In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 8 april 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam. De verdachte, geboren in 1979 en thans gedetineerd in Detentiecentrum Schiphol, was beschuldigd van winkeldiefstal die op 21 april 2021 zou hebben plaatsgevonden bij een winkel in Amsterdam. De tenlastelegging stelde dat de verdachte samen met anderen goederen had weggenomen met het oogmerk om deze zich wederrechtelijk toe te eigenen. Tijdens de zitting in hoger beroep op 25 maart 2022 heeft de raadsman van de verdachte aangevoerd dat de politie tekort is geschoten in de identificatie van de verdachte, aangezien er geen vingerafdrukken of gelaatsfoto's zijn genomen van de aangehouden persoon. Het hof oordeelde dat, hoewel de politie inderdaad geen vingerafdrukken of gelaatsfoto's heeft gemaakt, dit niet leidde tot een schending van het recht op een eerlijk proces. De advocaat-generaal had gevorderd dat de verdachte tot een gevangenisstraf van één week zou worden veroordeeld, maar het hof oordeelde dat de herkenning van de verdachte door de politie onvoldoende was om tot een bewezenverklaring te komen. Het hof heeft de verdachte vrijgesproken van de tenlastegelegde winkeldiefstal, omdat niet wettig en overtuigend bewezen kon worden dat hij de dader was. Tevens werd de vordering tot tenuitvoerlegging van een eerder opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf afgewezen. Het hof vernietigde het vonnis waarvan beroep en sprak de verdachte vrij van alle beschuldigingen.