ECLI:NL:GHAMS:2022:1034

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
6 april 2022
Publicatiedatum
6 april 2022
Zaaknummer
23-002405-21
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen vonnis politierechter inzake wederspannigheid en zwaar lichamelijk letsel

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 6 april 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland. De verdachte was eerder veroordeeld voor het opzettelijk vernielen van ruiten van een woning en voor wederspannigheid tegen ambtenaren. De tenlastelegging omvatte twee feiten: het opzettelijk vernielen van ruiten die toebehoorden aan een woningbouwvereniging en het verzet tegen de aanhouding door de politie, waarbij twee agenten letsel opliepen. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte op 22 mei 2021 in Koog aan de Zaan zich met geweld heeft verzet tegen de aanhouding door de politie, wat resulteerde in zwaar lichamelijk letsel voor een van de agenten, die een partiële scheur in de supraspinatuspees opliep. Het hof oordeelde dat het letsel als zwaar lichamelijk letsel moet worden gekwalificeerd, gezien de lange duur van het herstel en de onzekerheid over het uitzicht op herstel. De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van tien weken, waarvan twee jaar voorwaardelijk, en een taakstraf van honderd uren. Daarnaast werd de verdachte verplicht om schadevergoeding te betalen aan de benadeelde partijen, die als gevolg van zijn handelen immateriële schade hadden geleden.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-002405-21
datum uitspraak: 6 april 2022
TEGENSPRAAK
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland van 13 augustus 2021 in de strafzaak onder parketnummer 15-134337-21 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1991,
adres: [adres 1] .

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 23 maart 2022 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Namens de verdachte is hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen de verdachte en de raadsman naar voren hebben gebracht.

Tenlastelegging

Gelet op de in eerste aanleg door de politierechter en in hoger beroep door het gerechtshof toegelaten wijzigingen is aan de verdachte tenlastegelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 22 mei 2021 te Koog aan de Zaan, gemeente Zaanstad, opzettelijk en wederrechtelijk een of meerdere ruit(en), in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [woningbouw] , in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft vernield, beschadigd, onbruikbaar gemaakt en/of weggemaakt;
2.
hij op of omstreeks 22 mei 2021 te Koog aan de Zaan, gemeente Zaanstad, zich met geweld en/of bedreiging met geweld, heeft verzet tegen ambtenaren,
- [slachtoffer] (hoofdagent van politie Eenheid Noord-Holland)
- [benadeelde 2] (hoofdagent bij Eenheid Noord-Holland) en/of
- [benadeelde 1] (hoofdagent bij politie Eenheid Noord-Holland)
werkzaam in de rechtmatige uitoefening van hun bediening, te weten het aanhouden van verdachte, door zich in tegengestelde richting van voornoemde ambtenaren te bewegen en/of los te rukken en/of te trekken en/of trappende bewegingen te maken,
terwijl dit misdrijf en/of daarmee gepaard gaande feitelijkheden,
- enig lichamelijk letsel, te weten een wond op de hand en/of knie bij die [benadeelde 2] en/of
- zwaar lichamelijk letsel, althans enig lichamelijk letsel, te weten schouderinstabiliteit en/of een (partiële) scheur in de pees van de supraspinatus spier in de schouder en/of een botkneuzing in de schouder bij die [benadeelde 1] ten gevolge heeft gehad.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, reeds omdat de tenlastelegging ter terechtzitting in hoger beroep is gewijzigd.

