Vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat het hof tot andere overwegingen komt.
Bewijsoverweging
Standpunt van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van het tezamen en in vereniging met anderen opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland brengen van 1,082 kilo cocaïne, zoals bedoeld in artikel 1, vierde lid, van de Opiumwet (Ow) en het opzettelijk vervoeren van die cocaïne.
Standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat de verdachte moet worden vrijgesproken
van de hem ten laste gelegde invoer van 1.800 kilo cocaïne en van 1,082 kilo cocaïne en enkel kan worden veroordeeld voor de
verlengdeinvoer van 1,082 kilo cocaïne. De verdachte was vóór 6 december
2016, het moment waarop de lading in Antwerpen was, niet in beeld. Zijn handelingen nadien maken hem enkel medepleger wat betreft de verlengde invoer.
Opmerking vooraf
Omwille van de leesbaarheid zal de verdachte in de bewijsoverweging, net als de medeverdachten, met ‘verdachte’ of met zijn achternaam ([verdachte]) worden aangeduid.
Relevante feiten en omstandigheden
Op grond van het dossier en het verhandelde ter terechtzitting, in onderling verband en samenhang bezien, gaat het hof uit van de volgende feiten en omstandigheden.
Op 18 november 2016 is het schip [naam schip] vanuit de haven van Turbo (Colombia) vertrokken naar de haven van Antwerpen (België). Aan boord bevond zich een lading, bestaande uit 96 pallets met 4.608 dozen Premium Baccota bananen (hierna: de lading). Volgens het in Colombia afgegeven
Certificado de Circulationwas de lading bestemd voor [bedrijf] in Rotterdam. Uit bijkomende gegevens bleek dat als contact van [bedrijf] was opgegeven [bijnaam medeverdachte 1] met (onder meer) het telefoonnummer [telefoonnummer 1].
Het schip is op 5 december 2016 om 09:30 uur via de Westerschelde de Nederlandse territoriale wateren binnen gevaren, heeft deze omstreeks 12:03 uur weer verlaten, om later die dag aan te meren in de haven van Antwerpen.
De douane in Antwerpen heeft de lading de volgende dag aan een controle onderworpen. Daarbij zijn in 4 van de 96 pallets bananen telkens 24 kartons met cocaïne aangetroffen, in totaal 96 positieve kartons. In die 96 kartons bevonden zich in totaal 1.525 pakketten cocaïne met een totaalgewicht van 1.808 kilo.
De Belgische autoriteiten hebben na overleg met de Nederlandse autoriteiten de cocaïne in beslag genomen en besloten tot gecontroleerde doorlating naar Nederlands grondgebied, door de cocaïne uit de lading te halen en slechts een kleine hoeveelheid van diezelfde partij cocaïne, in totaal 47,3 gram, in 3 buisjes met rode dop (hierna: de proefbuisjes) tussen de bananen in dozen van 3 van de genoemde 4 pallets terug te plaatsen.
Uit opgenomen telefoongesprekken met eerder genoemd nummer [telefoonnummer 1] is naar voren gekomen dat ‘[bijnaam medeverdachte 1]’ (naar later bleek: de verdachte [medeverdachte 1]) en ‘[bijnaam verdachte]’ (naar later bleek: de verdachte [verdachte]) zich beiden inspanden om vier vrachtwagens met chauffeurs te regelen om de lading vanuit Antwerpen naar een loods in Medemblik te vervoeren. Dat de lading bananen niet gekoeld kon worden vervoerd, vond [medeverdachte 1] niet van belang. Ook onderhielden [verdachte] en [medeverdachte 1] contact met de beoogde legale afnemer van de bananen, [afnemer] (hierna: [afnemer]). Deze afnemer werd aan het lijntje gehouden en hem werd voorgespiegeld dat hij de bananen pas op 9 december 2016 in Medemblik kon afhalen, terwijl [afnemer] kenbaar had gemaakt dat hij al op 8 december 2016 transportmogelijkheden gereed had. Zo beantwoordde [verdachte] op 7 december 2016 de telefoon van [medeverdachte 1] en zei tegen [afnemer] dat hij alles in één keer naar Nederland ging halen en dat binnen nu en vrijdag alles er zou zijn. Op 8 december 2016 meldde [medeverdachte 1] aan [afnemer] dat de bananen in een loods in de regio Alkmaar werden neergezet, waarop [afnemer] reageerde dat dat helemaal niet goed was, omdat het veel te ver uit de route was. Later die dag meldde [afnemer] aan [medeverdachte 1] dat hij transport had gevonden en het liefst alles, maar in ieder geval een deel van de bananen die dag wilde ophalen, waarop [medeverdachte 1] uiteindelijk kenbaar maakte dat de bananen pas de dag daarna opgehaald konden worden.
