ECLI:NL:GHAMS:2022:1296

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
3 mei 2022
Publicatiedatum
28 april 2022
Zaaknummer
200.301.582/01 NOT
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Klacht tegen een notaris over zorgvuldigheid bij afgifte verklaring van erfrecht

In deze zaak gaat het om een klacht tegen een notaris die een verklaring van erfrecht heeft afgegeven. De erflater, die in de media bekend stond als 'de spermadokter', is overleden en heeft zijn echtgenote als executeur benoemd. De nalatenschap is door alle erfgenamen beneficiair aanvaard. De notaris heeft een verklaring van erfrecht afgegeven waarin is opgenomen dat de executeur een zogenoemde ruimschoots toereikend-verklaring heeft afgelegd. Hierdoor was de executeur bevoegd om de goederen van de nalatenschap te beheren zonder de formele vereffeningsprocedure te volgen. Klager, die als vereffenaar is benoemd, verwijt de notaris dat hij onvoldoende onderzoek heeft gedaan naar de juistheid van deze verklaring en dat hij zijn zorgplicht heeft geschonden.

De notaris heeft in hoger beroep aangevoerd dat hij summier, maar voldoende onderzoek heeft gedaan naar de waarde van de goederen en de omvang van de schulden in de nalatenschap. Het hof oordeelt echter dat de notaris ten minste summier onderzoek had moeten doen en dat er aanwijzingen waren die gerede twijfel bij de notaris hadden moeten wekken. Het hof sluit zich aan bij het oordeel van de kamer dat de klacht gegrond is en legt de maatregel van berisping op aan de notaris. Daarnaast wordt de notaris veroordeeld tot betaling van griffierechten en kosten aan klager en het Landelijk Dienstencentrum voor de Rechtspraak.

Uitspraak

beslissing
___________________________________________________________________ _ _
GERECHTSHOF AMSTERDAM
afdeling civiel recht en belastingrecht
zaaknummer : 200.301.582/01 NOT
nummer eerste aanleg : 21-05
beslissing van de notaris- en gerechtsdeurwaarderskamer van 3 mei 2022
inzake
[notaris],
notaris te [plaats] ,
appellant,
gemachtigde: mr. P.J. de Jong Schouwenburg, advocaat te Amsterdam,
tegen
[klager],
in zijn hoedanigheid van vereffenaar van de nalatenschap van [X] ,
geïntimeerde,
gemachtigde: mr. Chr. Groenewoud, advocaat te Rotterdam.
Partijen worden hierna de notaris en klager genoemd.

1.De zaak in het kort

Erflater is overleden en heeft in zijn testament zijn echtgenote tot executeur benoemd. De nalatenschap is door alle erfgenamen beneficiair aanvaard. De notaris heeft een verklaring van erfrecht afgegeven, waarin onder meer is opgenomen dat de executeur een zogenoemde ruimschoots toereikend-verklaring heeft afgelegd. Hierdoor hoefde de wettelijke vereffeningsprocedure niet te worden gevolgd en mocht de executeur als enige de goederen van de nalatenschap beheren en erover beschikken. Diverse rechtshandelingen van de executeur hebben – uiteindelijk – geleid tot het ontslag van de executeur en de benoeming van klager als vereffenaar. Klager verwijt de notaris dat hij onvoldoende heeft voldaan aan zijn onderzoeks- en zorgplicht ten opzichte van derden bij het opstellen en afgeven van de verklaring van erfrecht, omdat hij onder meer de juistheid van de door de executeur overgelegde ruimschoots toereikend-verklaring niet, althans onvoldoende, heeft getoetst.

2.Het geding in hoger beroep

2.1.
De notaris heeft op 19 oktober 2021 een beroepschrift – met bijlage – en op 13 december 2021 een aanvullend beroepschrift – met bijlage – bij het hof ingediend tegen de beslissing van de kamer voor het notariaat in het ressort Den Haag (hierna: de kamer) van 22 september 2021 (ECLI:NL:TNORDHA:2021:21). Klager heeft op 26 januari 2022 een verweerschrift bij het hof ingediend.
2.2.
Op 4 februari 2022 heeft de notaris twee aanvullende producties ingediend en heeft klager een aanvullende productie ingediend.
2.3.
Het hof heeft van de kamer de stukken van de eerste aanleg ontvangen.
2.4.
De zaak is behandeld ter openbare terechtzitting van het hof van 17 februari 2022. De notaris, vergezeld van zijn gemachtigde, en klager, vergezeld van mr. E.J. Lievense, advocaat te Rotterdam, zijn verschenen. De gemachtigde van de notaris en mr. Lievense hebben het woord gevoerd aan de hand van overgelegde pleitnota’s.

