ECLI:NL:GHAMS:2021:878

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
26 maart 2021
Publicatiedatum
29 maart 2021
Zaaknummer
200.287.096/01 OK
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Ondernemingsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onderzoek naar beleid en gang van zaken van Eetcafé De Stip B.V. en schorsing van bestuurder HVS

In deze zaak heeft de Ondernemingskamer van het Gerechtshof Amsterdam op 26 maart 2021 een beschikking gegeven in een geschil tussen de besloten vennootschap Eetcafé De Stip B.V. en haar aandeelhouders HVDV en HVS. HVDV heeft verzocht om een onderzoek naar het beleid en de gang van zaken van Eetcafé De Stip over de periode vanaf 1 januari 2016, met de stelling dat er gegronde redenen zijn om te twijfelen aan de juistheid van het beleid en de gang van zaken binnen de vennootschap. HVS, die als verhuurder en bestuurder van Eetcafé De Stip optreedt, heeft de huurovereenkomst opgezegd en ingestemd met de beëindiging daarvan, wat door HVDV wordt betwist. De Ondernemingskamer heeft vastgesteld dat de persoonlijke relatie tussen de bestuurders [C] en [D] ernstig verstoord is, wat heeft geleid tot een verstoorde vennootschappelijke orde. Aandeelhoudersvergaderingen worden sinds 2016 niet meer gehouden, waardoor jaarrekeningen niet kunnen worden vastgesteld. De Ondernemingskamer heeft besloten om een onderzoek te bevelen naar het beleid en de gang van zaken van Eetcafé De Stip en heeft HVS geschorst als bestuurder. Tevens zijn de aandelen in Eetcafé De Stip ten titel van beheer overgedragen aan een door de Ondernemingskamer te benoemen beheerder. De kosten van het onderzoek komen ten laste van Eetcafé De Stip.

Uitspraak

beschikking
___________________________________________________________________
GERECHTSHOF AMSTERDAM
ONDERNEMINGSKAMER
zaaknummer: 200.287.096/01 OK
beschikking van de Ondernemingskamer van 26 maart 2021
inzake
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[A],
gevestigd te [....] ,
VERZOEKSTER,
advocaat:
mr. C.J. van Dijk, kantoorhoudende te Ede,
t e g e n
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
EETCAFÉ DE STIP B.V.,
gevestigd te Boxtel,
VERWEERSTER,
niet verschenen,
e n t e g e n
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[B],
gevestigd te [....] ,
BELANGHEBBENDE,
advocaat:
mr. N. Heijkant, kantoorhoudende te Dongen.
1.
Het verloop van het geding
1.1 In het vervolg zullen partijen en andere betrokkenen (ook) als volgt worden aangeduid:
  • verzoekster met HVDV;
  • verweerster met Eetcafé De Stip;
  • belanghebbende met HVS;
  • [C] met [C] ;
  • [D] met [D] .
1.2 HVDV heeft bij op 15 december 2020 ter griffie van de Ondernemingskamer ingekomen verzoekschrift met producties de Ondernemingskamer verzocht, bij beschikking uitvoerbaar bij voorraad, een onderzoek te bevelen naar het beleid en de gang van zaken van Eetcafé De Stip over de periode vanaf 1 januari 2016. Daarbij heeft zij tevens verzocht - zakelijk weergegeven - bij wijze van onmiddellijke voorzieningen voor de duur van het geding:
HVS te schorsen als bestuurder van Eetcafé De Stip;
de door HVS gehouden aandelen in Eetcafé De Stip (min één aandeel) ten titel van beheer over te dragen aan een door de Ondernemingskamer te benoemen en aan te wijzen beheerder;
het besluit van het bestuur tot instemming met huurbeëindiging per 31 mei 2021 (zie hierna onder 2.14) te schorsen, met bepaling dat deze schorsing aldus externe werking heeft dat HVS zich als verhuurder niet kan beroepen op de instemming met huurbeëindiging;
te bevelen dat HVS zich zal onthouden van alle (rechts)handelingen strekkende tot beëindiging van de huur per 31 mei 2021, op straffe van een dwangsom van € 1 miljoen;
althans zodanige voorzieningen te treffen als de Ondernemingskamer nodig acht.