Op 8 december 2016 is de lading, die de Belgische douane had vrij gegeven, vanaf 06:45 uur in België en Nederland door de politie geobserveerd.
Omstreeks 09:45 uur is de eerste van de vier vrachtwagens uit Antwerpen met bestemming Medemblik vertrokken. Deze vrachtwagen met kenteken [kenteken 1] werd om 09:48 uur gevolgd door een tweede, met kenteken [kenteken 2]. In deze tweede vrachtwagen waren de pallets met de dozen met daarin de proefbuisjes cocaïne geladen. Het observatieteam zag dat deze vrachtwagen om 13:05 uur het terrein van een loods aan de [adres loods] (adres achteringang: [adres loods]) in Medemblik op reed.
Vrijwel meteen daarna, omstreeks 13:08 uur, zag het observatieteam een BMW met kenteken [kenteken 3] (hierna: de BMW) met drie inzittenden stapvoets langs het terrein van de loods rijden. Ook later die dag, tussen 13:15 uur en 14:00 uur, om 16:12 uur en tussen 16:40 en 16:45 uur is de BMW in de omgeving van de loods gezien. Zoals achteraf is vastgesteld, zijn de verdachten [medeverdachte 2], [medeverdachte 3] en [medeverdachte 4] inzittenden van de BMW geweest; [medeverdachte 2] als bestuurder, [medeverdachte 3] als bijrijder en [medeverdachte 4] achterin.
Vier dagen eerder, op 4 december 2016, is er een ontmoeting geweest tussen [medeverdachte 3], [medeverdachte 2], [medeverdachte 5] en [medeverdachte 6] in de [pub] in Amsterdam.
De vrachtwagens zijn gelost met behulp van een door [medeverdachte 7] bestuurde pompwagen en twee heftrucks waarvan er één door [verdachte] werd bestuurd en die door ‘[bijnaam verdachte]’ ([verdachte] dus) op naam van [bedrijf] zijn gehuurd. [verdachte] had ook contact met de chauffeurs van beide vrachtwagens en heeft van hen de vrachtbrieven in ontvangst genomen.
Om 15:58 uur sloot [verdachte] met [betrokkene 1] het hek van het terrein van de loods af met drie zware kettingen en bijbehorende hangsloten.
Om 16:08 uur stapten [medeverdachte 2], [medeverdachte 3] en [medeverdachte 4] in de BMW waarna [medeverdachte 4] om 16:12 uur bij de loods uitstapte en om 16:13 uur de loods betrad. De BMW reed weg in de richting van de [straatnaam].
[medeverdachte 3] en [medeverdachte 2] gingen enige tijd later naar snackbar [snackbar] aan de [straatnaam] in Medemblik en gaven [verdachte], die daar al was, een hand. Ruim een half uur later verlieten [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] de snackbar, waarna zij om 16:47 uur de loods betraden. [medeverdachte 3] en [medeverdachte 2] liepen hierna een tweede keer snackbar [snackbar] binnen. In de snackbar gingen zij bij [verdachte] aan tafel zitten en spraken met hem, waarna zij gedrieën de snackbar verlieten en om 17:42 uur, nadat van binnenuit voor hen de deur was opengedaan, de loods betraden.
Uit de OVC-opnamen van de gesprekken die in de loods zijn gevoerd, kan worden afgeleid dat vanaf 13:48 uur [verdachte] (met een onderbreking van ongeveer 15:58 uur tot 17:42 uur), [medeverdachte 5], [medeverdachte 6], [medeverdachte 8] en [medeverdachte 7] en vanaf 16:13 uur ook [medeverdachte 4] zochten naar nummers of codes, dat dozen werden geopend en dat de verdachten naar iets op zoek waren dat zij niet konden vinden.
