Uitspraak
GERECHTSHOF AMSTERDAM
HUDSON’S BAY COMPANY ULC,
1.ASR DUTCH PRIME RETAIL CUSTODIAN B.V.,
ASR PROPERTY FUND N.V.,
ASR UTRECHT REAL ESTATE INVESTMENTS NETHERLANDS B.V.,
CBRE DRET CUSTODIAN I B.V.,
CBRE DHC DEN HAAG (GROTE MARKTSTRAAT V) B.V.,
CBRE DHC MAASTRICHT (GROTE STRAAT V) B.V.,
KALVERPASSAGE B.V.,
KROONENBERG GROEP B.V.,
STICHTING DE SAMENWERKING, PENSIOENFONDS VOOR HET SLAGERSBEDRIJF,
UNIBAIL-RODAMCO NEDERLAND WINKELS B.V.,
ALLIANZ LEBENSVERSICHERUNGS A.G.,
ROTTERDAM HOOGSTRAAT 185 IMMOBILIEN S.À R.L.,
AG BEURSPLEIN ROTTERDAM COÖPERATIEVE U.A.,
ROYALTON HILL B.V.,
Mr. E.P. PANDELITSCHKA,
Mr. S.D. VAN DE KANT,
HBC NETHERLANDS B.V.in liquidatie (hierna: HBC NL),
1.Procesverloop
2.Feiten
grief IVheeft gesteld, in het bijzonder met betrekking tot de onder 2.1, 2.4, 2.10, 2.29 en 2.32 van de bestreden beschikking vermelde feiten, uitgaan van de hierna weer te geven feiten. In verband met de andere door HBC in het kader van deze grief gestelde feiten en omstandigheden, voor zover niet betwist, wordt opgemerkt dat de rechter niet gehouden is alle tussen partijen vaststaande feiten als zodanig in zijn uitspraak te vermelden.
parent company guarantee(hierna: PCG) als zekerheid voor de nakoming van de huurdersverplichtingen gedurende de eerste tien jaar van de desbetreffende huurovereenkomst.
corporate guaranteesen bankgaranties (samen met de PCG’s hierna: de garanties) ter compensatie van de intrekking van de 403-verklaring.
3.Beoordeling
grief III. Deze grief houdt in dat de rechtbank het beginsel van hoor en wederhoor heeft geschonden. HBC voert hiertoe aan dat de rechtbank haar bij brief van 16 juli 2020 op het verkeerde been heeft gezet. Immers, bij die brief heeft de rechtbank het door HBC op 15 juli 2020 gedane verzoek tot uitstel van de op 10 augustus 2020 voorziene mondelinge behandeling afgewezen met een argumentatie die HBC mocht doen vermoeden dat zij niet in haar verdediging zou worden geschaad als gevolg van het feit dat zij maar kort de tijd zou hebben om de uiterlijk tot vijf werkdagen voor de zitting in te dienen verweerschriften tijdig te kunnen bestuderen. Vervolgens werden eind juli/begin augustus 2020 verweerschriften van in totaal maar liefst 94 bladzijden alsmede 54 producties ingediend. In de bestreden beschikking, die HBC als een ontoelaatbare verrassingsbeslissing aanmerkt, is de rechtbank afgeweken van datgene waarop HBC op grond van voormelde brief mocht vertrouwen, te weten dat (i) de rechtbank het verzoek van HBC niet zou afwijzen dan in uitzonderlijke omstandigheden, (ii) de rechtbank niet van HBC verlangde dat zij
en detailzou ingaan op elk van de ingediende verweerschriften en (iii) de toewijsbaarheid van een vordering wegens schending van het mededingingsrecht niet voorlag in deze procedure. Aldus steeds HBC.
grief Ibetoogt HBC onder meer dat de rechtbank de maatstaf voor toewijzing van een verzoek om een voorlopig getuigenverhoor heeft miskend, met
grief IIonder meer dat de rechtbank ten onrechte (tevens) de zogeheten IATA-maatstaf heeft toegepast.
”
grieven I, II en IVin dat de rechtbank voormelde maatstaf onjuist heeft toegepast en als gevolg daarvan het door HBC in eerste aanleg gedane verzoek ten onrechte heeft afgewezen. In zoverre kunnen deze grieven gezamenlijk, met inachtneming van hetgeen hiervoor is overwogen, worden behandeld.
ex nunc’, dat wil zeggen op basis van de op dit moment bekende relevante feiten en omstandigheden. Ter motivering dient het volgende.
grief Vbetoogt HBC dat de rechtbank het verzoek met betrekking tot de curatoren, AG Beursplein (niet verschenen) en Rotterdam Hoogstraat (wel verschenen maar geen verweer gevoerd) had moeten toewijzen omdat de curatoren zich aan het oordeel van de rechtbank hadden gerefereerd en de beide genoemde verhuurders geen verweer hadden gevoerd.