In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 8 april 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland. De verdachte, geboren in Syrië in 1962, was beschuldigd van mensensmokkel. De tenlastelegging omvatte het helpen van een persoon, aangeduid als [naam 1], bij het verkrijgen van toegang tot Nederland, terwijl hij wist dat deze toegang wederrechtelijk was. De verdachte had in de periode van 11 tot 13 maart 2018 contact onderhouden met [naam 1], tickets geregeld, en deze persoon begeleid van Athene naar Amsterdam. Het hof heeft de vordering van de advocaat-generaal en de argumenten van de verdediging gehoord, waarbij de raadsvrouw een beroep deed op psychische overmacht. Dit beroep werd echter verworpen, omdat het hof geen aannemelijke onderbouwing vond voor de stelling dat de verdachte onder druk stond om te handelen. Het hof oordeelde dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan mensensmokkel, wat een ernstig feit is dat de rechtsorde ondermijnt. De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van zes maanden, waarvan drie maanden voorwaardelijk, met inachtneming van de persoonlijke omstandigheden van de verdachte en het tijdsverloop in de zaak. Het hof vernietigde het eerdere vonnis en deed opnieuw recht, waarbij het bewezen verklaarde werd gekwalificeerd als strafbaar.