Onder meer is op die opnamen het volgende te horen:
- [medeverdachte 5] zegt op het moment dat hij zich met [medeverdachte 6], [medeverdachte 4], [verdachte], [medeverdachte 8] en [medeverdachte 7] in de loods bevindt: ‘
Twee van ons tillen ze eraf, twee van ons kijken en de andere twee maken ze netjes, want morgen worden ze verkocht’.
Zoals hiervoor is vermeld, zouden de bananen de volgende dag naar afnemer [afnemer] gaan.
- Er wordt gezocht naar nummers. [medeverdachte 5] zoekt onder meer naar nummer 46. [medeverdachte 4] praat over diverse nummers ‘
na de PM, ja’. [medeverdachte 5] vraagt of de 5014603 op de lijst staat.
Het hof stelt vast dat deze nummers overeenkomen met na te noemen nummers op de dozen.
- [medeverdachte 5] zegt dat [medeverdachte 4] de ‘
baas’ is, bepaalt welke dozen worden geopend en dat het ‘
zijn klus’ is.
[medeverdachte 5], [medeverdachte 6] en [medeverdachte 4] bespreken dat ‘het’ er niet in zit, maar dat het eruit ziet alsof er iets in heeft gezeten. [medeverdachte 5] zegt tegen [medeverdachte 4] ‘
Kijk, luister, als jouw mensen thuis zeggen, dat is de code, dit is de code, we kijken, er zit niets in..’.
Dit duidt naar het oordeel van het hof op de betrokkenheid van diverse partijen bij het transport, evenals een aantal van de volgende opmerkingen.
- [medeverdachte 4], [medeverdachte 6] en [medeverdachte 5] bespreken dat de pallets door elkaar zijn teruggeplaatst. [medeverdachte 4] vraagt dan ‘
mijn mensen, nee….’ waarop [medeverdachte 6] antwoordt ‘
nee, nee, de andere mensen’ en [medeverdachte 5] zegt ‘
begrijp je, dat ze zijn gekomen en hebben genomen en daarna weer ingepakt’.
- Op verschillende momenten bespreken [medeverdachte 4], [medeverdachte 6] en [medeverdachte 8] ook dat het mogelijk gestolen is.
- [medeverdachte 5] en [medeverdachte 8] bespreken ook problemen die ze met hun bazen verwachten als ze niet elke doos openmaken. [medeverdachte 5] zegt hierover onder meer ‘
Is het mijn baas ‘krchtt’, je weet wel…’ waarop [medeverdachte 8] zegt ‘
Ja, de mijne, ik ook’ en [medeverdachte 5] weer zegt ‘
hetzelfde geldt voor jou, hetzelfde geldt voor jou’.
- [medeverdachte 8] en [medeverdachte 7] spreken onderling in het Turks, waarbij [medeverdachte 7] zich afvraagt of ze zijn ‘
genaaid/geript ofzo’.
- [medeverdachte 5], [medeverdachte 3] en [medeverdachte 2] spreken verder over een reageerbuisje ‘
with Charlie in it’, dat in de auto is gelegd. Ook met [verdachte] wordt dit besproken. [medeverdachte 6] spreekt over “
flake”.
Met
Charlieen
flakewordt in het drugscircuit cocaïne bedoeld.
- [verdachte] vraagt [medeverdachte 5] of hij de vier specifieke pallets heeft gevonden.
- [medeverdachte 5], [medeverdachte 6] en [medeverdachte 4] bespreken de mogelijkheid dat de douane ‘het’ eruit heeft gehaald en dat er mogelijk een onderzoek loopt. Te horen is dat [medeverdachte 6] hierover zegt ‘
Als de douane het had gestolen, zouden ze nu hier binnen zijn en wij zouden vast zitten’. [medeverdachte 5] zegt ‘
Als de douane het uit de haven heeft gehaald, ja? Hebben ze het er om één reden uitgehaald. Ze zullen naar ons kijken en denken, hij, hij, hij, zijn slechts kleine visjes, kleine visjes en ze kijken en zullen proberen grotere vissen op te pakken, begrijp je?’. [medeverdachte 4] zegt ‘
Het is de Belgische douane, ze kunnen hier naartoe komen om ons dit te laten doen, weet je, misschien is het onderzoek begonnen’. Ook [medeverdachte 8] spreekt over de Belgische douane. Hij oppert dat de Belgische douane contact kan opnemen met Holland.
