In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 28 april 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de kinderrechter in de rechtbank Noord-Holland. De verdachte, geboren in 2003, was aangeklaagd voor het rijden onder invloed van alcohol op 15 mei 2021 te Monnickendam. De tenlastelegging betrof het besturen van een snorfiets met een alcoholgehalte van 330 microgram per liter uitgeademde lucht, terwijl hij nog geen zeven jaren in het bezit was van een rijbewijs voor de categorie AM of T en de leeftijd van 18 jaar nog niet had bereikt. Het hof heeft het vonnis van de kinderrechter vernietigd, omdat het tot een andere bewezenverklaring en strafoplegging kwam. Het hof achtte wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde had begaan en sprak de verdachte vrij van hetgeen meer of anders was tenlastegelegd. De verdachte werd strafbaar geacht, en de op te leggen straf werd bepaald op basis van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit was begaan. De kinderrechter had eerder een taakstraf van 20 uren opgelegd, maar de advocaat-generaal had in hoger beroep een taakstraf van 15 uren gevorderd. Het hof besloot uiteindelijk tot een werkstraf van 15 uren, met de mogelijkheid van 7 dagen jeugddetentie indien deze niet naar behoren werd verricht. Het hof baseerde zijn beslissing op de aanbevelingen van de Raad voor de Kinderbescherming en de oriëntatiepunten van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS).