Uitspraak
GERECHTSHOF AMSTERDAM
1.Het geding in hoger beroep
2.Beoordeling
uitsluitendgelegen in het feit dat volgens de rechtbank (het aanbod van) bewijs door [appellante] zou ontbreken ten aanzien van haar stelling dat zij met Keltech afspraken heeft gemaakt over de betaling door Keltech van huur en nutsvoorzieningen voor de woningen in [plaats] en [plaats] . De bewijslast rust echter op Keltech. [appellante] heeft belang bij de gevorderde schorsing, aangezien de rechtbank haar heeft veroordeeld tot betaling van een geldsom en er beslag is gelegd op haar woning in [plaats] . Zij wijst erop dat executieverkoop van de woning in [plaats] geen, althans slechts een geringe, netto-opbrengst zal opleveren, gezien de hoogte van de hypotheekschuld en de bewoonde staat van de woning. De woning is namelijk aan een gezin, bestaande uit een man, een vrouw en hun éénjarige dochter, verhuurd en die huurovereenkomst zal in beginsel onaangetast blijven bij verkoop. Ook is niet gebleken dat bij Keltech door schorsing van de tenuitvoerlegging een noodtoestand zal ontstaan. De onderhavige zaak betreft maandelijkse bankoverschrijvingen in de periode van april 2019 tot en met augustus 2020 en pas op 12 maart 2021, ruim acht maanden na de laatste betaling, heeft Keltech zich op het standpunt gesteld ter zake een vordering op [appellante] te hebben. Dit duidt erop dat Keltech geen spoedeisend belang heeft bij tenuitvoerlegging van het vonnis. Verder geldt dat, voor zover al sprake zou zijn van ongerechtvaardigde verrijking, de verrijking ter hoogte van € 20.375,75 reeds is genoten wegens huurgenot door [appellante] , voor zover het de betalingen voor de huurwoning in [plaats] (gebruikt voor bewoning door [appellante] en kantoorruimte door Keltech) betreft. Voor zover het de betalingen voor haar woning in [plaats] betreft ter hoogte van € 22.302,00, geldt dat [appellante] op geen enkele wijze is verrijkt, omdat zij die woning heeft verhuurd aan Keltech voor de huisvesting van werknemers van Keltech. Het zou vergaande gevolgen hebben voor [appellante] , die tevens zorgdraagt voor twee kinderen van acht en een jaar oud, indien zij hangende de appelprocedure de door Keltech gevorderde bedragen dient te voldoen en haar woning door een executieverkoop wordt verkocht. Tenuitvoerlegging van het bestreden vonnis hangende de appelprocedure zou dus tot onredelijke benadeling van [appellante] leiden, aldus nog steeds [appellante] .
tegenbewijs zou kunnen worden toegelaten, maar dat zij dit niet heeft aangeboden. Vervolgens heeft de rechtbank (in overweging 4.14) bij het ontbreken van (het aanbod tot)
tegenbewijs, Keltecht geslaagd geacht in het bewijs dat de betalingen van Keltech ten behoeve van [appellante] geen rechtsgrond hadden. Verder is gesteld noch gebleken dat het bestreden vonnis op een
kennelijkemisslag berust.