Om 17:50 uur viel de politie de loods binnen en trof daar de volgende situatie aan.
[verdachte], [medeverdachte 4], [medeverdachte 3], [medeverdachte 2], [medeverdachte 5], [medeverdachte 6], [medeverdachte 8] en [medeverdachte 7] werden aangetroffen rondom de pallets met bananen waar even daarvoor de OVC-gesprekken werden gevoerd. [medeverdachte 2] probeerde te vluchten door achterin de loods een raam te verbreken om zo naar buiten te klimmen. [medeverdachte 5] vluchtte naar de bovenverdieping achterin de loods. [verdachte] probeerde zich tussen de pallets te verstoppen. De acht verdachten werden om 18:10 uur aangehouden.
In de loods stonden pallets met daarop dozen met bananen. De pallets waren zo neergezet dat rondom elke pallet een ruimte was van ongeveer één meter. Tussen de pallets met bananendozen lagen (half) lege bananendozen, trossen bananen en zakken met trossen bananen los op de grond. De bananendozen op de pallets en op de grond rondom de pallets waren voorzien van een sticker met een code. Vrijwel alle dozen die op de grond lagen of op een bijna lege pallet stonden, waren voorzien van een sticker met een serienummer dat begon met PM-501-46. Dit zijn getallen die in de OVC-opnamen zijn genoemd.
In de loods bevonden zich in de nabijheid van de pallets een Ford Transit (kenteken [kenteken 4]) en een door [medeverdachte 8] op 7 december 2016 geleende Fiat Ducato (kenteken [kenteken 4]). Van beide voertuigen stonden de achterdeuren, die toegang gaven tot de laadruimte, wijd open. De Ford was geladen met een stapel houten platen. Uit het midden van de stapel was een deel gezaagd waardoor een grote bergplaats (206x87x58,5 cm) was ontstaan. De verzaagde platen waren onderling en aan het voertuig vast geschroefd. Naast de Ford stonden vier onverzaagde houten platen. Als deze vier intacte losse platen bovenop de vast geschroefde platen werden gelegd, was het gezaagde gat niet zichtbaar. In de Ford is in de voorcabine aan de bijrijderszijde een Nokia telefoon voorzien van een geactiveerde simkaart met telefoonnummer [telefoonnummer 2] aangetroffen. In de fouillering van [medeverdachte 3] is een simkaarthouder aangetroffen die hoort bij deze simkaart. De laadruimte van de Fiat was gevuld met nieuwe, lege, voor gebruik gereed zijnde gevouwen verhuisdozen.
Bij de loods bevond zich een Volkswagen Caddy (kenteken [kenteken 5]), in gebruik bij [verdachte]. In het dashboardkastje is een BlackBerry Curve PGP-telefoon aangetroffen. In een sporttas op de achterbank is een handgeschreven notitie aangetroffen (hierna: het briefje) waarop onder meer het volgende is te lezen: ‘
welke boot? [rederij 1], [rederij 2], [rederij 3]’en ‘
BV. 96 pallets p. week t/m dec’. [rederij 1] en [rederij 2] zijn namen van rederijen met schepen die varen op Turbo (Colombia). De hoeveelheid vermelde pallets is hetzelfde als die van het onderhavige transport.
Onder een pallet met bananendozen in de loods zijn twee geladen vuurwapens aangetroffen: een Ruger en een CZ/P-07. Op de loop van de Ruger is een spoor aangetroffen dat matcht met het DNA-profiel van [medeverdachte 5].