1.3 HVS heeft bij op 20 januari 2021 ter griffie van de Ondernemingskamer ingekomen verweerschrift, tevens houdende een voorwaardelijk tegenverzoek, met producties de Ondernemingskamer verzocht, bij beschikking uitvoerbaar bij voorraad, zakelijk weergegeven:
HVDV niet ontvankelijk te verklaren in haar verzoek, dan wel het verzoek af te wijzen;
voor het geval de Ondernemingskamer een onderzoek naar het beleid en de gang van zaken van Eetcafé De Stip beveelt, te bepalen dat dit onderzoek tevens betrekking zal hebben - naar de Ondernemingskamer begrijpt - op het handelen van HVDV als bestuurder van Eetcafé De Stip en voorts bij wijze van onmiddellijke voorzieningen voor de duur van het geding:
- (ook) HVDV te schorsen als bestuurder;
- de door HVDV gehouden aandelen in Eetcafé De Stip (min één aandeel) over te dragen ten titel van beheer aan een door de Ondernemingskamer te benoemen en aan te wijzen beheerder;
- te bepalen dat de beheerder zorg zal dragen voor een ordelijke ontruiming van het gehuurde uiterlijk op 31 mei 2021;
- de verzochte dwangsom af te wijzen dan wel te matigen;
- althans zodanige voorzieningen te treffen als de Ondernemingskamer nodig acht,
met veroordeling van HVDV in de kosten van de procedure.
1.4 Het verzoek is behandeld ter openbare terechtzitting van de Ondernemingskamer van 18 februari 2021. Bij die gelegenheid hebben de advocaten de standpunten van partijen toegelicht, wat betreft mr. Van Dijk aan de hand van - aan de Ondernemingskamer en de wederpartij overgelegde - aantekeningen. Partijen hebben op voorhand aan de Ondernemingskamer en de wederpartij gezonden nadere producties overgelegd. Partijen en hun advocaten hebben vragen van de Ondernemingskamer beantwoord en inlichtingen verstrekt.

2 Inleiding en feiten

Deze zaak betreft een geschil tussen twee natuurlijke personen die via hun persoonlijke vennootschappen bestuurders en aandeelhouders zijn van Eetcafé De Stip. De beëindiging van de affectieve relatie tussen hen en de onmogelijkheid om nog samen te werken hebben hun weerslag op de vennootschappelijke verhoudingen binnen Eetcafé De Stip.
Eetcafé De Stip huurt haar bedrijfsruimte van HVS. HVS heeft als verhuurder de huurovereenkomst opgezegd tegen 31 mei 2021 en vervolgens als bestuurder van Eetcafé De Stip met de huurbeëindiging ingestemd. HVDV verzet zich daartegen.
De Ondernemingskamer gaat voor de beoordeling van het geschil uit van de volgende feiten.
2.1
Eetcafé De Stip is op 29 mei 2006 opgericht. HVDV en HVS houden elk 50% van de aandelen in het geplaatste kapitaal van Eetcafé De Stip. Zij vormen samen het bestuur van Eetcafé De Stip en zijn als bestuurders zelfstandig bevoegd Eetcafé De Stip te vertegenwoordigen. Eetcafé De Stip drijft een gelijknamige horecaonderneming.
2.2
[D] is enig aandeelhouder en bestuurder van HVDV. [C] is enig aandeelhouder en bestuurder van HVS.
2.3
In de statuten van Eetcafé De Stip is met betrekking tot de besluitvorming van de algemene vergadering in artikel 25 lid 4 bepaald dat bij staking van de stemmen over zaken, het voorstel is verworpen en dat bij staking van stemmen over personen het lot beslist.
