ECLI:NL:GHAMS:2022:128

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
25 januari 2022
Publicatiedatum
25 januari 2022
Zaaknummer
23-001852-21
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake diefstallen en woninginbraak met bewijsvoering op basis van DNA-sporen

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 25 januari 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Noord-Holland van 21 juni 2021. De verdachte, geboren in 1990, heeft hoger beroep ingesteld tegen een eerdere veroordeling voor meerdere diefstallen, waaronder woninginbraken. Het hof heeft de zaak behandeld op basis van het onderzoek ter terechtzitting van 11 januari 2022 en heeft de vordering van de advocaat-generaal en de verdediging in overweging genomen.

De tenlastelegging omvatte onder andere diefstal met braak in een woning te Voorburg en diefstal uit geparkeerde auto’s in 's-Gravenhage. Het hof heeft vastgesteld dat er voldoende bewijs was voor de diefstal in de woning, onder andere door de vondst van een sigarettenpeuk met DNA van de verdachte. De verdachte werd echter vrijgesproken van de diefstal van betaalpassen, omdat het tijdsverloop tussen de diefstal en de pintransacties niet overtuigend genoeg was om aan te nemen dat hij deze zelf had gestolen.

Het hof heeft het vonnis van de rechtbank vernietigd en de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van twaalf maanden. De rechtbank had eerder dezelfde straf opgelegd, maar het hof heeft de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn gepleegd in overweging genomen. De verdachte had zich in korte tijd schuldig gemaakt aan meerdere inbraken en diefstallen, wat aanzienlijke overlast voor de slachtoffers heeft veroorzaakt. Het hof heeft ook rekening gehouden met het recidiverisico van de verdachte, die eerder voor soortgelijke misdrijven was veroordeeld.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-001852-21
datum uitspraak: 25 januari 2022
TEGENSPRAAK (gemachtigd raadsman)
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Noord-Holland van 21 juni 2021 in de strafzaak onder parketnummer 15-250594-20 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1990,
adres: zonder bekende woon- of verblijfplaats,.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 11 januari 2022 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
De verdachte heeft hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de raadsman naar voren is gebracht.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is tenlastegelegd dat:
1.
hij in of omstreeks de periode van 05 augustus 2020 tot en met 12 augustus 2020 te Voorburg, gemeente Leidschendam-Voorburg, in/uit een woning gelegen aan de [adres 1], alwaar verdachte zich buiten weten of tegen de wil van de rechthebbende bevond, - één of meer siera(a)d(en) (onder meer één gouden armband en/of één (zegel)ring en/of één horloge merk Pontiac en/of één horloge merk Seiko en/of één paar oorsieraden), en/of - één portemonnee, en/of, - één vulpen (merk Waterman), en/of - één biljet van 50 (zegge; vijftig) euro, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte toebehoorde, te weten aan [slachtoffer 1], heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en/of dat/die weg te nemen goed/goederen onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak en/of verbreking;
2.
hij in of omstreeks de periode van 01 november 2020 tot en met 03 november 2020 te 's-Gravenhage (uit een geparkeerde auto met kenteken [kenteken 1]) één portemonnee inhoudende (onder meer) één of meer pinpas(sen) en/of creditcard(s), in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander toebehoorde, te weten aan [slachtoffer 2], heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
2. subsidiair
hij in of omstreeks de periode van 01 november 2020 tot en met 03 november 2020 te 's-Gravenhage, één of meer pinpas(sen), althans een goed heeft verworven, voorhanden heeft gehad, en/of heeft overgedragen, terwijl hij ten tijde van de verwerving of het voorhanden krijgen van dit goed wist dat het een door misdrijf verkregen goed betrof;
3.
hij op of omstreeks 3 november 2020 te 's-Gravenhage driemaal althans één of meermaal een geldbedrag, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander toebehoorde, te weten aan [slachtoffer 2], heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en/of dat/die weg te nemen geldbedrag(en) onder zijn bereik heeft gebracht (telkens) door middel van een valse sleutel, door (telkens) onbevoegd gebruik te maken van een pinpas en/of creditcard welke niet aan hem toebehoorde en/of welke hij wederrechtelijk onder zich had;
4.
hij op of omstreeks 8 november 2020 te 's-Gravenhage op de [adres 2], ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om één of meer goed(eren) van zijn gading, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander toebehoorde, te weten aan [slachtoffer 3], weg te nemen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen - zich heeft begeven naar de auto (met kenteken [kenteken 2]) van voormelde [slachtoffer 3], en/of - zich (middels een valse sleutel, niet zijnde de sleutel welke rechtmatig aan [slachtoffer 3] toebehoort) toegang heeft verschaf tot voormelde auto, en/of - in deze auto gezocht naar goederen van zijn gading, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
5.
hij op of omstreeks 8 november 2020 te 's-Gravenhage op de [adres 3], ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om één of meer goed(eren) van zijn gading, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander toebehoorde, te weten aan [slachtoffer 4], weg te nemen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen - zich heeft begeven naar de auto (met kenteken [kenteken 3]) van voormelde [slachtoffer 4], en/of - zich (middels een valse sleutel, niet zijnde de sleutel welke rechtmatig aan [slachtoffer 4] toebehoort) toegang heeft verschaf tot voormelde auto, en/of - in deze auto gezocht naar goederen van zijn gading, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat het hof tot een andere bewezenverklaring komt dan de rechtbank.