Bewijsoverweging

De raadsman van de verdachte heeft ter terechtzitting in hoger beroep bepleit dat niet bewezen kan worden dat [benadeelde 1] zwaar lichamelijk letsel heeft opgelopen. Hij heeft daartoe aangevoerd dat [benadeelde 1] volledig is hersteld, geen operatief ingrijpen vereist is geweest en hij in staat is geweest vervangend werk te verrichten.
Het hof stelt op grond van de te bezigen bewijsmiddelen vast dat [benadeelde 1] , als gevolg van het verzet van de verdachte bij zijn aanhouding, op zijn linkerschouder is gevallen. Uit echografisch onderzoek is gebleken dat [benadeelde 1] een partiële scheur in de supraspinatuspees heeft opgelopen. Hij kon daardoor zijn schouder niet belasten en heeft werkzaamheden als politieambtenaar waarbij betrokkenheid van zijn schouder noodzakelijk is neer moeten leggen. Ook was hij maandenlang belemmerd in het uitvoeren van huishoudelijke taken.
Blijkens een door [benadeelde 1] overgelegd verslag van [fysio] van 15 december 2022 heeft hij op 13 december 2021 de laatste behandeling bij de fysiotherapeut ondergaan. Voorts is [benadeelde 1] , blijkens een e-mailbericht van 16 maart 2022 van zijn casemanager, pas sinds de week van 7 maart 2022 weer volledig inzetbaar als politieambtenaar op zijn werk. [benadeelde 1] is aldus na zeven maanden na de ten laste gelegde feiten volledig hersteld en heeft bijna tien maanden na de ten laste gelegde feiten zijn werkzaamheden weer kunnen hervatten. Aanvankelijk was [benadeelde 1] niet inzetbaar in zijn functie en heeft hij vervangend werk moeten verrichten. Bovendien bestond gedurende enkele maanden onzekerheid over het uitzicht op herstel. [benadeelde 1] wist niet zeker of zijn schouder ooit nog zou genezen met alle gevolgen van dien.
Gelet hierop en op de aard van het letsel dat [benadeelde 1] heeft opgelopen en de lange duur van het herstel is het hof van oordeel dat het letsel van [benadeelde 1] als zwaar lichamelijk letsel is aan te merken. Het hof acht aldus wettig en overtuigend bewezen dat het verzet van de verdachte bij [benadeelde 1] heeft geleid tot zwaar lichamelijk letsel. Het verweer wordt verworpen.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
1.
hij op 22 mei 2021 te Koog aan de Zaan opzettelijk en wederrechtelijk ruiten, die aan [woningbouw] toebehoorden, heeft vernield.
2.
hij op 22 mei 2021 te Koog aan de Zaan zich met geweld heeft verzet tegen ambtenaren
- [slachtoffer] (hoofdagent van politie Eenheid Noord-Holland) en
- [benadeelde 2] (hoofdagent bij Eenheid Noord-Holland) en
- [benadeelde 1] (hoofdagent bij politie Eenheid Noord-Holland)
werkzaam in de rechtmatige uitoefening van hun bediening, te weten het aanhouden van verdachte, door zich in tegengestelde richting van voornoemde ambtenaren te bewegen, los te rukken, te trekken en trappende bewegingen te maken, terwijl dit misdrijf
- enig lichamelijk letsel, te weten een wond op de hand en knie bij [benadeelde 2] en
- zwaar lichamelijk letsel, te weten een partiële scheur in de pees van de supraspinatus spier in de schouder bij [benadeelde 1] ten gevolge heeft gehad.
Hetgeen onder 1 en 2 meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het bewezenverklaarde is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het eventueel instellen van beroep in cassatie zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het onder 1 en 2 bewezenverklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het onder 1 bewezenverklaarde levert op:
opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, vernielen.
Het onder 2 bewezenverklaarde levert op:
wederspannigheid, terwijl het misdrijf enig lichamelijk letsel ten gevolge heeft.
en
wederspannigheid, terwijl het misdrijf zwaar lichamelijk letsel ten gevolge heeft.

Strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is strafbaar, omdat geen omstandigheid aannemelijk is geworden die de strafbaarheid ten aanzien van het onder 1 en 2 bewezenverklaarde uitsluit.

Oplegging van straffen

De politierechter heeft de verdachte voor het in eerste aanleg onder 1 en 2 bewezenverklaarde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van negen weken, waarvan zeven weken voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren, en met bijzondere voorwaarden bestaande uit een meldplicht en een behandelplicht, alsmede tot een taakstraf voor de duur van 60 uren.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte zal worden veroordeeld tot dezelfde straf als door de rechter in eerste aanleg opgelegd.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straffen bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan vernieling van de ruiten van een woning. Door zo te handelen heeft de verdachte schade en hinder veroorzaakt.
De verdachte heeft zich tevens verzet tegen zijn aanhouding. Dergelijk gedrag is ernstig, niet alleen omdat hiermee het werk van de politie wordt bemoeilijkt, maar ook omdat het getuigt van een gebrek aan respect voor het openbaar gezag. Burgers hebben mee te werken met de politie, ook als zij worden staande gehouden of aangehouden. De verbalisanten hebben letsel overgehouden aan het verzet. Het letsel van verbalisant [benadeelde 1] is bovendien als zwaar lichamelijk letsel te kwalificeren. Het hof rekent dit de verdachte aan, maar heeft ook oog voor de proceshouding van de verdachte en zijn persoonlijke omstandigheden
Gelet op die persoonlijke omstandigheden, zoals ter terechtzitting in hoger beroep naar voren gebracht door de verdachte en zijn raadsman, acht het hof een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf en een taakstraf van na te melden duur passend en geboden. Het hof zal aan de voorwaardelijke gevangenisstraf de door de Reclassering geadviseerde bijzondere voorwaarden verbinden, te weten een meldplicht en een behandelplicht.
Het hof zal daarbij de dadelijke uitvoerbaarheid van de bijzondere voorwaarden bevelen. Gelet op de omstandigheid dat het onder 2 bewezenverklaarde misdrijf is gericht tegen of gevaar heeft veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen en gelet op het feit dat de verdachte inmiddels in een schorsing van de voorlopige hechtenis loopt in verband met de verdenking van een nieuw soortgelijk feit, overweegt het hof dat er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat de verdachte wederom een dergelijk misdrijf zal begaan.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 1]

