ECLI:NL:GHAMS:2022:1400

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
10 mei 2022
Publicatiedatum
10 mei 2022
Zaaknummer
200.263.116/01
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aanspraak op uitbetaling van commanditair kapitaal na stopzetting activiteiten commanditaire vennootschap

In deze zaak gaat het om een geschil tussen een commanditaire vennoot en de beherend vennoten van een commanditaire vennootschap (cv) die haar activiteiten heeft stopgezet. De commanditaire vennoot, [geïntimeerde], heeft in eerste aanleg betaling gevorderd van het door hem ingebrachte en gecedeerde commanditair kapitaal, dat beperkt is tot € 25.000. De kantonrechter heeft deze vordering toegewezen. In hoger beroep betwist [appellant] de verplichting om het negatieve saldo op de kapitaalrekening aan te zuiveren, omdat de cv zonder baten is ontbonden. Het hof heeft de feiten die door de kantonrechter zijn vastgesteld als uitgangspunt genomen en geconcludeerd dat de beherend vennoten aansprakelijk zijn voor de verliezen van de onderneming. Het hof heeft de eerdere beslissing van de kantonrechter bevestigd, waarbij is geoordeeld dat er voldoende positief saldo resteert om de inleg aan de commanditaire vennoten terug te betalen. Het hof heeft ook het beroep van [appellant] op de redelijkheid en billijkheid verworpen, omdat de omstandigheden niet tot de conclusie leiden dat de contractuele bepalingen onaanvaardbaar zijn. Uiteindelijk heeft het hof het hoger beroep verworpen en het vonnis van de kantonrechter bekrachtigd, waarbij [appellant] is veroordeeld in de kosten van het geding in hoger beroep.

Uitspraak

GERECHTSHOF AMSTERDAM

afdeling civiel recht en belastingrecht, team I
zaaknummer : 200.263.116/01
zaak- en rolnummer rechtbank Noord-Holland : 7250237 / CV EXPL 18-6713
arrest van de meervoudige burgerlijke kamer van 10 mei 2022
inzake
[appellant] ,
wonende te [woonplaats 1] , gemeente [gemeente 1] ,
appellant,
advocaat: mr. R.P. Groot te IJmuiden,
tegen
[geïntimeerde] ,
wonende te [woonplaats 2] , gemeente [gemeente 2] ,
geïntimeerde,
advocaat: mr. J.P. Groen te Hoorn.

1.De zaak in het kort

Nadat een commanditaire vennootschap met haar activiteiten is gestopt, maakt een deel van de commanditaire vennoten jegens de beherend vennoten aanspraak op uitbetaling van het commanditaire kapitaal. De kantonrechter heeft de vordering toegewezen. De vordering wordt in dit hoger beroep opnieuw beoordeeld.

2.Verder verloop van het geding in hoger beroep

Partijen worden hierna [appellant] en [geïntimeerde] genoemd.
Het verloop van het geding tot 22 december 2020 blijkt uit het arrest dat het hof op die datum in deze zaak heeft gewezen.
Bij genoemd arrest heeft het hof een incidentele vordering van [appellant] tot verwijzing van de zaak naar de handelskamer van de rechtbank afgewezen en de zaak naar de rol verwezen voor memorie van grieven.
Partijen hebben daarna de volgende stukken ingediend:
- memorie van grieven, met producties;
- memorie van antwoord, met een productie.
Ten slotte is wederom arrest gevraagd.
[appellant] heeft geconcludeerd, samengevat weergegeven, dat het hof het bestreden vonnis zal vernietigen, de vordering van [geïntimeerde] alsnog zal afwijzen, zal terugkomen van zijn arrest van 22 december 2022 en – uitvoerbaar bij voorraad – de in hoger beroep door [geïntimeerde] geformuleerde vordering zal toewijzen, met veroordeling van [geïntimeerde] in de kosten van het geding in beide instanties.
[geïntimeerde] heeft geconcludeerd dat het hof het bestreden vonnis zal bekrachtigen, met veroordeling van [appellant] – uitvoerbaar bij voorraad – in de kosten van het hoger beroep, met rente.
Beide partijen hebben in hoger beroep bewijs van hun stellingen aangeboden.