2.4
Op 12 april 2005 is [E] geboren uit [C] . [D] is door adoptie eveneens moeder geworden van [E] . [C] en [D] oefenen gezamenlijk het ouderlijk gezag uit.
2.5
Sinds december 2005 draagt VDVH in de persoon van [D] de zorg voor de bedrijfsactiviteiten van Eetcafé De Stip en de dagelijkse gang van zaken. VSH verricht sindsdien geen werkzaamheden meer ten behoeve van de onderneming.
2.6
Met ingang van 1 juni 2006 heeft Eetcafé De Stip afzonderlijke managementovereenkomsten voor onbepaalde tijd gesloten met HVDV en HVS. De managementvergoedingen zijn daarin bepaald op € 4.600 (excl. btw) per maand. Artikel 9 van de overeenkomsten houdt onder meer in dat Eetcafé De Stip de overeenkomst kan beëindigen in het geval van een dringende reden. Als dringende reden zal in ieder geval gelden het handelen of nalaten van HVDV of HVS in strijd met verplichtingen als goed bestuurder van Eetcafé De Stip.
2.7
HVS is eigenaar van de bedrijfsruimte gelegen aan de Lepelstraat 43 te Den Bosch. HVS heeft op 8 september 2006 een huurovereenkomst gesloten met Eetcafé De Stip met betrekking tot deze bedrijfsruimte, ingaande per 1 juni 2006 voor een periode van vijf jaar. In deze ruimte wordt de onderneming van Eetcafé De Stip geëxploiteerd. De aanvangshuurprijs bedraagt volgens de overeenkomst op jaarbasis € 30.000. Dit bedrag is nadien geïndexeerd.
2.8
Eind oktober 2015 is de affectieve relatie tussen [D] en [C] geëindigd. Hierop zijn procedures gevolgd die onder meer de situatie van hun dochter betreffen (ondertoezichtstelling en kinderalimentatie) en verdelingskwesties.
2.9
Sinds 2016 worden er geen aandeelhoudersvergaderingen meer gehouden van Eetcafé De Stip. Deponering van de jaarrekening 2016 heeft niet plaatsgevonden. De jaarrekeningen 2017 en 2018 zijn voorlopig opgemaakt en niet door de vergadering van aandeelhouders vastgesteld. Deze jaarrekeningen zijn als voorlopig gedeponeerd.
2.1
Eetcafé De Stip en HVS hebben een procedure gevoerd bij de rechtbank Den Bosch met betrekking tot de (facturatie van) de huur en de management fee en de kosten van gas, water en elektra voor een boven het eetcafé gelegen appartement waarvan HVS eigenaar is. Dit appartement, dat geen zelfstandige aansluitingen heeft voor nutsvoorzieningen, wordt verhuurd of in gebruik gegeven aan derden. Kosten van gebruik van gas, water en elektra komen ten laste van Eetcafé De Stip. Bij vonnis van 9 mei 2019 is HVS veroordeeld op in dat vonnis beschreven wijze zowel de huur (met een indexeringspercentage) als de management fee te factureren en om bij wijze van voorschot de kosten van gas, water en elektra van het bovengelegen appartement te vergoeden over een bepaalde periode en zijn die kosten vastgesteld op € 200 per maand.
2.11
De huurprijs bedroeg in 2016 per jaar €35.283 en is opgelopen tot € 36.516 in 2019.
2.12
In reactie op een brief van Eetcafé De Stip van 25 maart 2020, waarin in het kader van de Coronacrisis wordt voorgesteld de betaling van de management fee over april 2020 uit te stellen, heeft de adviseur van HVS bij e-mail van 26 maart 2020 aan Eetcafé De Stip bericht dat HVS zich welwillend zal opstellen. Wel wenst HVS dat aan de huurverplichtingen wordt voldaan nu deze ver beneden een marktconform bedrag liggen en HVS op haar beurt aan verplichtingen moet voldoen. In de e-mail staat voorts:
“Tot slot wenst cliënte nader overleg over de periode na de Coronacrisis. Zij wenst bij de bedrijfsvoering te worden betrokken, teneinde personeelskosten te besparen en haar management fee weer parallel te laten lopen met de fee die[HVDV]
ontvangt.”