3.Feiten

Het hof verwijst voor de feiten naar hetgeen de kamer in de bestreden beslissing heeft vastgesteld. Partijen hebben tegen de vaststelling van de feiten door de kamer geen bezwaar gemaakt, zodat ook het hof van die feiten uitgaat. Samengevat en waar nodig aangevuld met andere feiten die zijn komen vast te staan, komen de feiten neer op het volgende.
3.1.
Klager is notaris te [plaats] (niet te verwarren met de notaris tegen wie klager zijn klacht richt). Bij beschikking van de rechtbank Rotterdam van 29 oktober 2019 is klager benoemd tot vereffenaar in de nalatenschap van [X] (hierna te noemen: erflater). Erflater is op [overlijdensdatum] 2017 overleden en is in de media aangeduid als “de spermadokter”.
3.2.
De echtgenote van erflater, [executeur] (hierna te noemen: de executeur), is bij testament van 18 november 2013, verleden voor de notaris, benoemd tot executeur in de nalatenschap van erflater. Op 3 juli 2017 heeft zij de benoeming tot executeur aanvaard. In het testament heeft erflater de wettelijke verdeling van overeenkomstige toepassing verklaard.
3.3.
Op 21 april 2017 heeft er een bespreking plaatsgevonden tussen:
  • de notaris,
  • [kandidaatnotaris] , destijds als kandidaatnotaris werkzaam op het kantoor van de notaris (hierna te noemen: de kandidaatnotaris),
  • de executeur, en
  • de administrateur van de executeur.
3.4.
Op 28 april 2017 heeft de kandidaat-notaris een brief gestuurd aan de executeur inzake de verklaring van erfrecht, waarin zij onder meer het volgende vermeldt:

(…) U deelde mee dat – voorzover bekend – de nalatenschap van uw echtgenoot positief is. U deelde ook mee dat er bestaande schulden zijn die volgens u wel te zijner tijd uit de nalatenschap betaald zouden kunnen worden, maar dat er nu nog niet genoeg liquiditeiten zijn om deze schulden te kunnen voldoen. U gaf aan dat het vermogen van uw man tot op heden vastzit in stenen en dat er in de toekomst goederen verkocht moeten worden om de bestaande schulden te kunnen betalen. Ook is het nog niet geheel duidelijk of er nog meer schulden zijn uit mogelijke rechtszaken die zouden kunnen volgen waarvoor u als erfgenaam van uw echtgenoot aansprakelijk gesteld zou kunnen worden. Immers een erfgenaam treedt in de voetsporen (rechten en plichten) van de overledene en wordt ook aansprakelijk voor de schulden van de overledene. Daarom is het aan te raden dat zowel u als de mede erfgenamen – voor alle zekerheid – de nalatenschap op veilige wijze (beneficiair) aanvaarden. Informatie over de beneficiaire aanvaarding treft u bijgaand aan.
(…)
In de wet is een uitzondering opgenomen ten aanzien van het volgen van de formele procedure. Deze uitzondering geldt voor het geval u als executeur kunt aantonen dat de nalatenschapruimschoots toereikend is om alle schulden van de nalatenschap te voldoen. In dat geval worden de erfgenamen vrijgesteld van de verplichting de formele vereffeningsprocedure te volgen, omdat bij een solvente nalatenschap de belangen van schuldeisers voldoende gewaarborgd zijn door de aanwezigheid van een voldoende toegeruste executeur.
Indien u kunt aantonen dat de nalatenschap ruimschoots voldoende is om alle schulden te voldoen, ontvang ik van u een door u opgemaakt en ondertekend overzicht waaruit dit blijkt, zodat beroep kan worden gedaan op de ontheffing. In dat geval blijft u wel executeur.
3.5.
De executeur en de overige erfgenamen hebben de nalatenschap beneficiair aanvaard. Hiervan blijkt uit een op 7 juli 2017 opgemaakte akte beneficiaire aanvaarding. Deze akte is op 11 juli 2017 ingeschreven in het boedelregister van de rechtbank Rotterdam.
3.6.
Op 11 september 2017 heeft de kandidaat-notaris aan de executeur laten weten dat zij geen ruimschoots toereikend-verklaring had ontvangen en heeft zij geïnformeerd of deze nog zou komen. Op 14 september 2017 heeft de executeur een eerste versie van de boedelbeschrijving van de nalatenschap van erflater opgesteld en overgelegd aan de kandidaat-notaris. Bij e-mail van 19 september 2017 heeft de kandidaat-notaris de executeur bericht dat de boedelbeschrijving niet klopte, omdat de vordering van de executeur – krachtens de gemaakte huwelijkse voorwaarden – niet was vermeld.
3.7.
Op 24 januari 2018 heeft er een telefoongesprek plaatsgevonden tussen de kandidaat-notaris en de advocaat van de executeur waarin is gesproken over een aanhangige rechtszaak tegen onder meer de executeur.
3.8.
Op 28 februari 2018 heeft de executeur bij de rechtbank Rotterdam een boedelbeschrijving ingediend met daarbij een ruimschoots toereikend-verklaring. De vordering van de executeur vanwege de huwelijkse voorwaarden was ook hierin niet opgenomen. In verband daarmee heeft de kandidaat-notaris opnieuw contact opgenomen met de executeur. Op 9 maart 2018 is vervolgens de definitieve boedelbeschrijving met de ruimschoots toereikend-verklaring opgesteld.
3.9.
Op 16 maart 2018 heeft de notaris een verklaring van erfrecht afgegeven. In deze verklaring is opgenomen dat de nalatenschap van erflater beneficiair is aanvaard en daarom in beginsel op grond van artikel 4:202 lid 1 BW afgewikkeld moet worden, maar dat de executeur heeft aangetoond dat de goederen van de nalatenschap ruimschoots voldoende zijn om de schulden van de nalatenschap te voldoen. De notaris heeft vervolgens als conclusie in de verklaring van erfrecht vermeld dat de executeur zelfstandig bevoegd is om de nalatenschap te beheren en ingevolge de wettelijke verdeling als enige bevoegd is om de goederen behorende tot de nalatenschap te beheren en daarover te beschikken.
3.10.
In de begeleidende brief aan de executeur van dezelfde datum heeft de kandidaatnotaris onder meer het volgende opgenomen:

