ECLI:NL:GHAMS:2021:921

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
30 maart 2021
Publicatiedatum
1 april 2021
Zaaknummer
200.279.102/01
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tussenarrest inzake verzoek tot openstellen cassatieberoep tegen tussenarrest

In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 30 maart 2021 een tussenarrest gewezen in het kader van een hoger beroep kort geding. De appellanten, [appellante sub 1] en [appellant sub 2], hebben een verzoek ingediend om tussentijds cassatieberoep in te stellen tegen een eerder tussenarrest van 24 november 2020. Dit eerdere arrest schorste de tenuitvoerlegging van een vonnis van de kantonrechter in Amsterdam, dat betrekking had op een ontruiming. De appellanten stelden dat het openstellen van cassatieberoep noodzakelijk was, maar het hof oordeelde dat dit verzoek niet voldoende was onderbouwd. De advocaten van de appellanten en geïntimeerden, mr. W.F. Schovers en mr. S.J. Kloosterman, respectievelijk, hebben hun standpunten naar voren gebracht. Het hof concludeerde dat het verzoek tot openstellen van cassatieberoep niet kon worden toegewezen, omdat het niet voldeed aan de vereisten van artikel 401 lid 2 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering. Het hof hield iedere verdere beslissing aan, wat betekent dat de procedure nog niet is afgerond.

Uitspraak

GERECHTSHOF AMSTERDAM

afdeling civiel recht en belastingrecht, team I
zaaknummer : 200.279.102/01
zaaknummer rechtbank Amsterdam : 7104342 CV EXPL 18-16727
arrest van de meervoudige burgerlijke kamer van 30 maart 2021
inzake

1.[appellante sub 1] ,

en
2.
[appellant sub 2] ,
beiden wonend te [woonplaats] ,
appellanten,
advocaat: mr. W.F. Schovers te Prinsenbeek,
tegen

1.PREDIO B.V.,

voorheen gevestigd te Amsterdam,
en
2.
OUD-ZUID VASTGOED 3 B.V.,
gevestigd te Amsterdam,
geïntimeerden,
advocaat: mr. S.J. Kloosterman te Amsterdam.

1.Het verdere verloop van het geding

Partijen worden hierna weer (gezamenlijk) [appellanten] (afzonderlijk: [appellante sub 1] en [appellant sub 2] ) en (gezamenlijk) Oud-Zuid Vastgoed c.s. (afzonderlijk: Predio en Oud-Zuid Vastgoed) genoemd.
In deze zaak heeft het hof op 24 november 2020 een tussenarrest gewezen, waarbij het hof, onder meer, op de incidentele vordering van [appellanten] uit hoofde van artikel 351 Rv de tenuitvoerlegging heeft geschorst van het vonnis van de kantonrechter in de rechtbank Amsterdam van 10 maart 2020, hersteld bij vonnis van 21 april 2020, voor zover het betreft de beslissing onder II, de ontruiming, tot 1 februari 2021 en deze vordering heeft afgewezen betreffende de daarna gelegen periode. Het hof verwijst naar deze tussenbeslissing.
Bij brief van 26 januari 2021 heeft [appellanten] het hof verzocht te bepalen dat tegen genoemd tussenarrest tussentijds cassatieberoep kan worden ingesteld, onder verwijzing naar een bijgevoegd cassatieadvies.
Oud-Zuid Vastgoed c.s. heeft zich bij brief van 1 maart 2021 met bijlage verzet tegen het openstellen van tussentijds cassatieberoep. Oud-Zuid Vastgoed c.s. heeft daarbij, onder meer, erop gewezen dat toewijzing van het verzoek ertoe leidt dat de procedure (nog meer) vertraging oploopt en extra kosten meebrengt. Gefragmenteerde voorlegging van het geding aan de cassatierechter is volgens haar niet wenselijk.

2.De beoordeling

2.1.
Het tussenarrest van 24 november 2020, waarvan [appellanten] . beroep in cassatie wenst in te stellen, is geen uitspraak waarbij een voorlopige voorziening wordt toegestaan of geweigerd. Op grond van artikel 401 lid 2 Rv geldt daarom dat cassatieberoep slechts kan worden ingesteld tegelijk met dat van het te wijzen eindarrest, tenzij het hof anders bepaalt.
2.2.
[appellanten] heeft haar verzoek slechts onderbouwd met een verwijzing naar een ingewonnen cassatieadvies. Hierin wordt niet ingegaan op de vraag waarom in deze zaak van voormeld in artikel 401 lid 2 Rv geformuleerd uitgangspunt dient te worden afgeweken. Nu Oud-Zuid Vastgoed c.s. zich tegen het verzoek van [appellanten] heeft gekeerd, [appellanten] onvoldoende heeft toegelicht waarom afwijking van dit uitgangspunt gerechtvaardigd is en ook overigens het hof daartoe geen grond ziet, zal dat verzoek worden afgewezen.

3.De beslissing

Het hof:
wijst het verzoek tot het openstellen van cassatieberoep tegen het tussenarrest van 24 november 2020 af;
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit arrest is gewezen door mrs. E.K. Veldhuijzen van Zanten, C.A.H.M. ten Dam en B.J.P.G. Roozendaal en is door de rolraadsheer in het openbaar uitgesproken op 30 maart 2021.