2.13
Bij brief van 9 april 2020, bij exploot betekend op 15 april 2020, heeft HVS de huurovereenkomst opgezegd tegen 31 mei 2021 en als reden voor de beëindiging van de huurovereenkomst dringend eigen gebruik genoemd. In de brief staat voorts dat HVS dient te komen tot een financieel gezonde en verantwoorde bedrijfsvoering voor haar onderneming, dat huurprijs niet marktconform is en dat de bedrijfsvoering van Eetcafé De Stip niet is geweest zoals een goed huurder betaamt.
2.14
Bij brief van 25 april 2020 heeft [C] als bestuurder van HVS en als indirect bestuurder van Eetcafé De Stip ingestemd met de hierboven genoemde huuropzegging. In de brief staat onder meer:

Ik heb kennis genomen van de huuropzegging bij brief van 9 april 2020 (.). Als alleen bevoegd bestuurster van[HVS]
, algemeen directrice, alleen zelfstandig bestuurster van Eetcafé De Stip B.V., stem ik in met de opzegging van de huurovereenkomst per 31 mei 2021. Ik realiseer me dat per die datum het pand leeg en ontruimd ter algehele en vrije beschikking van verhuurster dient te worden gesteld.”
2.15
Bij brief van 4 mei 2020 van haar advocaat aan de adviseur van HVS heeft Eetcafé De Stip HVS laten weten niet in te stemmen met de opzegging van de huurovereenkomst en niet mee te zullen werken aan ontruiming op 31 mei 2021.
2.16
Bij brief van 31 augustus 2020 aan de advocaat van HVDV en van Eetcafé De Stip heeft de adviseur van HVS [D] gesommeerd binnen een week (i) de achterstallige kinderalimentatie voor [E] te betalen, (ii) de achterstallige management fee van HVS te betalen, (iii) te bevestigen dat [C] wordt toegelaten in het eetcafé om werkzaamheden te verrichten, en (iv) in verband daarmee overeenkomsten met derden die werkzaamheden verrichten worden te beëindigen.
2.17
Tot maart 2020 (sluiting van het eetcafé in verband met de Coronacrisis) heeft Eetcafé De Stip een laatstelijk vastgestelde maandelijkse management fee betaald aan HVDH van € 8.110 en aan HVS van € 6.000. Daarna is de betaling daarvan opgeschort. Beperkte activiteiten in de vorm van mogelijkheden om maaltijden af te halen en te bezorgen zijn stopgezet omdat dit onvoldoende rendabel bleek te zijn.
2.18
Bij brief van 4 september 2020 heeft de advocaat van HVDV en van Eetcafé De Stip aan de adviseur van HVS bericht dat [C] niet zal worden toegelaten tot de onderneming en dat zij geen recht heeft op uitbetaling van een management fee omdat zij kort gezegd de belangen van de vennootschap heeft geschaad.
2.19
Bij Eetcafé De Stip werken circa 20 personeelsleden.

3.De gronden van de beslissing

3.1
HVDV heeft aan haar stelling dat er gegronde redenen zijn voor twijfel aan een juist beleid en juiste gang van zaken van Eetcafé De Stip en dat gelet op de toestand van de vennootschap onmiddellijke voorzieningen dienen te worden getroffen het volgende ten grondslag gelegd:
  • door controverses tussen [C] en [D] wordt de vennootschappelijke orde niet meer nageleefd: er worden geen aandeelhoudersvergaderingen gehouden en daardoor worden er geen jaarrekeningen vastgesteld;
  • HVS heeft als verhuurder de huurovereenkomst met Eetcafé De Stip opgezegd en heeft vervolgens als zelfstandig bevoegd bestuurder van Eetcafé De Stip met de beëindiging van de huurovereenkomst per 31 mei 2021 ingestemd. HVS had daarbij een materieel tegenstrijdig belang en HVS had zich hiervan moeten onthouden (art. 2:239 lid 6 BW). De instemming met de huuropzegging is bovendien strijdig met het belang van de vennootschap omdat daarmee, zonder dat de rechter de opzegging van de huurovereenkomst kan toetsen, de exploitatie van de onderneming van Eetcafé De Stip per 31 mei 2021 onmogelijk wordt gemaakt.