De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot immateriële schadevergoeding. Deze bedraagt € 3.250,00. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep toegewezen tot een bedrag van € 2.000,00. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd voor het bedrag van de oorspronkelijke vordering.
De advocaat-generaal heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering moet worden toegewezen, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover en onder oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is het hof voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het onder 2 bewezenverklaarde handelen van de verdachte rechtstreeks schade heeft geleden. Het hof zal de omvang van de immateriële schade op de voet van het bepaalde in artikel 6:106 BW naar maatstaven van billijkheid schatten op € 2.000,00. Daarbij is in het bijzonder gelet op de aard van het lichamelijke letsel en de schadevergoeding die in vergelijkbare gevallen wordt toegekend. De verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering tot dat bedrag zal worden toegewezen.
Voor het overige is onvoldoende gebleken dat de gestelde schade door het bewezenverklaarde handelen van de verdachte is veroorzaakt. De benadeelde partij kan daarom voor het overige in de vordering niet worden ontvangen.
Het hof zal de schadevergoedingsmaatregel opleggen op de hierna te noemen wijze om te bevorderen dat de schade door de verdachte wordt vergoed.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 2]
De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot immateriële schadevergoeding. Deze bedraagt € 575,00. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep toegewezen tot een bedrag van € 400,00. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd voor het bedrag van de oorspronkelijke vordering.
De advocaat-generaal heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering moet worden toegewezen, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover en onder oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is het hof voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het onder 2 bewezenverklaarde handelen van de verdachte rechtstreeks schade heeft geleden. Het hof zal de omvang van de immateriële schade op de voet van het bepaalde in artikel 6:106 BW naar maatstaven van billijkheid schatten op € 200,00. Daarbij is in het bijzonder gelet op de aard van het lichamelijke letsel en de schadevergoeding die in vergelijkbare gevallen wordt toegekend. De verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering tot dat bedrag zal worden toegewezen.
Voor het overige is onvoldoende gebleken dat de gestelde schade door het bewezenverklaarde handelen van de verdachte is veroorzaakt. De benadeelde partij kan daarom voor het overige in de vordering niet worden ontvangen.
Het hof zal de schadevergoedingsmaatregel opleggen op de hierna te noemen wijze om te bevorderen dat de schade door de verdachte wordt vergoed.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straffen zijn gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 36f, 57, 181 en 350 van het Wetboek van Strafrecht.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1 en 2 bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
10 (tien) weken.
Bepaalt dat de gevangenisstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt of de verdachte gedurende de proeftijd van 2 (twee) jaren ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit geen medewerking heeft verleend aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of geen identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage heeft aangeboden of geen medewerking heeft verleend aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclasseringsinstelling zo vaak en zolang als de reclasseringsinstelling dit noodzakelijk acht daaronder begrepen, dan wel de hierna te noemen bijzondere voorwaarden niet heeft nageleefd.
Stelt als bijzondere voorwaarde dat de veroordeelde verplicht is zich gedurende de volledige proeftijd te melden bij GGZ Reclassering Fivoor op het adres [adres 2] , zo vaak en zo lang de reclassering dit noodzakelijk acht.
Beveelt dat voormelde voorwaarde en het uit te oefenen reclasseringstoezicht dadelijk uitvoerbaar zijn.
Stelt als bijzondere voorwaarde dat de veroordeelde zich gedurende de volledige proeftijd onder behandeling zal stellen van Ambulant Centrum van Fivoor of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de Reclassering, op de tijden en plaatsen en zo lang als door of namens de Reclassering vast te stellen. De veroordeelde houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling.
Beveelt dat voormelde voorwaarde en het uit te oefenen reclasseringstoezicht dadelijk uitvoerbaar zijn.
Geeft opdracht aan de reclassering tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde bijzondere voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Veroordeelt de verdachte tot een
taakstrafvoor de duur van
100 (honderd) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
50 (vijftig) dagen hechtenis.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 1]
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [benadeelde 1] ter zake van het onder 2 bewezenverklaarde tot het bedrag van
€ 2.000,00 (tweeduizend euro) ter zake van immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de benadeelde partij in zoverre de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Veroordeelt de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [benadeelde 1] , ter zake van het onder 2 bewezenverklaarde een bedrag te betalen van € 2.000,00 (tweeduizend euro) als vergoeding voor immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Bepaalt de duur van de gijzeling op ten hoogste 30 (dertig) dagen. Toepassing van die gijzeling heft de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet op.
Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte aan een van beide betalingsverplichtingen heeft voldaan, de andere vervalt.
Bepaalt de aanvangsdatum van de wettelijke rente voor de immateriële schade op 22 mei 2021.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 2]
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [benadeelde 2] ter zake van het onder 2 bewezenverklaarde tot het bedrag van
€ 200,00 (tweehonderd euro) ter zake van immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de benadeelde partij in zoverre de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Veroordeelt de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [benadeelde 2] , ter zake van het onder 2 bewezenverklaarde een bedrag te betalen van € 200,00 (tweehonderd euro) als vergoeding voor immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Bepaalt de duur van de gijzeling op ten hoogste 4 (vier) dagen. Toepassing van die gijzeling heft de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet op.
Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte aan een van beide betalingsverplichtingen heeft voldaan, de andere vervalt.
Bepaalt de aanvangsdatum van de wettelijke rente voor de immateriële schade op 22 mei 2021.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. R.A.E. van Noort, mr. M.M.H.P. Houben en mr. I.M.H. van Asperen de Boer-Delescen, in tegenwoordigheid van mr. R.L. Vermeulen, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 6 april 2022.
De voorzitter is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.