Uitspraak
GERECHTSHOF AMSTERDAM
1.De zaak in het kort
2.Het geding in hoger beroep
3.Feiten
(…) Ik sprak de bestuurder aan en vertelde hem en de bijrijder wat onze melding was geweest en hoorde de bijrijder zeggen: “ik zal uitleggen wat er gebeurd is.” Ik vroeg hem hierop of hij had gevochten of de bestuurder en hoorde hem zeggen: (…) [geïntimeerde] heeft niks gedaan. Ik ben alleen met hem meegereden daar vandaan. (…)”
(…) Ik ben nadat ik mijn belager naar buiten had gewerkt ook de auto uitgegaan. (…) Dus toen ik buiten de auto en voor de auto stond, stonden die jongen van [X] en ik tegenover elkaar. (…) Op dat zelfde moment zie ik een andere onbekende jongen hard rennend in onze richting komen. Ik dacht toen dat die onbekende jongen bij [X] hoorde en mij of [A] wilde gaan slaan. Hierdoor heb ik mijn aandacht op die onbekende jongen gericht en niet meer op [X] . [X] kreeg toen de kans en gelegenheid om mij te slaan. (…)”
(…) Ik zie beide mannen tegenover elkaar staan (aanvulling hof: [appellant] en [X] ). Ik ben vervolgens ook de auto uitgegaan en liep richting [appellant] en zijn belager en wilde er tussen gaan staan om de boel te sussen. Plotseling zie ik vanaf de overkant van de straat een onbekende jongen op ons afkomen die zich er ook mee wilde bemoeien. Ik draaide me toen om naar die onbekende jongen en zei dat hij zich er niet mee moest bemoeien. Ik heb dus niet gezien dat [appellant] toen klappen heeft gekregen.(…)”