Ten aanzien van een te gelasten onderzoek heeft HVDV verzocht de start daarvan uit te stellen om een aan te stellen beheerder de gelegenheid te geven een minnelijke regeling te beproeven.
3.2
HVS heeft primair gesteld dat HVDV niet ontvankelijk is in haar verzoeken wegens schending van art. 21 Rv. De Ondernemingskamer verwerpt deze stelling omdat HVDV de verplichting om de voor de beslissing van belang zijnde feiten volledig en naar waarheid aan te voeren niet heeft geschonden. Dat zij beknopt is geweest in haar verzoekschrift en niet nader inhoudelijk is ingegaan op de achtergrond van de verstoorde vennootschappelijke verhoudingen, rechtvaardigt die conclusie niet.
3.3
HVS heeft voorts onder meer aangevoerd dat HVS structureel wordt uitgesloten van besluitvorming, dat haar informatie wordt onthouden, dat zij geen toegang heeft tot het eetcafé en dat het haar niet is toegestaan werkzaamheden te verrichten, dat er zwart geld in omloop is en dat personeel zwart werkt. Zij heeft zich voorts op het standpunt gesteld dat de instemming met de huuropzegging rechtsgeldig is en dat Eetcafé De Stip kan worden verplicht tot ontruiming, uiterlijk 31 mei 2021.
3.4
De Ondernemingskamer oordeelt als volgt. Uit de hierboven weergegeven feiten en omstandigheden blijkt dat de persoonlijke relatie tussen [D] en [C] grondig is verstoord en dat dat zijn sporen nalaat in de vennootschappelijke orde. Bestuurlijk overleg en overleg tussen de aandeelhouders is niet meer mogelijk. Partijen communiceren niet met elkaar maar slechts via advocaten. Er zijn tal van procedures waarin partijen in privé dan wel via hun vennootschappen betrokken zijn geweest. Aandeelhoudersvergaderingen worden sinds 2016 niet meer gehouden (zie hierboven onder 2.9) waardoor de jaarrekeningen niet kunnen worden vastgesteld. De verhouding tussen HVDV en HVS is zodanig verstoord dat de organen van de vennootschap niet naar behoren functioneren. Alleen al hierom is er twijfel aan een juist beleid en een juiste gang van zaken van Eetcafé De Stip dat een onderzoek rechtvaardigt.
3.5
Eetcafé De Stip is geconfronteerd met een huuropzegging door haar verhuurder. Daarmee lag bij haar de vraag voor hoe zij moest reageren op de huuropzegging (instemmen met de beëindiging, niet instemmen, onderhandelen met de verhuurder, of nog een andere reactie). In dit geval is de verhuurder HVS tevens een van de twee bestuurders. Uit artikel 2:239 lid 6 BW volgt dat het niet aan HVS maar aan HVDV was – wier belang niet strijdig is met dat van de vennootschap – om als bestuurder van Eetcafé de Stip te beslissen hoe de vennootschap diende te reageren op de huuropzegging. HVS heeft deze beslissing echter niet overgelaten aan HVDV, maar heeft eigenmachtig namens Eetcafé De Stip ingestemd met de huuropzegging.
