ECLI:NL:GHAMS:2022:1507
Gerechtshof Amsterdam
- Beschikking
- Rechtspraak.nl
Wijziging van kinderalimentatie na wijziging van omstandigheden
In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 17 mei 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep over de wijziging van kinderalimentatie. De man, verzoeker in hoger beroep, had in 2018 een vaststellingsovereenkomst getekend waarin hij zich verplichtte om € 109,- per maand te betalen voor de kosten van verzorging en opvoeding van zijn kind, [kind 1]. Door een aanzienlijke inkomensdaling en de geboorte van een tweede kind, [kind 2], verzocht de man om de kinderalimentatie op nihil te stellen, of in ieder geval te verlagen. De rechtbank had zijn verzoek in eerste aanleg afgewezen, waarop de man in hoger beroep ging.
Het hof heeft vastgesteld dat de man onvoldoende draagkracht heeft om de overeengekomen alimentatie te voldoen. De man heeft zijn financiële situatie toegelicht, waaronder een daling van zijn inkomen en een hoge schuldenlast. Het hof oordeelde dat de man, gezien zijn huidige omstandigheden, een minimale draagkracht heeft van € 50,- per maand, wat betekent dat hij slechts € 25,- per maand kan bijdragen voor [kind 1]. Het hof heeft de bestreden beschikking vernietigd en bepaald dat de man met ingang van 5 oktober 2020 een bijdrage van € 25,- per maand aan de vrouw moet betalen.
De beslissing van het hof is gebaseerd op de overweging dat er sprake is van gewijzigde omstandigheden die de eerdere afspraken over kinderalimentatie niet langer rechtvaardigen. Het hof heeft de contractsvrijheid van ouders in het kader van kinderalimentatie in acht genomen, maar benadrukt dat deze begrensd is door de wettelijke maatstaven. De uitspraak is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, en het hof heeft het in hoger beroep meer of anders verzochte afgewezen.