Op de vloer van de loods zijn twee BlackBerry telefoons aangetroffen waarvan er één door midden was gebroken. [verdachte] had in zijn kleding ook een BlackBerry Bold PGP-telefoon. In die telefoon zijn berichten aangetroffen van en aan ‘[bijnaam]’ waarin [verdachte] ‘[bijnaam]’ op de hoogte hield. Zo berichtte [verdachte] [bijnaam] op 8 december 2016 onder meer:
- om 14:47 uur: ‘
2 gelost, 2 staan er al. Alle pallets lijken origineel, je hartslag kan omlaag’,
- om 15:30 uur: ‘
Ik ga niet weg zonder mijn deel bro. Heb hard gewerkt en aan het front gestaan!’ en
- om 17:25 uur: ‘
Het ziet er slecht uit, ze kunnen niks vinden’
[bijnaam] droeg [verdachte] vervolgens op buiten te blijven en de vrachtbrieven te bewaren.
[medeverdachte 7] had eveneens een BlackBerry PGP-telefoon bij zich. [medeverdachte 4] had een BlackBerry Z3 PGP-telefoon in zijn achterzak. Deze bleek ten tijde van de aanhouding van [medeverdachte 4] te zijn terug gezet naar de fabrieksinstellingen.
In de BMW is in de opbergruimte van het voorportier aan de bestuurderskant een geladen vuurwapen: een Glock aangetroffen. In het dashboardkastje van de BMW is een buisje met rode dop met daarin cocaïne aangetroffen, een van de proefbuisjes die de douane in de lading had geplaatst. In de kofferbak lag het paspoort van [medeverdachte 2].
Na de aanhoudingen van de verdachten is een deel van de partij bananen aan de voedselbank in Huizen geschonken. In een van die dozen is een verpakking met 1,035 kilo cocaïne aangetroffen, die kennelijk door de Belgische douane niet uit de lading was gehaald. In de loods was dus op 8 december 2016 in totaal een gewicht van 1,082 kilo cocaïne aanwezig.
[verdachte] heeft, onder meer ter terechtzitting in hoger beroep, verklaard dat hij was gevraagd voor een klus en dat hij (uiteindelijk) wist dat het om cocaïne ging. Hij heeft geassisteerd bij het regelen van transport van Antwerpen naar Medemblik, waarbij hij zich in telefoongesprekken voordeed als ‘[bijnaam verdachte]’. Hij heeft geregeld dat bekenden van hem (waarmee kennelijk [betrokkene 1] en [betrokkene 2] zijn bedoeld) zorgden dat het er bij de loods netjes uitzag, onder meer door gras te maaien, om ervoor te zorgen dat de loods er minder verdacht uit zag. Op 8 december 2016 heeft hij in de loods gewerkt en bananendozen verplaatst. Hij heeft ter plaatse twee heftrucks gehuurd, waarvan hij er een heeft gebruikt om de lading te lossen. Hij kreeg instructies via een PGP-telefoon van een persoon die de naam ‘[bijnaam]’ gebruikte. Het in zijn auto aangetroffen briefje over onder meer ’96 pallets’ heeft hij geschreven.
Juridisch kader
Met de rechtbank onderscheidt het hof drie invoermomenten:
- invoer 1: het moment waarop het schip met daarin de 1.808 kilo cocaïne, afkomstig uit Colombia, de Westerschelde (Nederlands grondgebied) is opgevaren;
- invoer 2: het moment waarop de vrachtwagens met de dozen bananen met daarin de teruggeplaatste proefbuisjes met cocaïne en de niet in beslag genomen kilo cocaïne via België Nederland inreden;
- invoer 3: de verlengde invoer in de loods in Medemblik, als bedoeld in artikel 1, vierde lid, van de Opiumwet.
Van (verlengde) invoer kan in beginsel alleen sprake zijn indien en voor zover binnen het grondgebied van Nederland gebrachte cocaïne nog niet strafvorderlijk in beslag is genomen. Handelingen die worden verricht nadat de cocaïne in beslag is genomen, kunnen immers per definitie niet meer strekken tot het verdere vervoer en de overdracht van die binnen het grondgebied van Nederland gebrachte cocaïne. Nu op 6 december 2016 in Antwerpen reeds cocaïne uit de lading in beslag is genomen, kunnen invoer 2 en de daarop volgende verlengde invoer (invoer 3) enkel betrekking hebben op de hoeveelheid cocaïne die nadien het Nederlandse grondgebied is binnengekomen. Dat betreft de teruggeplaatste cocaïne (proefbuisjes) en de later bij de voedselbank teruggevonden hoeveelheid cocaïne, in totaal ongeveer 1,082 kilo cocaïne.