3.Feiten

De kantonrechter heeft in het bestreden vonnis onder 2.1-2.4 de feiten opgesomd die zij tot uitgangspunt heeft genomen. Deze feiten zijn in hoger beroep niet in geschil en dienen ook het hof tot uitgangspunt. Samengevat en aangevuld met andere vaststaande feiten komen de feiten op het volgende neer.
3.1
Met ingang van 1 mei 2013 zijn [appellant] en zijn toenmalige echtgenote [X] (hierna: [X] ) een commanditaire vennootschap aangegaan (hierna: de cv). [appellant] en [X] waren de beherend vennoten van de cv. Voordien waren zij de vennoten van een vennootschap onder firma.
3.2
Het contract waarbij de commanditaire vennootschap is aangegaan (hierna: het cv-contract) vermeldt onder meer:
“Artikel 7: Kapitaal rekening – Rente
Lid 1: Ieder der beherende vennoten wordt voor zijn inbreng in geld of goederen op een ten name van ieder van hen gestelde kapitaalrekening gecrediteerd ten belope van het ingebrachte bedrag of de waarde van de betreffende goederen.
Lid 2: Iedere beherende vennoot wordt voor het aan hem toekomende winstaandeel, voor zover hij dit niet heeft opgenomen, op zijn kapitaalrekening gecrediteerd, terwijl hij voor niet aangezuiverd verlies op zijn kapitaalrekening wordt gedebiteerd.
Lid 3: Voor wat betreft hun onderlinge rechtsverhouding beschouwen de beherende vennoten het bedrag dat ieder hunner volgens zijn kapitaalrekening toekomt, als schuld van de vennootschap, en het bedrag dat ieder hunner volgens zijn kapitaalrekening eventueel verschuldigd mocht zijn, als schuld aan de vennootschap.
Lid 4: Ieder der beherende vennoten geniet over het saldo dat hem volgens zijn kapitaalrekening bij aanvang van het boekjaar toekomt een rente die marktconform is aan de gemiddelde spaarrente vergoedingen van het afgelopen boekjaar.
Lid 5: De Commanditaire vennoot geniet een rentevergoeding die marktconform is aan de gemiddelde spaarrente vergoedingen van het afgelopen boekjaar over het door de commanditaire vennoot in de vennootschap gestoken kapitaal in het betreffende jaar.
(…)
Artikel 9: Berekening winst/verlies en verdeling
Lid 1: Ter berekening van het jaarlijkse bedrijfsresultaat van de vennootschap worden van de bruto-inkosten afgetrokken alle verliezen, bedrijfskosten en afschrijvingen, één en ander bepaald overeenkomstig algemeen aanvaarde waarderings- en resultaatsbepalingsgrondslagen.
Lid 2: De afschrijvingen op goederen worden zoveel mogelijk bepaald op ten minste het bedrag, dat fiscaal toelaatbaar en bedrijfseconomisch wenselijk is.
Lid 3: Op het aldus bepaalde bedrijfsresultaat van de vennootschap worden allereerst in mindering gebracht de aan de commanditaire venno(o)t(en) toekomende rente-vergoeding als bedoeld in artikel 7, lid 5.
Lid 4: In de resterende winst, berekend op grond van hetgeen eerder in dit artikel is bepaald, zullen de commanditaire vennoten ieder delen naar rato van het procentuele aandeel dat voor de commanditaire vennoot bij van diens inbreng is vastgesteld ten opzicht van het totale eigen vermogen van de vennootschap.
Lid 5: In de dan nog resterende winst, respectievelijk het verlies, berekend op grond van hetgeen eerder in dit artikel is bepaald, zullen de beherende vennoten ieder voor 50 procent delen. De vennoten kunnen in onderling overleg deze percentages veranderen.
Lid 6: De door de vennootschap in enig boekjaar geleden verliezen worden in het betreffende boekjaar geheel door de beherende vennoten gedragen, welke in mindering op zijn creditsaldo zullen worden gebracht. Het aandeel in de verliezen in enig boekjaar geleden zal door de commanditaire vennoot gedragen worden door middel van verrekening met het winstaandeel over enig volgend boekjaar; het winstaandeel zal dan gekort worden met het verliesaandeel uit een vorig boekjaar.
Lid 7: De commanditaire vennoot zal niet gehouden zijn alsnog enige som tot dekking van geleden verliezen te storen boven het bedrag van zijn inbreng.
(…)
Artikel 13: Liquidatie
Lid 1: Indien de vennootschap eindigt door opzegging, dan wel in onderling overleg, zullen de zaken der vennootschap zo spoedig mogelijk door de vennoten worden geliquideerd, tenzij het bedrijf wordt voortgezet op de manier zoals hierna vermeld in artikel 14.
Lid 2: Bij het eindigen der vennootschap is ieder van de vennoten in het vermogen van de vennootschap gerechtigd, voor de bedragen waarvoor hij in de boeken der vennootschap is gecrediteerd, vermeerderd of verminderd met zijn aandeel in de winst of het verlies, gemaakt of geleden blijkens de overeenkomstig artikel 8 opgemaakte jaarrekening.
Lid 3: Op de na het eindigen der vennootschap op te maken balans zullen, tenzij schriftelijk onderling anders wordt overeengekomen, de activa worden gewaardeerd tegen de werkelijke waarde.
Lid 4: In de liquidatiewinst of het liquidatieverlies, casu quo de meerwaarde of de minderwaarde (één en ander indien van toepassing) zal door ieder der vennoten, met toepassing van de onder de artikelen 9 en 10 weergegeven winstdeling worden deelgenomen”
3.3
[geïntimeerde] , [vennootschap ] (hierna: [vennootschap ] ),
[Y] (hierna: [Y] ) en [Z] zijn als commanditaire vennoten tot de cv toegetreden en hebben gezamenlijk in totaal € 35.000 ingebracht in de cv.
3.4
Bij geschrift van 12 augustus 2016 hebben [appellant] en [X] verklaard dat de activiteiten van de cv per 31 december 2016 zullen zijn gestopt.
3.5
Bij akte van 28 augustus 2018 hebben [vennootschap ] en [Y] hun vorderingen op de cv gecedeerd aan [geïntimeerde] .

