hem onder I is tenlastegelegd. De camerabeelden waarvan stills zijn gevoegd in het dossier zijn eerder ontlastend dan belastend voor de verdachte, nu de verdachte met geen mogelijkheid is te herkennen als de man op de stills. De foto’s die in het dossier zijn gevoegd om de herkenning van de verbalisant te staven zijn bovendien twee verschillende foto’s van de verdachte, waarbij hij op één van de foto’s een baard heeft en op de andere foto niet.
Naar het oordeel van het hof is niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen de verdachte in zaak I is tenlastegelegd, zodat de verdachte hiervan moet worden vrijgesproken. Het hof overweegt daartoe als volgt.
Op 17 september 2019 is er een poging tot diefstal geweest bij de [winkel 8] aan de [adres 12] te Amsterdam, waarbij de dader zich door middel van een inbraak de toegang heeft verschaft tot het pand. Op 14 februari 2020 is de verdachte aan de hand van camerabeelden herkend door een verbalisant als de persoon die bij [winkel 8] heeft ingebroken op 17 september 2019. De verbalisant stelt vast dat zij de verdachte herkent aan de hand van twee politiefoto’s die van hem gemaakt zijn, welke ook in het dossier zijn gevoegd. De bewegende camerabeelden bevinden zich, anders dan de stills van de beelden, niet in het dossier.
Het hof stelt voorop dat het dient te beoordelen of de herkenning van de verdachte op de beelden/afbeeldingen voldoende betrouwbaar is om voor het bewijs te gebruiken. Daarvoor is onder meer van belang of de herkenning heeft plaatsgevonden op basis van specifieke, onderscheidende persoonskenmerken. De kwaliteit van de beelden en de zichtbaarheid van de verdachte op de beelden kunnen daarbij een rol spelen. Tot slot kan van belang zijn in welke hoedanigheid en frequentie waarnemer en de verdachte elkaar eerder getroffen hebben.
Het hof heeft op zichzelf geen reden te twijfelen aan de oprechtheid van de desbetreffende functionaris. Maar daar de bewegende camerabeelden zich niet in het dossier bevinden, kan het hof niet beoordelen of deze van zodanige inhoud en kwaliteit zijn dat op basis hiervan een betrouwbare herkenning mogelijk is. Het hof is van oordeel dat de inhoud van de enige zich in het dossier bevindende still van de camerabeelden waarop een persoon te zien is, niet van dien aard is dat hierop zonder meer voldoende onderscheidende kenmerken van de afgebeelde persoon zijn waar te nemen. Het hoofd van deze persoon is grotendeels bedekt door de capuchon van de hoody die deze persoon draagt en van het gezicht zijn slechts het puntje van de neus en mogelijk de kin zichtbaar. Daarbij komt dat de verbalisant de herkenning weliswaar heeft gedaan op grond van de bewegende beelden, maar dat niet duidelijk wordt op basis van welke specifieke, onderscheidende persoonskenmerken zij de verdachte herkent als de persoon op de beelden. De politiefoto’s die in het dossier zijn gevoegd aan de hand waarvan de verbalisant de verdachte heeft herkend zijn bovendien twee verschillende foto’s, waarbij de verdachte op één foto wel een baard heeft en op de andere foto niet. De verbalisant vermeldt expliciet de verdachte te herkennen aan de politiefoto’s; er wordt niet beschreven of de verbalisant de verdachte ook kent van (eerdere) ontmoetingen in persoon, zodat onduidelijk blijft of die al dan niet hebben plaatsgevonden.
Een en ander betekent dat niet met de voor bewezenverklaring vereiste mate van zekerheid kan worden vastgesteld dat de herkenning op basis van de camerabeelden voldoende betrouwbaar kan worden geacht. Gelet hierop is het hof van oordeel dat de herkenning door de verbalisant niet aan een bewezenverklaring ten grondslag kan worden gelegd. Het hof zal deze herkenning dan ook niet bezigen voor het bewijs.
De bewijsmiddelen die overblijven, te weten een dactyloscopisch spoor van een handpalmafdruk van de verdachte op de vitrinekast en een aangifte, zijn naar het oordeel van het hof onvoldoende om tot een bewezenverklaring te komen. Het alternatieve scenario dat de handpalmafdruk op een ander moment op de vitrinekast terecht is gekomen is aan de hand van het beschikbare bewijs immers onvoldoende uit te sluiten.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het in de zaken A onder 1, 2 en 3, B, C, D onder 1 en 2, E onder 1 en 2, F en H tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
Zaak A:
1.
hij op 4 januari 2020 te Amsterdam vier tandenborstels (merk Oral B, totale waarde 139,96 euro) die aan een ander toebehoorden, te weten aan [winkel 1] (vestiging [adres 2]), heeft weggenomen met het oogmerk om die zich wederrechtelijk toe te eigenen;
2.
hij op tijdstippen in de periode van 19 september 2019 tot en met 2 januari 2020 te Amsterdam,
- op 19 september 2019, tot op heden onbekende goederen en
- op 31 december 2019, verpakkingen scheermesjes (merk Gillette, totale waarde 269,47 euro) en
- op 2 januari 2020, verpakkingen batterijen (totale waarde 687,52), die aan een ander toebehoorden, te weten aan [winkel 2] (vestiging [adres 3]) telkens heeft weggenomen met het oogmerk om die zich wederrechtelijk toe te eigenen;
3.