(…) Ik heb een overzicht van u ontvangen, waaruit blijkt dat de nalatenschap ruimschoots toereikend is om alle schulden te voldoen. Op basis hiervan hoeft u – als executeur – de nalatenschap thans niet op formele wijze te vereffenen.
Toch adviseer ik u – mede gezien de complexiteit van de nalatenschap van [erflater], de rechtszaken die (nog) lopen en gezien het feit dat mijns inziens u op basis van uw “ruimschoots verklaring” niet genoeg liquide middelen heeft om de schuldeisers op korte termijn te voldoen – de nalatenschap volgens de formele vereffeningsprocedure geldende regels te vereffenen. Ik heb u reeds een lijst van de in acht te nemen regels toegezonden en voor de zekerheid sluit ik deze nog een keer in. Ik adviseer u daarom de solvabiliteit gedurende het beheer van de nalatenschap in de gaten te houden. Vertoont de nalatenschap een tekort, dan dient dit ten spoedigste aan de kantonrechter meegedeeld te worden. Dit teneinde te voorkomen dat schuldeisers zich – ondanks beneficiaire aanvaarding – toch opuw eigen vermogenkunnen verhalen. Immers als u erfgenaam/executeur in de vervulling van uw verplichtingen in ernstige mate verwijtbaar tekortschiet, de schuldeisers van de erflater zich – ondanks de beneficiaire aanvaarding zich toch opuw eigen vermogenkunnen verhalen.
Als executeur dient u de nalatenschap te beheren en vereffenen en dienen alle schuldeisers op gelijke voet behandeld te worden en te worden voldaan. (…)
3.11.
De executeur heeft vervolgens diverse rechtshandelingen verricht. Deze rechtshandelingen hebben – uiteindelijk – geleid tot de benoeming van klager als vereffenaar. De rechtbank heeft overwogen dat de executeur ernstig tekort is geschoten in het beheer van de nalatenschap en dat het aannemelijk is dat schuldeisers, onder wie de groep van donorkinderen die erflater bij leven aansprakelijk hadden gesteld, in hun verhaalsrechten beperkt zijn.
3.12.
Klager heeft de notaris bij brief van 2 februari 2021 diverse vragen gesteld over zijn betrokkenheid bij het nalatenschapsdossier. Bij brief van 15 februari 2021 heeft de notaris gereageerd.
3.13.
Klager stelt zich op het standpunt dat bepaalde rechtshandelingen van de executeur als paulianeus en onrechtmatig moeten worden aangemerkt. Bij dagvaarding van 10 maart 2021 heeft klager onder meer de executeur voor de rechtbank gedagvaard met als doel de paulianeus en onrechtmatig geachte rechtshandelingen terug te draaien. In die procedure heeft klager aangevoerd dat de executeur een valse ruimschoots toereikend-verklaring heeft afgelegd.