Vrijspraak

Naar het oordeel van het hof is niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen de verdachte onder 2 primair is tenlastegelegd, nu het tijdsverloop tussen de diefstal van de betaalpassen uit de auto en de pintransacties niet zodanig kort is dat het niet anders kan zijn dan dat de verdachte zelf de pasjes heeft gestolen, waardoor niet met redelijke zekerheid kan worden uitgesloten dat de verdachte de betaalpassen van een ander heeft verkregen, zoals hij heeft verklaard, zodat de verdachte hiervan moet worden vrijgesproken.
Bewijsmotivering en bespreking van gevoerde bewijsverweren ten aanzien van feit 1, feit 4 en feit 5
De raadsman heeft vrijspraak bepleit van het onder 1 tenlastegelegde. Daartoe heeft hij aangevoerd dat een verplaatsbaar object dat is aangetroffen op de plaats delict, zoals de sigarettenpeuk met daarop het DNA van de verdachte, onvoldoende wettig bewijs is dat de verdachte de onder 1 tenlastegelegde diefstal met braak heeft begaan, nu de sigaret zonder fysieke aanwezigheid van de verdachte in de woning kan zijn beland. Voorts heeft de raadsman aangevoerd dat de verdachte geen oogmerk had op de wederrechtelijke toe-eigening bij de onder 4 tenlastegelegde diefstal. Tot slot verzoekt de raadsman de verdachte vrij te spreken van het onder 4 en onder 5 tenlastegelegde gebruik maken van een valse sleutel.
Het hof overweegt daartoe als volgt.
Feit 1
Het hof stelt met de rechtbank vast dat in de woning aan de [adres 1] te Voorburg op de trap van de eerste naar de tweede etage een sigarettenpeuk is aangetroffen. In de woonkamer nabij het bij de diefstal verwijderde raam, lag as van een sigaret op het kleed. Dit terwijl de aangeefster heeft verklaard dat zij noch haar schoonmaakster roken, de woning op 5 augustus 2020 was schoongemaakt en de woning tussen 5 en 12 augustus 2020 afgesloten was. Het hof gaat er daarom van uit dat de as en de sigarettenpeuk bij elkaar horen en dat de dader van de woninginbraak bij het inbreken de as en de peuk van zijn sigaret in de woning heeft achtergelaten. Met andere woorden merkt het hof de peuk aan als een daderspoor.
Onderzoek door het NFI heeft als resultaat opgeleverd dat het DNA-profiel op deze sigarettenpeuk overeenkomt met het DNA-profiel van de verdachte. De berekende frequentie is kleiner dan één op één miljard. Ofwel, de kans dat het DNA-profiel van een willekeurig gekozen persoon overeenkomt met dit DNA-profiel is kleiner dan één op één miljard. De verdachte heeft ter terechtzitting van de rechtbank verklaard dat hij rookt. Op grond van de rapportage van het NFI acht het hof bewezen dat de in de woning van aangeefster aangetroffen sigarettenpeuk afkomstig is van de verdachte
Gelet op het bovenstaande acht het hof voldoende wettig en overtuigend bewijs aanwezig voor een bewezenverklaring van het onder 1 ten laste gelegde feit, nu de verdachte de zeer sterke aanwijzingen in zijn richting niet heeft kunnen ontzenuwen. Het door de verdediging aangedragen maar overigens niet geconcretiseerde scenario dat de peuk in afwezigheid van de verdachte in de woning kan zijn terechtgekomen acht het hof onaannemelijk. Het feit dat de peuk een verplaatsbaar object is maakt dat naar het oordeel van het hof gelet op de vastgestelde feiten en omstandigheden niet anders.
Feit 4
Het hof stelt op basis van de aangifte vast dat de auto van aangever was doorzocht. In de auto lagen spullen verspreid, die de aangever bij het afsluiten van de auto niet zo had achtergelaten. De verdachte heeft verklaard dat hij de persoon op de foto is die uit de auto van aangever stapt. Het hof leidt hieruit af dat het de verdachte moet zijn geweest die de auto heeft doorzocht en dat het niet anders kan zijn dan dat de doorzoeking plaatsvond met het oogmerk om zich goederen van zijn gading wederrechtelijk toe te eigenen.
