ECLI:NL:GHAMS:2021:989

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
13 april 2021
Publicatiedatum
13 april 2021
Zaaknummer
23-004302-19
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep mensensmokkel met psychische overmacht als verweer

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 8 april 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland. De verdachte, geboren in Syrië in 1962, was beschuldigd van mensensmokkel. De tenlastelegging omvatte het helpen van een persoon, aangeduid als [naam 1], bij het verkrijgen van toegang tot Nederland, terwijl hij wist dat deze toegang wederrechtelijk was. De verdachte had in de periode van 11 tot 13 maart 2018 contact onderhouden met [naam 1], tickets geregeld, en deze persoon begeleid van Athene naar Amsterdam. Het hof heeft de vordering van de advocaat-generaal en de argumenten van de verdediging gehoord, waarbij de raadsvrouw een beroep deed op psychische overmacht. Dit beroep werd echter verworpen, omdat het hof geen aannemelijke onderbouwing vond voor de stelling dat de verdachte onder druk stond om te handelen. Het hof oordeelde dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan mensensmokkel, wat een ernstig feit is dat de rechtsorde ondermijnt. De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van zes maanden, waarvan drie maanden voorwaardelijk, met inachtneming van de persoonlijke omstandigheden van de verdachte en het tijdsverloop in de zaak. Het hof vernietigde het eerdere vonnis en deed opnieuw recht, waarbij het bewezen verklaarde werd gekwalificeerd als strafbaar.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-004302-19
datum uitspraak: 8 april 2021
TEGENSPRAAK
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland van 12 november 2019 in de strafzaak onder parketnummer 15-207942-19 tegen:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] (Syrië) op [geboortedag] 1962,
adres: [adres].

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 25 maart 2021 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Namens de verdachte is hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte en de raadsvrouw naar voren is gebracht.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is tenlastegelegd dat:
hij in of omstreeks de periode van 11 maart 2018 tot en met 13 maart 2018 te Schiphol, gemeente Haarlemmermeer en/of Athene, Griekenland, een ander, te weten een persoon genaamd of althans zich noemende [naam 1]
behulpzaam is geweest bij het zich verschaffen van toegang tot of doorreis door Nederland, een andere lidstaat van de Europese Unie, IJsland of Noorwegen, in elk geval een staat die is toegetreden tot het op 15 november 2000 te New York totstandgekomen Protocol tegen de smokkel van migranten over land, over de zee en in de lucht, tot aanvulling van het op 15 november 2000 te New York totstandgekomen Verdrag tegen transnationale georganiseerde misdaad,
of hem daartoe gelegenheid, middelen of inlichtingen heeft verschaft,
immers heeft hij, verdachte,
- contact onderhouden met die [naam 1] en/of
- voor die [naam 1] tickets gekocht en/of geregeld en/of
- die [naam 1] van een Duits vluchtelingenpaspoort en/of een Duits verblijfsvergunning voorzien, beiden op naam van [naam 2], en/of
- die [naam 1] begeleid op de vlucht van Athene naar Amsterdam en/of
- op de luchthaven Schiphol (voor die [naam 1]) het woord gevoerd bij de grensbewaking en/of die [naam 1] begeleid en/of voorgedaan dat die [naam 1] zijn zoon is / de persoon op de ter controle aangeboden documenten op naam van [naam 2] en/of
- die [naam 1] (nadere) instructies en/of aanwijzingen gegeven,
terwijl verdachte wist of ernstige redenen had te vermoeden dat die toegang of die doorreis wederrechtelijk was.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat het hof tot een iets andere bewezenverklaring komt dan de politierechter.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij in de periode van 11 maart 2018 tot en met 13 maart 2018 te Schiphol, gemeente Haarlemmermeer en Athene, Griekenland, een ander, te weten een persoon genaamd of althans zich noemende [naam 1]
behulpzaam is geweest bij het zich verschaffen van toegang tot Nederland,
immers heeft hij, verdachte,
- contact onderhouden met die [naam 1] en
- voor die [naam 1] tickets gekocht en geregeld en
- die [naam 1] van een Duits vluchtelingenpaspoort en een Duitse verblijfsvergunning voorzien, beiden op naam van [naam 2], en
- die [naam 1] begeleid op de vlucht van Athene naar Amsterdam en
- op de luchthaven Schiphol voor die [naam 1] het woord gevoerd bij de grensbewaking en die [naam 1] begeleid en voorgedaan dat die [naam 1] zijn zoon is / de persoon op de ter controle aangeboden documenten op naam van [naam 2],
terwijl verdachte wist dat die toegang wederrechtelijk was.
Hetgeen meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het bewezenverklaarde is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het eventueel instellen van beroep in cassatie zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezenverklaarde levert op:
mensensmokkel.

