ECLI:NL:GHAMS:2022:1184

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
12 april 2022
Publicatiedatum
19 april 2022
Zaaknummer
200.294.627/01
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Huurbetalingsachterstand en ontbinding huurovereenkomst

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van [appellant] tegen een vonnis van de kantonrechter in de rechtbank Noord-Holland, waarin de vorderingen van [appellant] tot ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming van de woning zijn afgewezen. [appellant] verhuurt een woning aan [geïntimeerde] en stelt dat [geïntimeerde] een huurachterstand heeft van € 3.200,00. De kantonrechter oordeelde dat de hoogte van de huurachterstand niet voldoende was komen vast te staan en heeft [appellant] in de proceskosten veroordeeld.

In hoger beroep heeft [appellant] zijn vorderingen herhaald en een memorie van grieven ingediend. Het hof heeft geoordeeld dat het betalingsoverzicht dat [appellant] heeft overgelegd voldoende inzicht biedt in de huurachterstand. Het hof heeft echter geoordeeld dat de gevorderde ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming van de woning niet gerechtvaardigd zijn, omdat [appellant] niet voldoende duidelijk heeft gecommuniceerd met [geïntimeerde] over de huurachterstand. [geïntimeerde] heeft aangegeven niet eerder op de hoogte te zijn geweest van de huurachterstand en heeft geprobeerd contact te leggen met [appellant].

Het hof heeft het vonnis van de kantonrechter gedeeltelijk vernietigd en [geïntimeerde] veroordeeld tot betaling van de huurachterstand van € 3.200,00, vermeerderd met wettelijke rente. De nevenvordering betreffende buitengerechtelijke kosten is afgewezen. Het hof heeft de proceskosten in beide instanties aan [geïntimeerde] opgelegd, omdat deze als de overwegend in het ongelijk gestelde partij wordt beschouwd. Het arrest is uitgesproken op 12 april 2022.

Uitspraak

GERECHTSHOF AMSTERDAM

afdeling civiel recht en belastingrecht, team I
zaaknummer: 200.294.627/01
zaak-/rolnummer rechtbank Noord-Holland: 8918871 \ CV EXPL 20-6935
arrest van de meervoudige burgerlijke kamer van 12 april 2022
inzake
[appellant],
wonend te [plaats ] ,
appellant,
advocaat: mr. J.S. Dallinga te Alkmaar,
tegen
[geïntimeerde],
wonend te [plaats ] ,
geïntimeerde,
niet verschenen.
Partijen worden hierna [appellant] en [geïntimeerde] genoemd.

1.Het geding in hoger beroep

[appellant] is bij dagvaarding van 23 april 2021 in hoger beroep gekomen van een (in een proces-verbaal vervat mondeling) vonnis van de kantonrechter in de rechtbank Noord-Holland (hierna: de kantonrechter) van 24 februari 2021, onder bovenvermeld zaak-/rolnummer gewezen tussen [appellant] als eiser en [geïntimeerde] als gedaagde. Tegen [geïntimeerde] is verstek verleend. [appellant] heeft een memorie van grieven ingediend. Ten slotte is arrest bepaald.
[appellant] heeft geconcludeerd dat het hof het bestreden vonnis zal vernietigen en - uitvoerbaar bij voorraad - alsnog zijn vordering zoals op de zitting van de kantonrechter vermeerderd zal toewijzen, met veroordeling van [geïntimeerde] in de kosten van het geding in beide instanties.