Daarbij komt dat HVS door de instemmingsverklaring in strijd heeft gehandeld met de artikelen 2:8 en 2:9 BW. Indien aan die instemming rechtsgevolg toekomt eindigt de huur tegen de datum waartegen is opgezegd; zonder instemming loopt de huur vooralsnog door en dient een beëindigingsprocedure bij de kantonrechter te volgen op de voet van artikel 7:295 lid 1 BW. HVS heeft genegeerd dat zij enerzijds als verhuurder een persoonlijk belang heeft bij de instemming met die huuropzegging (zij wil de bedrijfsruimte zelf gaan gebruiken en die wens is mede ingegeven door het persoonlijk conflict met [D] ) en anderzijds dat zij als bestuurder van Eetcafé De Stip de continuïteit en daarmee het belang van de onderneming – en het daar werkzame personeel – van Eetcafé De Stip voor ogen dient te hebben. Met de instemmingsverklaring stuurt zij niet alleen aan op de beëindiging van de huurovereenkomst en ontruiming op uiterlijk 31 mei 2021, maar tevens op het stopzetten van de exploitatie van de onderneming.
Een en ander levert derhalve eveneens een gegronde reden op voor twijfel aan een juist beleid en een juiste gang van zaken van Eetcafé De Stip dat een onderzoek rechtvaardigt. Aan de ernst van de handelwijze van HVS doet niet af dat, naar moet worden aangenomen, aan de instemming met de huuropzegging geen rechtsgevolg toekomt omdat HVS als verhuurder geen derde te goeder trouw is en Eetcafé De Stip daaraan niet jegens HVS is gebonden.
3.6
De Ondernemingskamer zal een onderzoek bevelen over de periode vanaf 1 januari 2016, omdat vanaf dit moment ten gevolge van de verstoorde verhoudingen geen algemene vergaderingen meer werden gehouden.
3.7
Met betrekking tot de door HVS ingenomen stellingen en verweren, die zich richten tegen HVDV, overweegt de Ondernemingskamer dat deze te weinig geconcretiseerd zijn om daarin een zelfstandige grond te zien voor twijfel aan een juist beleid en een juiste gang van zaken van Eetcafé De Stip. Dat aan [C] de toegang tot het eetcafé is ontzegd en dat haar is geweigerd werkzaamheden te verrichten is in het gegeven geval en ter voorkoming van (verdere) escalatie niet onbegrijpelijk. De vraag of HVS (als inactieve bestuurder en aandeelhouder) van voldoende informatie wordt voorzien en of er kwesties zijn van zwart geld of zwart werken, kan in het onderzoek worden betrokken.
3.8
De Ondernemingskamer is voorts van oordeel dat de toestand van Eetcafé De Stip, zoals die blijkt uit de voorgaande overwegingen noopt tot het treffen van de navolgende onmiddellijke voorzieningen. Zij zal gelet op hetgeen hierboven is overwogen met betrekking tot het handelen van HVS, HVS schorsen als bestuurder van Eetcafé De Stip. Dat leidt er toe dat, in aansluiting op de bestaande feitelijke situatie, HVDV als enige met het bestuur van de vennootschap is belast. De Ondernemingskamer ziet tevens aanleiding om alle aandelen in Eetcafé De Stip ten titel van beheer aan een door de Ondernemingskamer te benoemen beheerder over te dragen. Aan deze beheerder komt naast de wettelijke en statutaire bevoegdheden – in afwijking van de statuten – de exclusieve bevoegdheid toe om als houder van alle stemmen in de vergadering van aandeelhouders, besluiten te nemen – en het bestuur zo nodig te instrueren conform deze besluiten te handelen – met betrekking tot de volgende onderwerpen:
- het optreden van Eetcafé De Stip in rechte, zowel in hoedanigheid van eiseres/verzoekster als van gedaagde/verweerster;
- het wijzigen of beëindigen van de managementovereenkomsten, waaronder de vaststelling van de management fees;
- het aannemen en ontslaan van personeel;
- alle rechtshandelingen aangaande (de opzegging van) de huurovereenkomst met HVS.
