Uitspraak
GERECHTSHOF AMSTERDAM
1.De zaak in het kort
2.Het geding in hoger beroep
3.Feiten
NEMEN IN AANMERKING DAT:
[geïntimeerde](het hof begrijpt telkens: [geïntimeerde] )
zowel privé als in haar hoedanigheid van [geïntimeerde] h.o.d.n. [naam eenmanszaak] gelden van [X](het hof begrijpt telkens: [X] )
heeft geleend;
[X] per heden in totaliteit een bedrag van (…) Euro 350.000,- (…) waaronder begrepen een bedrag van Euro 163.733,- (…) aan [geïntimeerde] h.o.d.n. [naam eenmanszaak] heeft geleend en mitsdien een vordering ten bedrage van dat bedrag op haar heeft,
[geïntimeerde] heeft tot op heden immer aan verplichtingen tot betaling van rente heeft voldaan edoch onlangs geconfronteerd werd met het feit dat Delta Lloyd schriftelijk heeft aangekondigd de door hen tot en met heden aan haar maandelijks uit te keren AOV uitkering met ingang van 1 maart 2014 te zullen stoppen;
Dat mitsdien [geïntimeerde] niet meer aan haar toekomstige verplichting tot betaling van rente aan [X] kan gaan voldoen en dat [geïntimeerde] mede door de daling van de onroerend goed markt niet over de middelen beschikt om de schulden welke zij aan [X] heeft te kunnen inlossen;
Dat [geïntimeerde] en [X] met elkander in overleg zijn getreden teneinde deze ontstane situatie te bespreken en structureel op te lossen;
Dat [appellant](het hof begrijpt telkens: [appellant] )
bereid is onder voorwaarden gelden aan [geïntimeerde] h.o.d.n. [naam eenmanszaak] ter beschikking te stellen teneinde te komen tot een ordentelijke afwikkeling van detotaleschuldpositie van [geïntimeerde] aan [X] ;
[appellant] is bereid een bedrag van Euro 100.000,- (…) aan [geïntimeerde] ter afwikkeling van totale haar schuldpositie aan [X] onder voorwaarden ter beschikking te stellen.
[appellant] zal een nadere overeenkomst van geldlening ad Euro 100.000,-- doen opmaken en deze gelden aan [geïntimeerde] h.o.d.n. [naam eenmanszaak] ter beschikking stellenbinnen 2 dagen nadat deze overeenkomsten alle andere daarbij behorende overeenkomsten zijn opgemaakt en rechtsgeldig door alle partijen zijn ondertekend indien [X] zijn restant vordering (boven een bedrag van Euro 100.000,--) op [geïntimeerde] h.o.d.n. [naam eenmanszaak] aan [appellant] heeft gecedeerden[X] instemt door ondertekening van deze overeenkomst dat hij al hetgeen hij verder te vorderen heeft van [geïntimeerde] onherroepelijk kwijt scheldt.
1.1. [X] cedeert hierbijzijn totale pro resto vorderingna ontvangst van een bedrag van [geïntimeerde] ad Euro 100.000 en derhalve alsdan ad € 67.733,-- welke voortvloeit uit hoofde van door hem aan [geïntimeerde] geleende gelden aan [appellant] tegen betaling door [appellant] van een inbijlage Agespecificeerde koopsom.”
Op zaterdag 6 mei 2017 is door de heer [appellant] namens ondergetekende een e-mail/brief gestuurd naar mevrouw [geïntimeerde] en haar adviseurs. In dit schrijven wordt gesteld dat de heer [appellant] thans als gemachtigde voor ondergetekende optreedt om zijn belangen te dienen.
Ik ben betrokken geraakt bij het geschil tussen [geïntimeerde] en [appellant] . Dat wil ik niet en dat heb ik nooit gewild. Voor eens en altijd wil ik duidelijk maken hoe het is.
4.Beoordeling
De redenen waarom ik de nietigheid van deze vaststellingsovereenkomst d.d. 27 februari 2014 inroep dan wel deze vernietig, omdat er naar mijeerst thans[onderstreping hof]
is gebleken, is dat er feiten en of omstandigheden zijn, zie hieronder, welke U niet dan wel niet naar behoren aan mij heeft medegedeeld dan wel achteraf aan mij had behoren mede te delen;”.
[geïntimeerde] heeft er terecht op gewezen dat [appellant] in de processtukken zich niet gemotiveerd op de stuitende werking van deze brief heeft beroepen. Tijdens de comparitie in eerste aanleg heeft zijn advocaat slechts gezegd dat deze brief “met goede wil” als een stuitingshandeling kan worden gezien. Deze brief bevat echter geen schriftelijke mededeling waarmee [X] ondubbelzinnig zijn recht voorbehoudt om de Vaststellingsovereenkomst te vernietigen op grond van dwaling, bedrog of misbruik van omstandigheden. In deze brief wordt wel aanspraak gemaakt op betaling van de restschuld van [naam eenmanszaak] voor een bedrag van € 70.000. Die aanspraak heeft echter een beperkte strekking, want in deze brief staat ook: “
De overige schuld zal ik je kwijtschelden.” Daaruit volgt dat [geïntimeerde] in zoverre er geen rekening mee behoefde te houden dat [X] mogelijk de Vaststellingsovereenkomst (geheel) zou willen vernietigen.
Verder is het volgende van belang. Op de brief van 25 maart 2015 heeft [geïntimeerde] bij brief van 26 maart 2015 gereageerd. Ook [appellant] heeft bij e-mail van 28 maart 2015 een eigen reactie gestuurd aan [X] . In reactie op deze e-mail van [appellant] heeft [X] vervolgens bij e-mail van 29 maart 2015 aan [appellant] , met kopie aan [geïntimeerde] , zijn excuses gemaakt voor het sturen van de brief van 25 maart 2015:
“Beste [geïntimeerde] ,Hierbij mijn oprechte excuses voor mijn brief van 25 maart jl.Dit is het laatste contact wat ik met jou/jullie zal hebben.
Onder de hiervoor genoemde omstandigheden kan naar het oordeel van het hof aan de brief van 25 maart 2015 geen stuitende werking worden toegekend in verband met een beroep op vernietiging van de Vaststellingsovereenkomst voor wat betreft de tweede vernietigingsgrond die in de Vernietigingsbrief is aangevoerd, zodat in verband daarmee de verjaringstermijn in maart 2017 is verstreken. Het beroep op verjaring slaagt in zoverre.
Heb je niet gepind dan geen stress dan heb je meubilair verkocht dit omdat je aan het verhuizen was.En nadat [geïntimeerde] mededeelt dat er niet zoveel pinopnames zijn geweest, besluit [appellant] op 2 februari 2017:
Tja dan maak ik maar een verhaal van verkoop overbodig meubilair aan derden, of heb jij een betere suggestie?