Feiten 4 en 5
Naar het oordeel van het hof blijkt uit de bewijsmiddelen onvoldoende dat de verdachte bij de onder 4 en onder 5 tenlastegelegde feiten een valse sleutel heeft gebruikt om zichzelf de toegang tot het voertuig te verschaffen. Het hof zal de verdachte hiervan vrijspreken.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1, 2 subsidiair, 3, 4 en 5 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
1.
hij in de periode van 5 augustus 2020 tot en met 12 augustus 2020 te Voorburg, gemeente Leidschendam-Voorburg, uit een woning gelegen aan de [adres 1], alwaar verdachte zich buiten weten of tegen de wil van de rechthebbende bevond,
- sieraden, onder meer één gouden armband en één zegelring en één horloge merk Pontiac en één horloge merk Seiko en één paar oorsieraden, en
- één portemonnee, en,
- één vulpen merk Waterman, en
- één biljet van 50 (zegge; vijftig) euro, die toebehoorden aan [slachtoffer 1], heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl de verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak;
2.subsidiair
hij in de periode van 01 november 2020 tot en met 03 november 2020 te 's-Gravenhage, pinpassen heeft verworven, terwijl hij ten tijde van de verwerving van dit goed wist dat het een door misdrijf verkregen goed betrof;
3.
hij op 3 november 2020 te 's-Gravenhage driemaal een geldbedrag, toebehorende aan [slachtoffer 2], heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte die weg te nemen geldbedragen onder zijn bereik heeft gebracht telkens door middel van een valse sleutel, door onbevoegd gebruik te maken van een pinpas en/of creditcard welke niet aan hem toebehoorde en welke hij wederrechtelijk onder zich had;
4.
hij op 8 november 2020 te 's-Gravenhage op de [adres 2], ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om één of meer goederen van zijn gading, toebehorende aan [slachtoffer 3], weg te nemen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen
- zich heeft begeven naar de auto (met kenteken [kenteken 2]) van voormelde [slachtoffer 3], en
- zich toegang heeft verschaft tot voormelde auto, en
- in deze auto heeft gezocht naar goederen van zijn gading, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
5.
hij op 8 november 2020 te 's-Gravenhage op de [adres 3], ter uitvoering van het door de verdachte voorgenomen misdrijf om één of meer goederen van zijn gading, toebehorende, te weten aan [slachtoffer 4], weg te nemen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen - zich heeft begeven naar de auto (met kenteken [kenteken 3]) van voormelde [slachtoffer 4], en
- zich toegang heeft verschaft tot voormelde auto, en
- in deze auto heeft gezocht naar goederen van zijn gading, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Hetgeen onder 1, 2 subsidiair, 3, 4 en 5 meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het bewezenverklaarde is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het eventueel instellen van beroep in cassatie zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het onder 1, 2 subsidiair, 3, 4 en 5 bewezenverklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het onder 1 bewezenverklaarde levert op:
diefstal, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak.
Het onder 2 subsidiair bewezenverklaarde levert op:
opzetheling.
Het onder 3 bewezenverklaarde levert op:
diefstal, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van een valse sleutel, meermalen gepleegd.
Het onder 4 en 5 bewezenverklaarde levert op:
telkens:
poging tot diefstal.

Strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is strafbaar, omdat geen omstandigheid aannemelijk is geworden die de strafbaarheid ten aanzien van het onder 1, 2 subsidiair, 3, 4 en 5 bewezenverklaarde uitsluit.

Oplegging van straf

De rechtbank Noord-Holland heeft de verdachte voor het in eerste aanleg onder 1, 2 primair, 3, 4 en 5 bewezenverklaarde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van twaalf maanden.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte zal worden veroordeeld tot dezelfde straf als door de rechter in eerste aanleg opgelegd.
De raadsman heeft het hof verzocht een lagere gevangenisstraf op te leggen dan de in eerste aanleg opgelegde twaalf maanden.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich in korte tijd schuldig gemaakt aan een woninginbraak, een tweetal pogingen tot diefstal uit een auto en pinpas- en creditcardfraude. Met de door middel van heling verkregen betaalpassen heeft de verdachte voor een aanzienlijk bedrag betalingen verricht. Dergelijke feiten leveren veel overlast op voor de gedupeerden. Aan hen wordt immers materiële schade en hinder toegebracht. De verdachte heeft met de bewezenverklaarde feiten getoond geen enkel respect te hebben voor de eigendommen van een ander.
Zoals ter terechtzitting in hoger beroep is gebleken is de aangeefster van de woninginbraak door de diefstal van persoonlijke spullen, waaronder sieraden, eigendommen kwijtgeraakt die onvervangbaar zijn en bovendien een voor haar en haar familie grote emotionele waarde vertegenwoordigen. Het hof rekent het de verdachte aan dat hij met zijn handelwijze ernstig inbreuk heeft gemaakt op de persoonlijke levenssfeer en het gevoel van veiligheid van de aangeefster
Daarnaast heeft de verdachte bij herhaling uit auto’s willen stelen. Tot tweemaal toe is de verdachte vlak achter elkaar betrapt door de auto-eigenaren die zich naar hun auto spoedden die de verdachte op dat moment aan het doorzoeken was. De verdachte heeft tot op zekere hoogte ter terechtzitting in eerste aanleg enige verantwoordelijkheid voor zijn daden genomen doordat hij een aantal van deze feiten heeft bekend te hebben gepleegd.
Uit het Uittreksel Justitiële Documentatie van 29 december 2021 blijkt dat de verdachte al eerder is veroordeeld voor soortgelijke misdrijven. Dit heeft hem er kennelijk niet van weerhouden opnieuw dergelijke feiten te plegen, dit rekent het hof de verdachte aan. Het hof neemt, met de rechtbank, mede in acht dat de reclassering heeft gerapporteerd thans geen mogelijkheden voor gedragsverwezenlijking te zien. De reclassering acht een gemiddeld tot hoog recidiverisico bij de verdachte aanwezig.
Het hof acht, alles afwegende en rekening houdend met straffen die in soortgelijke gevallen worden opgelegd, een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van na te melden duur passend en geboden.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 45, 57, 310, 311 en 416 van het Wetboek van Strafrecht.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het onder 2 primair tenlastegelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1, 2 subsidiair, 3, 4 en 5 tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1, 2 subsidiair, 3, 4 en 5 bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
12 (twaalf) maanden.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. F.A. Hartsuiker, mr. D. Radder en mr. J. Steenbrink, in tegenwoordigheid van mr. W. Albers, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 25 januari 2022.
mr. J. Steenbrink is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.