De beheerder kan op de voet van artikel 16 lid 3 statuten bepalen dat nog andere bestuursbesluiten aan zijn goedkeuring dienen te worden onderworpen. De te benoemen beheerder mag het bovendien tot zijn taak rekenen een minnelijke regeling tussen partijen te beproeven.
3.9
De Ondernemingskamer zal de kosten van het onderzoek en de beheerder ten laste brengen van Eetcafé De Stip.
3.1
De Ondernemingskamer zal de aanwijzing van een onderzoeker vooralsnog aanhouden opdat kan worden bezien of reeds door de te treffen onmiddellijke voorzieningen een oplossing van het geschil kan worden bereikt. Ieder der partijen of de door de Ondernemingskamer benoemde beheerder kan op elk moment de Ondernemingskamer verzoeken de onderzoeker aan te wijzen. In dat geval zal de Ondernemingskamer de onderzoeker vragen een plan van aanpak met begroting te maken en nadien het onderzoeksbudget bepalen.
3.11
Voor het treffen van andere onmiddellijke voorzieningen ziet de Ondernemingskamer vooralsnog geen aanleiding.
3.12
De Ondernemingskamer ziet geen aanleiding een proceskostenveroordeling uit te spreken.

4.De beslissing

De Ondernemingskamer:
beveelt een onderzoek naar het beleid en de gang van zaken van Eetcafé De Stip B.V. over de periode vanaf 1 januari 2016 tot 18 februari 2021;
benoemt een nader aan te wijzen en aan partijen bekend te maken persoon teneinde het onderzoek te verrichten;
houdt de aanwijzing van de onderzoeker vooralsnog aan, zoals in rechtsoverweging 3.10 overwogen;
bepaalt dat de kosten van het onderzoek ten laste komen van Eetcafé De Stip B.V. en dat zij voor de betaling daarvan ten genoegen van de onderzoeker voor de aanvang van diens werkzaamheden zekerheid dient te stellen;
benoemt mr. M.M.M. Tillema tot raadsheer-commissaris, zoals bedoeld in artikel 2:350 lid 4 BW;
schorst, bij wijze van onmiddellijke voorziening en vooralsnog voor de duur van het geding, met ingang van heden HVS als bestuurder van Eetcafé De Stip B.V.;
bepaalt vooralsnog voor de duur van het geding dat de aandelen in Eetcafé De Stip B.V. ten titel van beheer met ingang van heden zijn overgedragen aan een nader aan te wijzen en aan partijen bekend te maken persoon;
bepaalt dat aan de beheerder de exclusieve bevoegdheid toekomt om – in afwijking van de statuten – besluiten te nemen over de onder 3.8 genoemde onderwerpen;
bepaalt dat de beheerder op de voet van artikel 16 lid 3 statuten kan bepalen dat nog andere bestuursbesluiten dan met betrekking tot de onder 3.8 genoemde onderwerpen aan zijn goedkeuring dienen te worden onderworpen;
bepaalt dat het salaris en de kosten van de beheerder van aandelen ten laste komen van Eetcafé De Stip B.V. en bepaalt dat Eetcafé De Stip B.V. voor de betaling daarvan ten genoegen van de beheerder zekerheid dient te stellen vóór de aanvang van diens werkzaamheden;
verbiedt Eetcafé De Stip om gevolgen te verbinden aan de instemming met de huuropzegging van 25 april 2020 om op basis van die instemming mee te werken aan ontruiming;
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad;
wijst af hetgeen meer of anders is verzocht.
Deze beschikking is gegeven door mr. G.C. Makkink, voorzitter, mr. A.M.L. Broekhuijsen-Molenaar, mr. M.M.M. Tillema, raadsheren, en drs. J.S.T. Tiemstra RA en drs. G. Vollenhoven-Eikelenboom, raden, in tegenwoordigheid van mr. S.C. Prins, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 26 maart 2021.