ECLI:NL:GHAMS:2022:1239
Gerechtshof Amsterdam
- Beschikking
- Rechtspraak.nl
Machtiging tot uithuisplaatsing van minderjarige en bekrachtiging van eerdere beschikking
In deze zaak gaat het om de machtiging tot uithuisplaatsing van de minderjarige [kind 1], geboren in 2021, en de bekrachtiging van een eerdere beschikking van de kinderrechter. De ouders, de vader en de moeder, hebben in hoger beroep de beschikking van de kinderrechter van 15 januari 2021 aangevochten, waarin een spoedmachtiging tot uithuisplaatsing van [kind 1] werd verleend. De ouders zijn van mening dat de kinderrechter ten onrechte heeft geoordeeld dat de omstandigheden een uithuisplaatsing rechtvaardigden. De mondelinge behandeling vond plaats op 4 maart 2022, waarbij de ouders, hun advocaat, een vertegenwoordiger van de Raad voor de Kinderbescherming en twee jeugdbeschermers aanwezig waren. De GI en de pleegouders waren niet verschenen.
De feiten tonen aan dat de ouders al langere tijd onder toezicht stonden vanwege zorgen over de opvoedomgeving van hun kinderen, waaronder verwaarlozing en huiselijk geweld. De kinderrechter had eerder besloten om de kinderen uit huis te plaatsen, en de zorgen over de opvoedcapaciteiten van de ouders waren toegenomen. Het hof oordeelt dat de kinderrechter terecht de spoedmachtiging tot uithuisplaatsing heeft gehandhaafd, gezien de kwetsbaarheid van [kind 1] en de eerdere ervaringen met de oudere kinderen. De ouders hebben onvoldoende meegewerkt met de hulpverlening, wat de situatie heeft bemoeilijkt. Het hof bekrachtigt daarom de beschikking van de kinderrechter van 15 januari 2021, waarbij de machtiging tot uithuisplaatsing is verleend.