3.1.De rechtbank heeft in het bestreden vonnis onder 2 (2.1 tot en met 2.14) de feiten opgesomd die tussen partijen vaststaan. Deze feiten zijn in hoger beroep niet in geschil en binden dus ook het hof.
Samengevat en waar nodig aangevuld met andere feiten die als enerzijds gesteld en anderzijds niet of onvoldoende betwist zijn komen vast te staan, komen de vaststaande feiten, voor zover in dit hoger beroep relevant, neer op het volgende.
( i) [X] (hierna: [X] ) is de ex-echtgenoot van [appellante] . Tussen [X] en Van Lanschot heeft een kredietrelatie bestaan.
(ii) Op 25 oktober 2004 heeft [X] een verzekering op zijn leven gesloten bij Legal & General Nederland Levensverzekering Maatschappij N.V. (hierna: Legal & General), onder polisnummer [nummer] . De uitkering krachtens deze verzekering bedroeg bij overlijden € 1,3 miljoen. [appellante] was aangewezen als eerste begunstigde.
[X] heeft de rechten uit deze levensverzekering verpand aan Van Lanschot, tot zekerheid voor de betaling van al hetgeen de bank blijkens haar administratie van [X] te vorderen heeft of te vorderen mocht hebben (hierna: het eerste pandrecht). Bij brief van 14 maart 2005 heeft Van Lanschot deze verpanding aan Legal & General meegedeeld.
(iv) Ter financiering van de toenmalige echtelijke woning van [X] en [appellante] , heeft Van Lanschot op 29 september 2008 een lening van afgerond € 3.144.000 verstrekt aan Oberon Holding B.V. (hierna: Oberon), de persoonlijke houdstermaatschappij van [X] . Tot zekerheid van de aflossing van deze lening aan Oberon zijn de volgende zekerheden overeengekomen:
1. een eerste hypotheekrecht ten laste van de echtelijke woning van [X] en [appellante] ;
2. een eerste hypotheekrecht ten laste van het registergoed “ [naam registergoed] ” te [plaats] (hierna: [naam registergoed] );
3. een tweede hypotheekrecht ten laste van [naam registergoed] ;
4. een borgtocht van [X] ;
5. een pandrecht ten laste van de vordering van [X] uit diens levensverzekering bij Legal & General.
( v) In de akte waarbij [X] de vordering uit zijn levensverzekering bij Legal & General tot zekerheid voor de voldoening van de schuld van Oberon verpandde (zie hiervoor, onder (iv)5; hierna: het tweede pandrecht), staat dat [X] tot zekerheid voor de betaling van al hetgeen de bank blijkens haar administratie van Oberon te vorderen heeft of te vorderen mocht hebben, alle rechten verpandt welke voor [X] voortvloeien uit de tussen hem en Legal & General gesloten verzekeringsovereenkomst met polisnummer [nummer] .
(vi) Medio 2013 zijn [appellante] en [X] gescheiden. [naam registergoed] is aan [appellante] toegedeeld. De echtelijke woning is kort voor de echtscheiding verkocht. De opbrengst was onvoldoende om de leenschuld aan Van Lanschot te voldoen. Ter herfinanciering van de resterende schuld heeft Oberon op 5 december 2013 een kredietovereenkomst gesloten met een kredietlimiet van afgerond € 1.020.000. Tot zekerheid van de voldoening van deze schuld van Oberon zijn partijen overeengekomen dat het eerste en tweede hypotheekrecht op [naam registergoed] worden gehandhaafd, dat de rechten uit de levensverzekeringspolis van [X] bij Legal & General aan Van Lanschot worden verpand en dat [X] zich opnieuw borg stelt voor een bedrag van € 1.100.000.
(vii) Bij brief van 17 maart 2015 heeft Legal & General aan Van Lanschot bericht dat de verzekering met polisnummer [nummer] , waarvan de vorderingen zijn verpand aan Van Lanschot, zijn gesplitst in een beleggingsverzekering met polisnummer [nummer] en een overlijdensrisicoverzekering met polisnummer [nummer] . In verband met het pandrecht zijn de originele polissen aan Van Lanschot gestuurd.
(viii) Op [overlijdensdatum] 2016 is [X] overleden.
(ix) Bij brief van 11 november 2016 heeft Van Lanschot Legal & General verzocht om de uitkering van de gehele polis naar haar over te maken.
( x) Omstreeks 21 november 2016 heeft Van Lanschot het eerste pandrecht uitgewonnen voor een veronderstelde schuld van [X] aan Van Lanschot in rekening-courant van € 48.296,26. Ook heeft Van Lanschot verhaal genomen voor de openstaande schuld van Oberon van € 734.076. Het meerdere à € 517.627,74 heeft Van Lanschot aan [appellante] uitgekeerd. De hypotheekrechten op [naam registergoed] zijn daarna doorgehaald en [appellante] heeft [naam registergoed] vrij van hypotheekrechten verkocht. De opbrengst was hoger dan € 734.076.
(xi) Omdat is gebleken dat de rekening-courant tussen [X] en Van Lanschot op het moment van uitwinning van het eerste pandrecht een batig saldo ten gunste van [X] had, heeft Van Lanschot het uitgewonnen bedrag van € 48.296,26, vermeerderd met wettelijke rente, aan [appellante] als begunstigde onder de polis voldaan.