4.Beoordeling

4.1
[geïntimeerde] heeft in eerste aanleg, kort gezegd, betaling gevorderd van het totaal van het door hem ingebrachte en het aan hem gecedeerde commanditair kapitaal, beperkt tot € 25.000,-. Volgens [geïntimeerde] moet [appellant] op grond van het cv-contract het negatieve saldo op de kapitaalrekening van € 43.113,- aanzuiveren waardoor het commanditair kapitaal aan [geïntimeerde] kan worden terugbetaald. De kantonrechter heeft de vorderingen van [geïntimeerde] toegewezen.
4.2
[appellant] komt in hoger beroep op tegen de beslissing van de kantonrechter. Het hoger beroep strekt, kort gezegd, tot betoog dat [appellant] niet gehouden is om het negatieve saldo op de kapitaalrekening aan te zuiveren omdat de cv zonder baten is ontbonden.
4.3
[appellant] heeft het hof verzocht om terug te komen van zijn beslissing van 20 december 2020 tot afwijzing van zijn incidentele vordering. Het hof acht die beslissing echter juist en ziet dus geen aanleiding daarvan terug te komen.
4.4
De kantonrechter heeft tot uitgangspunt genomen dat de beherend vennoten – en dus niet de stille vennoten – ieder voor 50% aansprakelijk zijn voor verliezen van de onderneming. Voor zover er een grief moet worden gelezen in het betoog van [appellant] tegen deze uitleg van het cv-contract door de kantonrechter, heeft [appellant] onvoldoende onderbouwd waarom een andere lezing van het cv-contract de juiste zou zijn. Het hof zal derhalve als vaststaand beschouwen dat de commanditaire vennoten niet delen in het verlies van de cv en dat de beherend vennoten, ook ingeval van liquidatie, gehouden zijn het negatieve saldo op de kapitaalrekening aan te zuiveren.
4.5
[appellant] heeft in hoger beroep betoogd dat bij het liquideren van de vennootschap moet worden uitgekeerd naar rato van het aandeel van de vennoot in het vermogen van de vennootschap. Volgens [appellant] is het aandeel van [geïntimeerde] 5,79% en kan [geïntimeerde] slechts aanspraak maken op betaling van € 2.867,-. Deze redenering gaat kennelijk uit van een uitleg van het cv-contract waarbij de commanditaire vennoten delen in het verlies van de cv. Blijkens het voorgaande is die uitleg niet juist.
4.6
Op de door [appellant] in eerste aanleg overgelegde fiscale balans bij de aangifte inkomstenbelasting 2016 (productie 22a bij zijn conclusie van antwoord) staat een negatieve eindwaarde van € 43.113,- vermeld als kapitaal van de onderneming. [appellant] heeft niet voldoende gemotiveerd bestreden dat hiermee het niet aangezuiverde verlies op de kapitaalrekening van de beherend vennoten werd bedoeld, zodat dat verder als vaststaand zal worden aangenomen. Het totaal van de positieve eindwaarden van het kapitaal van [vennootschap ] , [geïntimeerde] en [Y] op die fiscale balans bedraagt € 31.118,-. In hoger beroep heeft [appellant] aangepaste eindcijfers voor 2016 overgelegd. Verder heeft hij producties overgelegd ten betoge dat er aan de cv gerelateerde schulden zijn die voorrang hebben op de vordering van [geïntimeerde] . [appellant] heeft echter onvoldoende duidelijk toegelicht dat en waarom de in eerste aanleg door hem ingebrachte cijfers op relevante punten onjuist zouden zijn. Ook heeft hij onvoldoende duidelijk gemaakt waarom bepaalde schulden voorrang zouden hebben en hoe dit uit de producties kan blijken. Het hof passeert deze betogen daarom. Het hof gaat uit van de in eerste aanleg overgelegde cijfers. Op grond daarvan verenigt het hof zich met het oordeel van de kantonrechter dat er bij aanzuivering van de kapitaalrekening van de beherend vennoten een voldoende positief saldo resteert om de inleg aan de commanditaire vennoten [vennootschap ] , [geïntimeerde] en [Y] terug te betalen, zodat de vordering, zoals beperkt (tot € 25.000), toewijsbaar is.
