ECLI:NL:GHAMS:2022:1149

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
8 april 2022
Publicatiedatum
15 april 2022
Zaaknummer
23-001689-21
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van winkeldiefstal door onvoldoende herkenning door de politie

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 8 april 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam. De verdachte, geboren in 1979 en thans gedetineerd in Detentiecentrum Schiphol, was beschuldigd van winkeldiefstal die op 21 april 2021 zou hebben plaatsgevonden bij een winkel in Amsterdam. De tenlastelegging stelde dat de verdachte samen met anderen goederen had weggenomen met het oogmerk om deze zich wederrechtelijk toe te eigenen. Tijdens de zitting in hoger beroep op 25 maart 2022 heeft de raadsman van de verdachte aangevoerd dat de politie tekort is geschoten in de identificatie van de verdachte, aangezien er geen vingerafdrukken of gelaatsfoto's zijn genomen van de aangehouden persoon. Het hof oordeelde dat, hoewel de politie inderdaad geen vingerafdrukken of gelaatsfoto's heeft gemaakt, dit niet leidde tot een schending van het recht op een eerlijk proces. De advocaat-generaal had gevorderd dat de verdachte tot een gevangenisstraf van één week zou worden veroordeeld, maar het hof oordeelde dat de herkenning van de verdachte door de politie onvoldoende was om tot een bewezenverklaring te komen. Het hof heeft de verdachte vrijgesproken van de tenlastegelegde winkeldiefstal, omdat niet wettig en overtuigend bewezen kon worden dat hij de dader was. Tevens werd de vordering tot tenuitvoerlegging van een eerder opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf afgewezen. Het hof vernietigde het vonnis waarvan beroep en sprak de verdachte vrij van alle beschuldigingen.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-001689-21
datum uitspraak: 8 april 2022
TEGENSPRAAK
Arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam van 8 juni 2021 in de strafzaak onder de parketnummers
13-109257-21 en 16-246239-19 (TUL) tegen:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1979,
adres: [adres],
thans uit anderen hoofde gedetineerd in Detentiecentrum Schiphol HvB te Badhoevedorp.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van
25 maart 2022 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Namens de verdachte is hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte en de raadsman naar voren is gebracht.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is tenlastegelegd dat:
hij op of omstreeks 21 april 2021 te Amsterdam tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een of meer onbekend gebleven winkel producten, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde, te weten aan [winkel], heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat het hof tot een andere beslissing komt dan de politierechter.

Ontvankelijkheid van het openbaar ministerie

De raadsman heeft zich ter terechtzitting in hoger beroep op het standpunt gesteld dat het openbaar ministerie niet-ontvankelijk in de vervolging dient te worden verklaard, omdat sprake is van een vormverzuim als bedoeld in artikel 359a van het Wetboek van Strafvordering. De raadsman heeft daartoe aangevoerd dat de politie wordt geacht verdachten op een bepaalde manier te identificeren en dat zij dit heeft nagelaten. Er zijn geen vingerafdrukken van de aangehouden verdachte genomen, noch is er een gelaatsfoto gemaakt. Dat is in strijd met de beginselen van een behoorlijke strafrechtspleging waardoor de verdachte ernstig in zijn recht op een eerlijke behandeling van zijn zaak is tekortgedaan.
Het hof stelt voorop dat ten onrechte door de politie geen vingerafdrukken en gelaatsfoto’s van de aangehouden persoon zijn gemaakt. Dit leidt echter niet tot de conclusie dat sprake is van een zodanig ernstige inbreuk op het recht van de verdachte op een eerlijke behandeling van zijn zaak dat geen sprake meer kan zijn van een eerlijk proces in de zin van artikel 6 van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden. Het verweer van de raadsman wordt in zoverre verworpen.

Vordering van het openbaar ministerie

De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 1 week.

Vrijspraak

De raadsman heeft bepleit dat de verdachte moet worden vrijgesproken van het tenlastegelegde. Daartoe heeft hij aangevoerd dat de destijds aangehouden persoon niet de verdachte is. Een ander heeft zich als de verdachte voorgedaan en de politie heeft de personalia van de destijds aangehouden persoon onvoldoende gecontroleerd. Ook op basis van de camerabeelden valt niet vast te stellen dat de verdachte de persoon is die destijds is aangehouden.
De advocaat-generaal heeft zich op het standpunt gesteld dat het tenlastegelegde feit wettig en overtuigend kan worden bewezen. De politie heeft aan de hand van een foto uit het systeem de verdachte herkend. Aan de hand van die herkenningen kan worden vastgesteld dat de verdachte de winkeldiefstal heeft gepleegd.
Het hof overweegt als volgt.
Uit het dossier volgt dat op 21 april 2021 bij de [winkel] te Amsterdam een winkeldiefstal heeft plaatsgevonden. De ter plaatse aangehouden persoon heeft, zonder enige legitimatie te overhandigen, aangegeven de verdachte te zijn.
Om tot een bewezenverklaring te komen, moet het hof kunnen vaststellen dat de verdachte de op
21 april 2021 aangehouden persoon betreft. De politie heeft geen vingerafdrukken of gelaatsfoto van de aangehouden persoon gemaakt. De herkenningen van de verbalisanten zijn daarnaast gebaseerd op een uit het systeem opgevraagde foto. Onduidelijk is waar deze foto vandaan komt en ten aanzien van welke verdenking deze foto is genomen. Ook komt het hof op basis van de beelden van de [winkel] niet zelf tot een herkenning. Mede gelet op het gemotiveerde verweer van de verdediging acht het hof de herkenning van de politie onvoldoende om met de vereiste mate van zekerheid tot een bewezenverklaring te komen.
Naar het oordeel van het hof is aldus niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen de verdachte is tenlastegelegd, zodat hij hiervan moet worden vrijgesproken.

Vordering tenuitvoerlegging

Het openbaar ministerie heeft gevorderd de tenuitvoerlegging van de bij vonnis van de politierechter in de rechtbank Midden-Nederland van 19 juni 2020 opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 1 week met een proeftijd van 2 jaren. Deze vordering is in hoger beroep opnieuw aan de orde.
Nu de verdachte zal worden vrijgesproken van het tenlastegelegde, zal de vordering tot tenuitvoerlegging worden afgewezen.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht.
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Wijst af de vordering van de officier van justitie in het arrondissement te Amsterdam van 22 april 2021, strekkende tot tenuitvoerlegging van de bij vonnis van de politierechter in de rechtbank
Midden-Nederland van 19 juni 2020, parketnummer 16-246239-19, voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf voor de duur van 1 week.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. H.M.J. Quaedvlieg, mr. N. van der Wijngaart en mr. M.J. Dubelaar, in tegenwoordigheid van mr. B. van Vliet, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van
8 april 2022.
Mrs. N. van der Wijngaart, M.J. Dubelaar en B. van Vliet zijn buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.
=========================================================================
[…]