ECLI:NL:GHAMS:2022:1292

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
28 april 2022
Publicatiedatum
28 april 2022
Zaaknummer
23-003150-21
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake rijden onder invloed door een minderjarige bestuurder

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 28 april 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de kinderrechter in de rechtbank Noord-Holland. De verdachte, geboren in 2003, was aangeklaagd voor het rijden onder invloed van alcohol op 15 mei 2021 te Monnickendam. De tenlastelegging betrof het besturen van een snorfiets met een alcoholgehalte van 330 microgram per liter uitgeademde lucht, terwijl hij nog geen zeven jaren in het bezit was van een rijbewijs voor de categorie AM of T en de leeftijd van 18 jaar nog niet had bereikt. Het hof heeft het vonnis van de kinderrechter vernietigd, omdat het tot een andere bewezenverklaring en strafoplegging kwam. Het hof achtte wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde had begaan en sprak de verdachte vrij van hetgeen meer of anders was tenlastegelegd. De verdachte werd strafbaar geacht, en de op te leggen straf werd bepaald op basis van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit was begaan. De kinderrechter had eerder een taakstraf van 20 uren opgelegd, maar de advocaat-generaal had in hoger beroep een taakstraf van 15 uren gevorderd. Het hof besloot uiteindelijk tot een werkstraf van 15 uren, met de mogelijkheid van 7 dagen jeugddetentie indien deze niet naar behoren werd verricht. Het hof baseerde zijn beslissing op de aanbevelingen van de Raad voor de Kinderbescherming en de oriëntatiepunten van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS).

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-003150-21
datum uitspraak: 28 april 2022
TEGENSPRAAK (gemachtigd raadsman)
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de kinderrechter in de rechtbank Noord-Holland van 25 november 2021 in de strafzaak onder parketnummer 15-148695-21 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 2003,
adres: [adres].

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 14 april 2022 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Namens de verdachte is hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen de raadsman naar voren heeft gebracht.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is tenlastegelegd dat:
hij op of omstreeks 15 mei 2021 te Monnickendam, gemeente Waterland als bestuurder van een motorrijtuig, een snorfiets, dit motorrijtuig heeft bestuurd na zodanig gebruik van alcoholhoudende drank, dat het alcoholgehalte van zijn adem bij een onderzoek als bedoeld in artikel 8, derde lid, aanhef en onder a van de Wegenverkeerswet 1994, 330 microgram, in elk geval hoger dan 88 microgram alcohol per liter uitgeademde lucht bleek te zijn, terwijl voor het besturen van dat motorrijtuig een rijbewijs was vereist en nog geen zeven jaren waren verstreken sedert de datum waarop aan hem voor de eerste maal een rijbewijs voor de categorie AM of T is afgegeven en hij op het tijdstip van die afgifte de leeftijd van 18 jaar nog niet had bereikt.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat het hof tot een andere bewezenverklaring en een andere strafoplegging komt dan de kinderrechter.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 15 mei 2021 te Monnickendam, gemeente Waterland, als bestuurder van een motorrijtuig, een snorfiets, dit motorrijtuig heeft bestuurd na zodanig gebruik van alcoholhoudende drank, dat het alcoholgehalte van zijn adem bij een onderzoek als bedoeld in artikel 8, derde lid, aanhef en onder a van de Wegenverkeerswet 1994, 330 microgram alcohol per liter uitgeademde lucht bleek te zijn, terwijl voor het besturen van dat motorrijtuig een rijbewijs was vereist en nog geen zeven jaren waren verstreken sedert de datum waarop aan hem voor de eerste maal een rijbewijs voor de categorie AM of T is afgegeven en hij op het tijdstip van die afgifte de leeftijd van 18 jaar nog niet had bereikt.
Hetgeen meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het bewezenverklaarde is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het eventueel instellen van beroep in cassatie zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezenverklaarde levert op:
overtreding van artikel 8, derde lid, onderdeel a van de Wegenverkeerswet 1994.

Strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is strafbaar, omdat geen omstandigheid aannemelijk is geworden die de strafbaarheid ten aanzien van het bewezenverklaarde uitsluit.

Oplegging van straf

De kinderrechter in de rechtbank Noord-Holland heeft de verdachte voor het in eerste aanleg bewezenverklaarde veroordeeld tot een taakstraf in de vorm van een werkstraf voor de duur van 20 uren, indien niet of niet behoren volbracht te vervangen door 10 dagen jeugddetentie, met aftrek van voorarrest.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een taakstraf in de vorm van een werkstraf voor de duur van 15 uren, indien niet of niet naar behoren verricht te vervangen door 7 dagen jeugddetentie.
De raadsman heeft het hof verzocht te volstaan met het opleggen van een geldboete.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft als beginnend bestuurder een snorfiets bestuurd nadat hij te veel alcoholhoudende drank had genuttigd. Aldus heeft hij, met miskenning van zijn verantwoordelijkheid als verkeersdeel-nemer, de verkeersveiligheid van zowel zichzelf als andere weggebruikers in gevaar gebracht. Ook heeft de verdachte er blijk van gegeven zich niet te willen gedragen naar de verkeersregels die gelden voor de verkeersveiligheid.
Omtrent de persoon van de verdachte heeft het hof kennis genomen van het advies van de Raad voor de Kinderbescherming van 18 november 2021, waarin wordt geadviseerd hem een werkstraf op te leggen.
Het hof heeft verder gelet op de straffen die in soortgelijke gevallen aan minderjarigen plegen te worden opgelegd. Deze straffen vinden hun weerslag in de oriëntatiepunten van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS). Daarin wordt voor een
first offendervanaf 16 jaar in geval van overtreding van artikel 8 van de Wegenverkeerswet bij een gehalte van 235 tot 350 microgram alcohol per liter uitgeademde lucht genoemd een taakstraf van 15 uren of eventueel een geldboete van € 75,00.
Mede in dat licht ziet het hof geen reden om in deze zaak af te wijken van het advies van de Raad voor de Kinderbescherming tot het opleggen van een werkstraf. In hetgeen de raadsman heeft aangevoerd ziet het hof dus ook geen aanleiding te kiezen voor een andere strafmodaliteit.
Alles afwegend vindt het hof de oplegging van een taakstraf in de vorm van een werkstraf van 15 uren passend en geboden.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 63, 77a, 77g, 77h, 77m en 77n van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 8 en 176 van de Wegenverkeerswet 1994.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
taakstraf, bestaande uit een
werkstrafvoor de duur van
15 (vijftien) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
7 (zeven) dagen jeugddetentie.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. N.R.A. Meerbeek, mr. J.J.I. de Jong en mr. B.A.A. Postma, in tegenwoordigheid van mr. A.M. van Tilburg, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 28 april 2022.
Mrs. Meerbeek en Postma zijn buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.
=========================================================================
[…]