Uitspraak
GERECHTSHOF AMSTERDAM
1.[geïntimeerde sub 1] ,
[geïntimeerde sub 2],
1.Het geding in hoger beroep
2.De feiten
3.De beoordeling
[appellant] heeft daartoe onder meer gesteld dat hij in de afgelopen jaren is geconfronteerd met sterk gestegen en nog verder stijgende eigenaarslasten, grotendeels ten gevolge van een toename van de onderhoudskosten en de vermogensbelasting. Omdat door de dwingende huurwetgeving de huurprijs slechts zeer beperkt kan worden verhoogd is de woning voor [appellant] een individuele en buitensporige last geworden zonder zicht op verbetering. De kosten van de woning voor [appellant] bedroegen in 2019 tenminste € 6.084,91, terwijl de huurinkomsten in dit jaar slechts
€ 3.347,76 bedroegen.
fair balanceis tussen het algemeen belang en het belang van [appellant] , het ongestoord genot van zijn eigendom, zoals bedoeld in artikel 1 Eerste Protocol EVRM en de toepasselijke rechtspraak van de Hoge Raad. Omdat de Nederlandse wetgeving [appellant] hoge eigenaarslasten oplegt waarmee [appellant] bij aankoop van het pand slechts gedeeltelijk rekening heeft kunnen houden, rust op [appellant] een buitensporige en onevenredige financiële last zonder zicht op verbetering. [appellant] kan de huur slechts in zeer beperkte mate verhogen. Daarnaast wonen [geïntimeerden] , gezien hun inkomen, al geruime tijd ‘scheef’. De verlieslijdende exploitatie van de woning is bij een maandelijkse huurprijs van € 550,- in beginsel ten einde, aldus de kantonrechter. In het kader van schikkingsonderhandelingen hebben [geïntimeerden] ter zitting in eerste aanleg te kennen gegeven bereid te zijn de huur op dit bedrag te laten vaststellen. Hoewel [appellant] hiermee niet akkoord is gegaan, is de kantonrechter in het licht van de redelijkheid en billijkheid, de belangen over en weer afwegend, tot de vaststelling van de huurprijs op dit bedrag gekomen. [appellant] is tegen deze beslissing en de daaraan ten grondslag gelegde motivering met zeven grieven opgekomen. Deze grieven zullen gezamenlijk worden behandeld.
fair balance. Deze
fair balanceis er niet als een individu wordt getroffen door een
disproportionate and excessive burden. Een dergelijke situatie doet zich voor een eigenaar voor als er bijzonder, specifiek voor hem geldende feiten en omstandigheden spelen die een buitensporige last teweegbrengen. Dit is in deze zaak aan de orde. [appellant] heeft door de Nederlandse huurprijswetgeving in combinatie met artikel 7:274 lid 1 aanhef en sub d BW een individuele, buitensporige last te dragen. Vanwege het beschermingsregime voor sociale huur is hij gedwongen de verhuurrelatie met [geïntimeerden] voor onbepaalde tijd voort te zetten. De wet biedt [appellant] geen middelen om het evenwicht te herstellen. De wettelijke huurverhogingsmogelijkheden zijn beperkt en de huurovereenkomst kan niet worden opgezegd als de huurder een redelijke huurverhoging weigert, zoals in deze zaak het geval is.
€ 4.300,00 als het bestreden vonnis wordt gevolgd, terwijl de uitgaven over dat jaar – indien de wettelijk verplichte reservering voor groot onderhoud wordt meegenomen – € 6.425,11 bedragen. Daarnaast wordt [appellant] nog geconfronteerd met onderhoudskosten ten bedrage van € 2.631,75 inclusief btw en zal de CV-ketel waarschijnlijk op korte termijn moeten worden vervangen, hetgeen [appellant] ongeveer € 2.500,00 zal kosten. In 2020 lijdt [appellant] dus een aanmerkelijk exploitatieverlies. Bovendien is zowel de markthuurprijs (€ 1.500,00 per maand) als de maximaal redelijke huurprijs volgens het woningwaarderingsstelsel (€ 998,37 per maand) vanwege de kwaliteit van de woning een veelvoud van de huurprijs die [geïntimeerden] betalen. [appellant] was bij aankoop van de woning op de hoogte van de beperkingen die gelden op grond van de sociale huurwetgeving, maar kon niet bevroeden dat de exploitatie al enkele jaren later duurzaam verlieslijdend zou zijn. [appellant] heeft dit daarom niet kunnen verdisconteren in de koopprijs. [geïntimeerden] kunnen een hogere huurprijs met hun inkomen eenvoudig dragen. Zij behoren dan ook niet tot de groep huurders die de sociale huurwetgeving beoogt te beschermen. Bovendien kan ook hun inwonende zoon aan de huur bijdragen. Hij beschikt over eigen inkomen. [geïntimeerden] hebben misbruik van recht gemaakt door het aanbod tot het aangaan van een nieuwe huurovereenkomst (zoals hierboven onder 2.d. beschreven) niet te accepteren. Onder de gegeven omstandigheden moet hun beroep op de wettelijke huurbescherming althans naar de eisen van redelijkheid en billijkheid als onaanvaardbaar worden beschouwd. Er dient geen belang te worden gehecht aan het feit dat [appellant] ook eigenaar is van andere, op andere momenten van andere eigenaren tegen andere prijzen gekochte delen van het pand noch aan het inkomen dat hij uit die onderdelen haalt. De eigendom van de woning is een zelfstandig recht en dient ook zo te worden beoordeeld.
decent profitontvangt bij de exploitatie van zijn eigendom nog niet hoeft te betekenen dat artikel 1 Eerste Protocol EVRM is geschonden. Ook een enkele evenwichtsverstoring tussen het belang van de eigenaar en het met de regelgeving beoogde algemeen belang is daartoe onvoldoende. Het moet gaan om een evidente verstoring van de zogenaamde
fair balancedaartussen. Structurele verlieslatendheid is daarom niet zonder meer grond voor toewijzing van het gevorderde.