4.Standpunt van klager

Klager verwijt de notaris dat hij niet dan wel onvoldoende heeft voldaan aan zijn onderzoeksplicht en zorgplicht ten opzichte van derden bij het opstellen en afgeven van de verklaring van erfrecht op 16 maart 2018. Meer in het bijzonder wordt de notaris verweten:
de juistheid van de door de executeur overgelegde ruimschoots toereikend-verklaring niet (zelfs niet marginaal) getoetst te hebben;
lichtvaardig te hebben geconcludeerd dat de executeur heeft aangetoond dat de baten ruimschoots voldoende waren om de bestaande en de mogelijke schulden te voldoen, en
de waarde en het belang van de verklaring van erfrecht voor een goed functionerend rechtsverkeer te hebben miskend.

5.Beoordeling

5.1.
De kamer heeft in de bestreden beslissing de klacht van klager gegrond verklaard. De notaris had meer onderzoek moeten doen, omdat hij de nodige twijfels had. De kamer heeft afgezien van het opleggen van een maatregel. Wel heeft de kamer de notaris veroordeeld tot vergoeding aan klager van € 50 aan griffierecht.
5.2.
De notaris voert in hoger beroep aan dat hij summier, maar wel voldoende onderzoek heeft gedaan naar de waarde van de goederen en de omvang van de schulden in de nalatenschap van erflater alvorens de verklaring van erfrecht af te geven. Dit blijkt volgens hem onder meer uit het volgende:
tijdens de eerste bespreking met de executeur op 21 april 2017 is een inventaris gemaakt van de activa en passiva. Ook is toen gesproken over de hoge advocaatkosten;
de kandidaat-notaris heeft zowel in september 2017 als in maart 2018 de boedelbeschrijving kritisch bekeken en becommentarieerd;
tijdens het telefoongesprek op 24 januari 2018 tussen de kandidaat-notaris en de advocaat van de executeur heeft de advocaat bevestigd dat een rechtszaak (bodemprocedure) tegen de erfgenamen was begonnen over het al dan niet vrijgeven van het DNA, maar ook verklaard dat geen sprake was van vorderingen tot schadevergoeding en dat op dat moment verder nog niets bekend was.
De notaris voert aan dat hij niet weet wat hij verder had moeten onderzoeken. Er was volgens hem geen reden te vermoeden dat de informatie in de boedelbeschrijving met bijbehorende ruimschoots voldoende-verklaring onjuist of onvolledig was. De door klager bedoelde financiële aanspraken bestonden ultimo 2018 nog niet.
De notaris had nader onderzoek moeten doen
5.3.
Het hof sluit zich allereerst aan bij het oordeel van de kamer over de ontvankelijkheid van klager (de klacht is tijdig ingediend en klager heeft een indirect belang nu hij vereffenaar is in de nalatenschap van erflater en hij deze nalatenschap vertegenwoordigt en de belangen behartigt van alle schuldeisers).
Met de kamer is het hof voorts van oordeel dat de notaris ten minste summier onderzoek had moeten doen naar de waarde van de goederen en de omvang van de schulden alvorens de verklaring van erfrecht af te geven met daarin de ruimschoots voldoende-verklaring. Ook is het hof met de kamer van oordeel dat niet kan worden aangenomen dat de notaris voldoende onderzoek heeft verricht. Er waren diverse aanwijzingen die gerede twijfel bij de notaris hadden moeten wekken en op grond waarvan hij nader onderzoek had moeten doen:
  • in het – door de notaris zelf opgestelde – testament is de uitdrukkelijke wens van erflater opgenomen dat op zijn stoffelijk overschot geen DNAonderzoek mocht worden verricht; dat is opvallend en ongebruikelijk;
  • de notaris wist dat er (ten minste) een lopende rechtszaak was; dit blijkt uit de omstandigheid dat over de advocaatkosten is gesproken tijdens de bespreking van 21 april 2017;
  • in de brief van 28 april 2017 van de kandidaat-notaris wordt rekening gehouden met nog meer schulden uit mogelijke rechtszaken die zouden kunnen volgen;