hij op 28 december 2019 te Amsterdam verpakkingen scheermesjes (totale waarde 189,97), die aan een ander toebehoorden, te weten aan [winkel 3] (vestiging [adres 4]), heeft weggenomen met het oogmerk om die zich wederrechtelijk toe te eigenen;
Zaak B:
hij op 10 december 2019 te Amsterdam, 31 blikjes Bacardi Rum/Cola, die aan een ander toebehoorden, te weten aan [winkel 4] (gelegen aan het [adres 5]), heeft weggenomen met het oogmerk om die zich wederrechtelijk toe te eigenen;
Zaak C:
hij op 31 oktober 2019 te Amsterdam potten koffie, die aan een ander toebehoorden, te weten aan winkelbedrijf [winkel 5] (vestiging [adres 6]), heeft weggenomen met het oogmerk om die zich wederrechtelijk toe te eigenen;
Zaak D:
1.
hij op 10 oktober 2019 te Amsterdam 5 pakken (Gillette) scheermesjes, die aan een ander toebehoorden, te weten aan winkelbedrijf [winkel 5], vestiging [adres 7], heeft weggenomen met het oogmerk om die zich wederrechtelijk toe te eigenen;
2.
hij op 5 oktober 2018 te Amsterdam een wisselkistje met daarin een geldbedrag van ongeveer € 25 en een iPad die aan een ander toebehoorden, te weten aan [winkel 6] vestiging [adres 8], heeft weggenomen met het oogmerk om die zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en die weg te nemen goederen onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak en inklimming;
Zaak E:
1.
hij op 17 september 2019 te Amsterdam meerdere tubes tandpasta, die aan een ander toebehoorden, te weten aan [winkel 7], vestiging [adres 9], heeft weggenomen met het oogmerk om die zich wederrechtelijk toe te eigenen, welke diefstal werd gevolgd van bedreiging met geweld tegen [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2], gepleegd met het oogmerk om bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf de vlucht mogelijk te maken, door:
- dreigend aan die [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] een schilmes te tonen en voor te houden en daarbij die [slachtoffer 1] de woorden toe te voegen: "Kom dan! Kom dan!" en
- die [slachtoffer 2] de woorden toe te voegen: "Niet komen, niet komen, afstand, blijf weg" en
- met de mespunt in de richting van die [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] te wijzen en
- met dat mes stekende en zwaaiende bewegingen te maken in de richting van die [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2];
2.
hij op 17 september 2019 te Amsterdam meerdere chocoladerepen, die aan een ander toebehoorden, te weten aan [winkel 7], vestiging [adres 10], heeft weggenomen met het oogmerk om die zich wederrechtelijk toe te eigenen;
Zaak F:
hij op 13 september 2019 te Amsterdam [slachtoffer 3] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, door
- dreigend aan die [slachtoffer 3] een mes te tonen en daarbij die [slachtoffer 3] de woorden toe te voegen: "Kom op!" en/of
- met het mespunt in de richting van die [slachtoffer 3] te wijzen en
- met dat mes die [slachtoffer 3] te achtervolgen en achterna te rennen;
Zaak G:
1.
hij op 17 februari 2018 te Amsterdam, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit het [hotel] (gevestigd [adres 11]) heeft weggenomen een laptop en kleding en een parfumflesje toebehorende aan [slachtoffer 5], waarbij verdachte zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft verschaft en de weg te nemen goederen onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak, verbreking en inklimming, te weten het ingooien en verbreken van een raam en een binnendeur in voornoemd pand;
2.
hij op 17 februari 2018 te Amsterdam, opzettelijk en wederrechtelijk een raam en een hotelkamerdeur, toebehorende aan [hotel] BV, heeft vernield en beschadigd;
Zaak H:
hij op 4 november 2019 te Amsterdam, 12 flesjes deodorant, die aan een ander toebehoorden, te weten aan [winkel 5], heeft weggenomen met het oogmerk om die zich wederrechtelijk toe te eigenen;
Hetgeen in de zaken A onder 1, 2 en 3, B, C, D onder 1 en 2, E onder 1 en 2, F, G onder 1 en 2 en H meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het bewezenverklaarde is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het eventueel instellen van beroep in cassatie zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het in de zaken A onder 1, 2 en 3, B, C, D onder 1 en 2, E onder 1 en 2, F, G onder 1 en 2 en H bewezenverklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het in de zaken A onder 1 en 3, B, C, D onder 1 en E onder 2 en H bewezenverklaarde levert op:
telkens:
diefstal.
Het in de zaak A onder 2 bewezenverklaarde levert op:
diefstal, meermalen gepleegd.
Het in de zaak D onder 2 bewezenverklaarde levert op:
diefstal, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak en inklimming.
Het in de zaak E onder 1 bewezenverklaarde levert op:
diefstal, gevolgd van bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om, bij betrapping op heter daad, aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren.
Het in de zaak F bewezenverklaarde levert op:
bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht.
Het in de zaak G onder 1 en 2 bewezenverklaarde levert op:
de eendaadse samenloop van
diefstal, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak en inklimming,
en
opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort vernielen.

Strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is strafbaar, omdat geen omstandigheid aannemelijk is geworden die de strafbaarheid ten aanzien van het in de zaken A onder 1, 2 en 3, B, C, D onder 1 en 2, E onder 1 en 2, F, G onder 1 en 2 en H bewezenverklaarde uitsluit.

Oplegging van straf

De rechtbank Amsterdam heeft de verdachte voor het in eerste aanleg in de zaken A onder 1, 2 en 3, B, C, D onder 1 en 2, E onder 1 en 2, F, G onder 1 en 2, H en I bewezenverklaarde veroordeeld tot gevangenisstraf van 20 maanden met aftrek van het voorarrest.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte zal worden veroordeeld tot dezelfde straf als door de rechter in eerste aanleg is opgelegd.
De raadsman heeft verzocht een gevangenisstraf op te leggen die gelijk is aan het voorarrest.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een behoorlijk aantal strafbare feiten in een relatief korte tijdspanne, te weten winkeldiefstallen, diefstal met geweld, inbraken, bedreiging en vernieling. De verdachte heeft door aldus te handelen te kennen gegeven geen respect te hebben voor het eigendomsrecht van anderen. Daarnaast is diefstal een bron van hinder, schade en (waar die gepaard gaat met braak of geweld) gevoelens van onveiligheid. Omdat de verdachte zich bij een aantal van de tenlastegelegde feiten ook agressief heeft gedragen, heeft hij angst ingeboezemd bij de betrokken personen. De verdachte heeft vooral gehandeld vanuit geldelijk gewin om in zijn middelenverslaving te kunnen voorzien en daarbij niet gedacht aan de gevolgen van zijn gedragingen voor anderen.
Uit het de verdachte betreffende uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 20 april 2022 blijkt dat hij vele malen eerder voor verschillende vermogensdelicten zoals (winkel)diefstallen en inbraken onherroepelijk is veroordeeld tot gevangenisstraf. Uit ditzelfde uittreksel blijkt tevens dat de verdachte eerder ISD-maatregelen opgelegd heeft gekregen. Op 23 februari 2022 is aan de verdachte bij een onherroepelijk geworden uitspraak wederom een ISD-maatregel opgelegd. Het hof zal daar rekening mee houden bij de strafoplegging, net zoals het rekening houdt met de omstandigheid dat in hoger beroep zaak I niet tot een bewezenverklaring heeft geleid. Gezien de aard en ernst van de bewezenverklaarde feiten, en ook gezien het grote aantal daarvan is het hof van oordeel dat een andere straf dan onvoorwaardelijke vrijheidsbeneming niet in aanmerking komt voor deze feiten en deze verdachte.
Het hof acht, alles afwegende, een gevangenisstraf van na te melden duur passend en geboden.
Tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf zal, voor zover van toepassing na aftrek van voorarrest, volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de veroordeelde in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma, als bedoeld in artikel 4 Penitentiaire beginselenwet, dan wel de regeling van voorwaardelijke invrijheidsstelling, als bedoeld in artikel 6:2:10 Wetboek van Strafvordering, aan de orde is.

Vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 6] (zaak I)

De benadeelde partij heeft zich, conform het bepaalde in artikel 51f, eerste lid, van het Wetboek van Strafvordering, in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 1.572,84 aan materiële schade.
De benadeelde partij is bij het vonnis waarvan beroep niet-ontvankelijk verklaard in de vordering.
De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd voor het bedrag van de oorspronkelijke vordering.
De advocaat-generaal heeft geconcludeerd tot toewijzing van de vordering van de benadeelde partij, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht.
De verdediging heeft verzocht de benadeelde partij niet-ontvankelijk te verklaren in de vordering, in verband met de verzochte vrijspraak.
Nu de verdachte van het tenlastegelegde in zaak I wordt vrijgesproken, dient de benadeelde partij niet-ontvankelijk te worden verklaard in haar vordering.

Vordering herroeping voorwaardelijke invrijheidstelling

De veroordeelde is door het gerechtshof Amsterdam bij de onder parketnummers 23-001261-16 en 23-003818-15 gewezen arresten van 6 september 2016 en 9 juni 2016 veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 30 maanden respectievelijk twee weken, met aftrek van voorarrest. Deze uitspraken zijn onherroepelijk.
De veroordeelde is krachtens een besluit van 23 november 2017 voorwaardelijk in vrijheid gesteld, onder (onder meer) de algemene voorwaarde dat hij zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit. De voorwaardelijke invrijheidstelling is verleend per 29 december 2017. De proeftijd besloeg een periode van 365 dagen.
Naar aanleiding van de in de voorliggende zaak tenlastegelegde feiten heeft de officier van justitie op 30 september 2019 een schriftelijke vordering ingediend, strekkend tot herroeping van de voorwaardelijke invrijheidstelling van 275 dagen omdat de verdachte binnen de proeftijd schuldig heeft gemaakt aan strafbare feiten. De rechtbank heeft de vordering voor 275 dagen toegewezen.
De vordering tot herroeping van de voorwaardelijke invrijheidstelling is ook in hoger beroep aan de orde.
De advocaat-generaal heeft zich ter terechtzitting in hoger beroep op het standpunt gesteld dat op de vordering dezelfde beslissing moet worden genomen als de rechtbank heeft gedaan.
De verdediging heeft het hof verzocht de vordering af te wijzen. De verdachte heeft na een jarenlange wachtlijst eindelijk een huurwoning weten te bemachtigen, die de verdachte na afloop van de opgelegde ISD-maatregel opnieuw kan betrekken. Toewijzing van de vordering zou ertoe leiden dat hij zijn woning zou verliezen na het uitzitten van de resterende gevangenisstraf bij toewijzing van de vordering tot herroeping. Dit zou vervolgens weer ertoe leiden dat de verdachte geen perspectief heeft en de motivatie voor het ISD-traject zal wegvallen.
Het hof overweegt als volgt. Met het oog op de specifieke persoonlijke omstandigheden van de verdachte waarvan ter terechtzitting in hoger beroep is gebleken is het hof van oordeel dat er termen aanwezig zijn om de gevorderde herroeping van de voorwaardelijke invrijheidstelling af te wijzen.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 55, 57, 63, 285, 310, 311, 312 en 350 van het Wetboek van Strafrecht.

BESLISSING

Het hof:
Verklaart de verdachte niet-ontvankelijk in het hoger beroep, voor zover gericht tegen de beslissing ter zake van het in zaak A onder 4 tenlastegelegde.
Vernietigt het vonnis waarvan beroep voor het overige en doet opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het in de zaak I tenlastegelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het in de zaken A onder 1, 2 en 3, B, C, D onder 1 en 2, E onder 1 en 2, F, G onder 1 en 2 en H tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het in de zaken A onder 1, 2 en 3, B, C, D onder 1 en 2, E onder 1 en 2, F, G onder 1 en 2 en H bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
19 (negentien) maanden.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 6]
Verklaart de benadeelde partij [slachtoffer 6] niet-ontvankelijk in de vordering tot schadevergoeding en bepaalt dat de benadeelde partij de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Veroordeelt de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Vordering herroeping voorwaardelijke invrijheidstelling
Wijst de vordering tot herroeping van de voorwaardelijke invrijheidstelling af.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. A.M.P. Geelhoed, mr. S.M. Milani en mr. P.F.E. Geerlings, in tegenwoordigheid van mr. M.E. de Waard, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 25 mei 2022.
Mr. A.M.P. Geelhoed is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.
=========================================================================
[…]