2.De beoordeling

2.1
[appellant] verhuurt de woning aan de [adres] te [plaats ] aan [geïntimeerde] . De huurprijs bedraagt € 780,00 per maand, bij vooruitbetaling te voldoen. Volgens [appellant] heeft [geïntimeerde] een achterstand in de betaling van de huur van deze woning laten ontstaan, die per 24 februari 2021 een bedrag van € 3.200,00 beliep.
2.2
[appellant] heeft gevorderd, kort gezegd,
(i) ontbinding van de huurovereenkomst;
(ii) ontruiming van de woning en;
(iii) betaling van de achterstallige huur, vermeerderd met rente en kosten, en een gebruiksvergoeding gelijk aan de huursom vanaf het moment dat de huurovereenkomst ontbonden zal zijn.
[geïntimeerde] heeft verweer gevoerd tegen deze vorderingen.
2.3
De kantonrechter heeft de vorderingen van [appellant] afgewezen en [appellant] in de proceskosten veroordeeld, omdat naar haar oordeel (de hoogte van) de huurachterstand niet was komen vast te staan.
2.4
Tegen deze beslissing en de daaraan ten grondslag gelegde motivering is [appellant] met een grief opgekomen. [appellant] heeft daarbij verwezen naar het betalingsoverzicht dat hij op de zitting bij de kantonrechter in de procedure heeft gebracht.
2.5
Het hof oordeelt met [appellant] dat dit overzicht de vordering van [appellant] (uiteindelijk) voldoende inzichtelijk heeft gemaakt. Omdat [geïntimeerde] de vordering tot betaling van de door [appellant] gestelde huurachterstand in eerste aanleg onvoldoende en in hoger beroep niet nader heeft weersproken, is deze toewijsbaar.
2.6
De gevorderde ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming van de woning zijn dat echter niet, omdat uit de stellingen van [appellant] niet volgt dat hij in voldoende mate en voldoende duidelijk met [geïntimeerde] heeft gecommuniceerd over de ontstane huurachterstand. Dit was wel aangewezen, omdat [geïntimeerde] op de zitting bij de kantonrechter heeft aangevoerd dat zij niet eerder bekend was met het aldaar door [appellant] overgelegde overzicht en zij blijkens haar stellingen voorafgaand aan deze procedure heeft gepoogd contact te leggen met [appellant] onder toezending van betaalbewijzen, waarbij zij ook een betaalvoorstel zou hebben gedaan. [appellant] had slechts volstaan met het in de procedure brengen bij de inleidende dagvaarding van een zogenaamde veertiendagenbrief van 9 september 2020 waarop zonder nadere specificatie of toelichting anderszins staat vermeld ‘Huurachterstand t/m september 2020 € 2.010,00’ en ‘Oftewel in totaal bent u verschuldigd € 1.650,00’ en een incompleet overzicht van openstaande facturen ten behoeve van de behandeling van de zitting bij de kantonrechter. Om deze reden is de ontbinding van de huurovereenkomst op dit moment niet gerechtvaardigd. [geïntimeerde] moet begrijpen dat zij de huurbetalingsachterstand dient in te lopen al dan niet door middel van een betalingsregeling en ook verder aan haar huurbetalingsverplichtingen dient te voldoen als zij de gevorderde ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming van de woning blijvend wenst af te wenden.
2.7
Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen, zal de nevenvordering betreffende buitengerechtelijke kosten worden afgewezen en wettelijke rente slechts worden toegewezen vanaf de datum van dit arrest.
2.8
De grieven slagen dus gedeeltelijk. Het vonnis waarvan beroep zal in zoverre worden vernietigd. [geïntimeerde] zal als de overwegend in het ongelijk gestelde partij worden verwezen in de kosten van het geding in beide instanties.

3.De beslissing

Het hof:
vernietigt het vonnis waarvan beroep, voor zover daarbij de betaling van het bedrag van € 3.200,00 aan huurachterstand is afgewezen en [appellant] in de proceskosten is veroordeeld;
en in zoverre opnieuw rechtdoende:
veroordeelt [geïntimeerde] tot betaling tegen behoorlijk bewijs van kwijting van het bedrag van € 3.200,00, vermeerderd met wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW vanaf heden tot de dag van algehele betaling;
veroordeelt [geïntimeerde] in de kosten van het geding in beide instanties, in eerste aanleg aan de zijde van [appellant] begroot op € 338,96 aan verschotten en € 218,00 voor salaris en in hoger beroep tot op heden op € 425,61 aan verschotten en € 787,00 voor salaris;
verklaart deze veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad;
bekrachtigt het vonnis waarvan beroep voor het overige.
Dit arrest is gewezen door mrs. J.C.W. Rang, E.K. Veldhuijzen van Zanten en A.R. Vlierhuis en door de rolraadsheer in het openbaar uitgesproken op 12 april 2022.