  • op 24 januari 2018 is er contact geweest tussen de kandidaat-notaris en de advocaat van de executeur over een aanhangige rechtszaak tegen de executeur.
Hoe ver het vereiste nadere onderzoek in dit geval had moeten reiken kan in het midden blijven.
5.4.
Weliswaar heeft de kandidaat-notaris een groot deel van het dossier behandeld, maar de notaris heeft zelf de verklaring van erfrecht afgegeven. Daarvoor is hij zelf verantwoordelijk. Hij was ook aanwezig bij de eerste bespreking met de executeur op 21 april 2017. Bovendien mocht van hem worden verwacht dat hij zich voldoende in het dossier zou verdiepen om een verantwoorde verklaring van erfrecht te kunnen afgeven.
5.5.
De kamer heeft de klacht dus terecht gegrond verklaard.
Maatregel
5.6.
Anders dan de kamer is het hof van oordeel dat aan de notaris hiervoor een maatregel moet worden opgelegd. De notaris heeft de kernwaarde van zorgvuldigheid in het notariaat geschonden. Gelet hierop is de maatregel van berisping passend en geboden en kan niet worden volstaan met een waarschuwing.
Kostenveroordeling
5.7.
Per 1 januari 2021 is de Richtlijn kostenveroordeling notaris- en gerechtsdeurwaarderskamer Gerechtshof Amsterdam 2021 (Staatscourant 2020, nr. 67513) in werking getreden.
5.8.
Omdat de uitspraak van de kamer wordt vernietigd en het hof de klacht gegrond verklaart, dient de notaris het door klager aan de kamer betaalde griffierecht van € 50 aan hem te vergoeden.
5.9.
Aangezien het hof de notaris een maatregel oplegt, wordt de notaris veroordeeld in de volgende kosten in eerste aanleg bij de kamer:
a. a) € 50 kosten van klager;
b) € 1.050 kosten van klager in verband met door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand;
c) € 2.000 kosten van behandeling van de klacht door de kamer,
en in de volgende kosten in hoger beroep:
d) € 50 kosten van klager;
e) € 1.050 kosten van klager in verband met door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand;
f) € 2.000 kosten van behandeling van de klacht door het hof.
Er zijn geen bijzondere omstandigheden gesteld of gebleken die aanleiding geven tot een andere beslissing.
5.10.
De notaris dient het griffierecht en de kosten van klager aan klager te voldoen. Klager dient hiervoor een rekeningnummer aan de notaris op te geven. Na opgave van dit rekeningnummer dient de notaris binnen vier weken het griffierecht en de kosten van klager te voldoen.
5.11.
De notaris dient de kosten van behandeling van de klacht door de kamer alsmede in hoger beroep te voldoen aan het Landelijk Dienstencentrum voor de Rechtspraak (hierna: LDCR). Het LDCR zal de notaris berichten binnen welke termijn en op welke wijze hij de kosten dient te voldoen.
5.12.
Het hof zal ten behoeve van de leesbaarheid de bestreden beslissing vernietigen en opnieuw beslissen en de notaris daarbij de maatregel van berisping opleggen.

6.Beslissing

Het hof:
- vernietigt de bestreden beslissing;
en, opnieuw beslissende:
- verklaart de klacht gegrond;
- legt aan de notaris de maatregel van berisping op;
- veroordeelt de notaris tot betaling aan klager van de aan zijn zijde gevallen kosten in eerste aanleg, begroot op € 1.150, en van de aan zijn zijde gevallen kosten in hoger beroep, begroot op € 1.100, binnen vier weken na opgave van het rekeningnummer door klager;
- veroordeelt de notaris tot betaling van € 2.000 aan kosten van behandeling van de klacht in eerste aanleg, en van € 2.000 aan kosten van behandeling van de klacht in hoger beroep, te betalen aan het LDCR op de wijze en binnen de termijn als door het LDCR aan de notaris zal worden meegedeeld.
Deze beslissing is gegeven door mrs. G.C.C. Lewin, A.D.R.M. Boumans en J.W. van Zaane en in het openbaar uitgesproken op 3 mei 2022 door de rolraadsheer.