Strafbaarheid van de verdachte

De raadsvrouw heeft gesteld dat de verdachte handelde uit psychische overmacht en hij om die reden dient te worden ontslagen van alle rechtsvervolging. De verdachte was ten gevolge van een bedreiging genoodzaakt gelegenheid en middelen te verschaffen voor de reis van [naam 1] en zou dat niet hebben gedaan als hij niet zou zijn bedreigd. Er was sprake van een prangende en acute situatie, omdat de zoon van de verdachte gevaar zou lopen als de verdachte niet zo zou handelen zoals hij heeft gedaan, aldus de raadsvrouw.
Het hof stelt voorop dat voor een geslaagd beroep op psychische overmacht sprake moet zijn van een van buiten komende drang waaraan de verdachte redelijkerwijs geen weerstand kon en ook niet behoefde te bieden. Hetgeen door de verdediging aan het beroep op psychische overmacht ten grondslag is gelegd is volstrekt niet aannemelijk geworden, nu elke concrete onderbouwing daarvan ontbreekt. De enkele – voor het hof op geen enkele wijze verifieerbare – mededeling van de verdachte dat hij door een voor hem onbekend persoon is gebeld en onder bedreiging de opdracht kreeg om met [naam 1] te vliegen naar Schiphol vindt geen enkel aanknopingspunt in het dossier en het verhandelde ter terechtzitting. Uit onderzoek aan de telefoon van de verdachte is overigens niet gebleken dat dat telefoongesprek daadwerkelijk heeft plaatsgevonden. Gelet op het voorgaande en bij het ontbreken van andere aanknopingspunten die het door de verdacht gestelde scenario aannemelijk maken, wordt het verweer verworpen. Nu ook overigens geen omstandigheid aannemelijk is geworden die de strafbaarheid van de verdachte ten aanzien van het bewezenverklaarde uitsluit, is de verdachte strafbaar.

Oplegging van straf

De politierechter in de rechtbank Noord-Holland heeft de verdachte voor het in eerste aanleg bewezenverklaarde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van zes maanden met aftrek van de duur van het voorarrest.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het vonnis waarvan beroep zal bevestigen.
De raadsvrouw heeft verzocht om rekening te houden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte en een lagere straf op te leggen dan in eerste aanleg is opgelegd.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan mensensmokkel van een persoon die zich door middel van zijn hulp op wederrechtelijke wijze de toegang tot Nederland heeft verschaft. Hij is daarvoor per vliegtuig naar Athene gereisd en heeft de gesmokkelde persoon vanuit Athene naar Nederland gebracht. Mensensmokkel is een ernstig feit dat inbreuk maakt op de (internationale) rechtsorde en bijdraagt aan de instandhouding van een illegaal circuit. Nederland heeft zich in Europees verband verplicht tot het voeren van een restrictief toelatingsbeleid en als gevolg daarvan tot opsporings- en handhavingsverplichtingen met betrekking tot mensensmokkel. Met de politierechter is het hof van oordeel dat in beginsel slechts een vrijheidsbenemende straf als passend en geboden kan worden beschouwd.
Gelet op het tijdsverloop in deze zaak alsmede gelet op de huidige persoonlijke situatie van de verdachte, zal het hof een deel van de gevangenisstraf in voorwaardelijke vorm opleggen.
Het hof acht, alles afwegende, een gevangenisstraf van na te melden duur passend en geboden.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c en 197a van het Wetboek van Strafrecht.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
6 (zes) maanden.
Bepaalt dat een gedeelte van de gevangenisstraf, groot
3 (drie) maanden, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Gelast de
teruggaveaan de verdachte van het in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerp, te weten:
4 1225 EUR IBG 13-08-18.
Gelast de bewaring ten behoeve van de rechthebbendevan de in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten:
1. STK Verblijfsvergunning (vlgnr. 3) (Omschrijving: Duitsland)
2 1 STK Paspoort (volgnr. 4) (Omschrijving: Duitsland)
3 1 STK Verzekeringsbewijs (vlgnr. 13) (Omschrijving: Duitsland).
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. J.W.P. van Heusden, mr. N. van der Wijngaart en mr. S.M.M. Bordenga, in tegenwoordigheid van mr. S. den Hartog, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 8 april 2021.