ECLI:NL:GHAMS:2022:1360
Gerechtshof Amsterdam
- Beschikking
- Rechtspraak.nl
Erkenning van adoptie en beginseltoestemming in het kader van het Haags Adoptieverdrag
In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 26 april 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep over de erkenning van de adoptie van drie kinderen door verzoekers, die beiden burger van Congo zijn. De adoptie is in 2012 in de Democratische Republiek Congo (DRC) uitgesproken, maar verzoekers hebben geen beginseltoestemming van de Minister van Justitie en Veiligheid verkregen voor de opname van de kinderen in Nederland. Het hof oordeelt dat erkenning van de adoptie op grond van artikel 10:109 BW niet mogelijk is, omdat de vereiste beginseltoestemming ontbreekt. Het hof stelt vast dat DRC geen partij is bij het Haags Adoptieverdrag 1993, waardoor de bepalingen van de Wet opneming buitenlandse kinderen ter adoptie (Wobka) van toepassing zijn. Verzoekers hebben onvoldoende onderbouwd dat afwijzing van hun verzoek het belang van de kinderen ernstig zou schaden. Het hof bekrachtigt de beschikking van de rechtbank, die het verzoek om erkenning van de adoptie had afgewezen, en wijst het subsidiaire verzoek om een voorlichtingsrapportage af. De kinderen wonen nog steeds in DRC en er is geen bewijs dat hun situatie daar zo uitzonderlijk is dat de wettelijke vereisten voor erkenning van de adoptie kunnen worden genegeerd.