Conclusie
Het hof is met de rechtbank en overeenkomstig het standpunt van de advocaat-generaal en de raadsman van oordeel dat de verdachte dient te worden vrijgesproken van invoer 1.
Het hof leidt uit de te bezigen bewijsmiddelen, in onderling verband en samenhang bezien, af dat het aan de verdachte ten laste gelegde medeplegen van de invoer en de verlengde invoer van ongeveer 1,082 kilo cocaïne in Antwerpen en Medemblik (invoer 2 en 3) en het vervoeren daarvan wettig en overtuigend kan worden bewezen. In dit verband wordt nog het volgende overwogen.
Medeplegen
[verdachte] heeft samen met [medeverdachte 1] het vervoer geregeld van Antwerpen naar Medemblik van de lading bananen, waarin de cocaïne zich bevond. Ook heeft [verdachte] met [medeverdachte 1] contact onderhouden met de beoogde afnemer van de bananen, [afnemer], kennelijk om ervoor te zorgen dat er voorafgaand aan het afleveren van de bananen voldoende gelegenheid zou zijn om de cocaïne daaruit veilig te stellen.
[verdachte] heeft verder heftrucks voor het lossen en in de loods plaatsen van de pallets met de dozen bananen geregeld. Samen met medeverdachten heeft hij de vrachtwagens gelost en in de loods naar de dozen met cocaïne gezocht. Toen de verdachten in de loods de cocaïne niet konden vinden, sprak [verdachte] in snackbar [snackbar] geruime tijd met [medeverdachte 3] en [medeverdachte 2] en ging hij met hen naar de loods. Gedurende de dag informeerde [verdachte] met zijn PGP-telefoon ‘[bijnaam]’ over de aankomst en het lossen van de lading en dat ze niets konden vinden, waarna hij van ‘[bijnaam]’ de instructie kreeg dat hij buiten moest blijven en de vrachtbrieven moest bewaren.
In de loods zijn om 18:10 uur de acht verdachten aangehouden in een situatie, die hiervoor bij de relevante feiten en omstandigheden is beschreven. De verdachten hielden zich op dat moment gezamenlijk bezig met het veiligstellen van de cocaïne die in de bananendozen was verborgen, met het oog op, en de aanwezige benodigde vervoermiddelen voor, verder vervoer van de uit Antwerpen afkomstige cocaïne in Nederland.
Op grond van de bewijsmiddelen in onderling verband en samenhang bezien volgt eveneens dat de acht in de loods aangehouden verdachten al sinds ongeveer 13:00 uur die middag in of rondom de loods aanwezig waren. Zij hebben geruime tijd handelingen verricht, gericht op het verdere vervoer. [verdachte] vervulde daarbij gedurende die dag en de dagen ervoor een centrale en coördinerende rol, waarbij hij contact hield met de verschillende medeverdachten, niet aangehouden betrokkenen (waaronder ‘[bijnaam]’) en onwetende derden (waaronder vrachtwagenchauffeurs en de afnemer van de bananen).
[verdachte] heeft daarmee nauw en bewust samengewerkt met [medeverdachte 1] om de cocaïne van Antwerpen naar Medemblik te vervoeren en aldus binnen Nederlands grondgebied te brengen. In Medemblik heeft [verdachte] vervolgens nauw en bewust samengewerkt met de zeven medeverdachten die die dag in de loods zijn aangehouden. [verdachte] heeft daarbij een materiële bijdrage van aanzienlijk gewicht geleverd aan zowel invoer 2 als aan de verlengde invoer (invoer 3). Daarmee heeft [verdachte] zich schuldig gemaakt aan het medeplegen van de invoer en de verlengde invoer van 1,082 kilo cocaïne en het vervoer daarvan.