In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 19 april 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep over de hoofdverblijfplaats van een 13-jarige minderjarige, die in een complexe echtscheidingssituatie verkeert. De moeder had in hoger beroep beroep aangetekend tegen een eerdere beschikking van de rechtbank Noord-Holland, waarin de hoofdverblijfplaats van de minderjarige bij de vader was bepaald. De minderjarige had ernstige bezwaren tegen verblijf bij de vader, waar zij niet veilig bij voelde, en had sinds de echtscheiding bij de moeder gewoond. Het hof oordeelde dat het in het belang van de minderjarige was om haar hoofdverblijfplaats bij de moeder te bepalen, ondanks de noodzaak van contactherstel met de vader. Het hof benadrukte dat de minderjarige niet om de situatie had gevraagd en dat de huidige omstandigheden niet bevorderlijk waren voor haar welzijn. De rechtbank had eerder de hoofdverblijfplaats bij de vader bepaald, maar het hof concludeerde dat deze beslissing niet in het belang van de minderjarige was, gezien haar afwijzende houding ten opzichte van de vader en de onveilige situatie die zij ervoer. Het hof heeft ook bepaald dat het contactherstel tussen de minderjarige en de vader onder regie van de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Regio Amsterdam zal plaatsvinden, waarbij rekening gehouden moet worden met het tempo en de wensen van de minderjarige. De beslissing van het hof is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.