Uitspraak
GERECHTSHOF AMSTERDAM
1.Het geding in hoger beroep
2.Feiten
ARTIKEL 10: Contractswisseling
3.Beoordeling
grieven I en IIlenen zich voor gezamenlijke behandeling. Allereerst komt PDX op tegen het oordeel van de kantonrechter dat niet de door [geïntimeerde] overgelegde arbeidsovereenkomst van 12 oktober 2017, maar de door Heat in het geding gebrachte arbeidsovereenkomst van 12 juli 2018 als geldig moet worden beschouwd. PDX stelt daartoe – samengevat weergegeven – dat [geïntimeerde] in de procedures tegen PDX uitsluitend een beroep heeft gedaan op de arbeidsovereenkomst van 12 oktober 2017. Ten aanzien van de arbeidsovereenkomst van 12 juli 2018 heeft [geïntimeerde] uitdrukkelijk betwist dat haar handtekening op die overeenkomst staat. De kantonrechter heeft ook ten onrechte geoordeeld dat een aantal indicaties bestaat die de totstandkoming van de nieuwe arbeidsovereenkomst onderbouwen. Zo kan de enkele beslissing van Heat om zich aan te sluiten bij de cao niet zonder meer van invloed zijn op de arbeidsovereenkomst van een werknemer, was volgens het stroomschema van de Stichting Contractcatering op de locatie [locatie 1] geen sprake van contractcatering en roept de loonstrook van [geïntimeerde] van de maand januari 2017 eerder vragen op dan dat deze duidelijkheid kan verschaffen, aldus PDX.
karakteristiek[cursivering, hof] is het verlenen van restauratieve diensten ten behoeve van personen met wie de opdrachtgever een durende band heeft anders dan die strekkende tot dat verlenen, en die diensten worden verleend in directe relatie tot die band. Daaruit kan niet worden afgeleid dat van een dergelijke kenmerkendheid geen sprake is als een contractcateraar ook andere diensten dan catering verricht. Voor de werkingssfeer betreffende de werknemers heeft te gelden dat artikel 2 lid 1 bepaalt dat de cao van toepassing is op arbeidsovereenkomsten tussen werkgevers die zich bezighouden met het verrichten van contractcateringactiviteiten en hun werknemers die in het kader van hun arbeidsovereenkomst
betrokken zijn bij[cursivering, hof] activiteiten van hun werkgever op het gebied van contractcatering. Tussen partijen staat vast dat [geïntimeerde] in het kader van haar arbeidsovereenkomst met Heat betrokken was bij activiteiten van Heat op het gebied van contractcatering. Immers, [geïntimeerde] verrichtte in dat kader hospitality- en cateringactiviteiten bij [locatie 1] . Artikel 2 lid 1 van de cao vereist niet dat [geïntimeerde] in hoofdzaak of voor het merendeel cateringwerkzaamheden verrichtte. Heat en [geïntimeerde] vallen derhalve onder de werkingssfeerbepaling van de cao. Hiermee staat in beginsel vast dat door de contractswisseling, waarbij Merin de cateringactiviteiten die Heat voorheen bij [locatie 1] uitvoerde aan PDX heeft gegund, als gevolg waarvan [geïntimeerde] haar arbeidsplaats bij Heat voor [locatie 1] heeft verloren, PDX ex artikel 10 lid 3 van de cao verplicht was is de arbeidsovereenkomst met [geïntimeerde] voort te zetten en deze te behandelen als een overgang van onderneming in de zin van artikel 7:662 e.v. BW.
grief III(door PDX ten onrechte genummerd als IV) gesteld dat de kantonrechter heeft miskend dat PDX de loonbetaling op basis van het vonnis van de kantonrechter te Amsterdam van 22 april 2020 tijdig heeft uitgevoerd, maar dat betaling eerst op 1 mei 2020 heeft kunnen plaatsvinden omdat [geïntimeerde] in gebreke is gebleven met overlegging van de voor de loonberekening benodigde documenten (identiteitsbewijs en loonbelastingverklaring).