4.7
[appellant] heeft in hoger beroep met een beroep op het in art. 21 WvK neergelegde beheersverbod aangevoerd dat [geïntimeerde] zich als beherend vennoot heeft gedragen en daarom aansprakelijk is voor de verliezen. Dit betoog faalt. Art. 21 WvK bevat een sanctie die ertoe strekt te voorkomen dat commanditaire vennoten die op een van de in art. 20 WvK vermelde manieren onduidelijkheid laten ontstaan over hun rechtspositie in de vennootschap, zich kunnen onttrekken aan de aansprakelijkheid die art. 18 WvK voorziet voor de gewone vennoten. Het gaat hierbij erom te voorkomen, enerzijds dat een commanditaire vennoot ten name van de vennootschap aan het handelsverkeer deelneemt als ware hij beherend vennoot en aldus misbruik maakt van het rechtsgevolg dat is verbonden aan de hoedanigheid van commanditaire vennoot, en anderzijds dat derden door het optreden van een commanditaire vennoot in de veronderstelling kunnen worden gebracht dat zij van doen hebben met een beherend vennoot. [appellant] heeft onvoldoende geconcretiseerd dat [geïntimeerde] of enige andere commanditaire vennoot in de zaken van de vennootschap werkzaam is geweest als bedoeld in art. 20 lid 2 WvK of verwijtbare daden van beheer heeft verricht die de ingrijpende en vérgaande sanctie van art. 21 WvK zouden rechtvaardigen (vergelijk: HR 25 mei 2015, ECLI:NL:HR:2015:1413).
4.8
[appellant] heeft een beroep gedaan op de redelijkheid en billijkheid en aangevoerd dat de artikelen 7 en 13 van het cv-contract buiten werking moeten worden gesteld omdat deze haaks zouden staan op de wet. Dit beroep wordt verworpen, omdat de door [appellant] gestelde omstandigheden niet tot de conclusie leiden dat toepassing van deze artikelen naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is.
4.9
Kennelijk heeft [appellant] onder het kopje “incidenteel appel” bedoeld een reconventionele vordering in te stellen. Hierin wordt hij niet-ontvankelijk verklaard, omdat het niet mogelijk is in hoger beroep voor het eerst een reconventionele vordering in te stellen.
4.1
Gelet op het voorgaande faalt het hoger beroep en dient het bestreden vonnis te worden bekrachtigd. [appellant] dient als de in het ongelijk gestelde partij te worden veroordeeld in de kosten van het geding in hoger beroep, de kosten van de comparitie na aanbrengen daaronder begrepen.

5.Beslissing

Het hof:
verklaart [appellant] niet-ontvankelijk in zijn reconventionele vordering;
bekrachtigt het vonnis waarvan beroep;
veroordeelt [appellant] in de kosten van het geding in hoger beroep, tot op heden aan de zijde van [geïntimeerde] begroot op € 741,- aan verschotten en € 2.884,- voor salaris, te vermeerderen met de wettelijke rente, indien niet binnen veertien dagen na dit arrest aan de kostenveroordeling is voldaan;
verklaart deze kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit arrest is gewezen door mrs. G.C.C. Lewin, M.M. Korsten-Krijnen en L. Alwin en door de rolraadsheer in het openbaar uitgesproken op 10 mei 2022.