Uitspraak
GERECHTSHOF AMSTERDAM
1.Het geding in hoger beroep
primairhet Buro zal veroordelen de arbeidsovereenkomst met [appellant] te herstellen, zulks op straffe van verbeurte van een dwangsom,
subsidiairhet Buro zal veroordelen tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan [appellant] te betalen een billijke vergoeding van € 107.225,- bruto onder aftrek van wat het Buro al heeft voldaan,
zowel primair als subsidiairalsnog het verzoek van [appellant] tot het houden van een getuigenverhoor zal inwilligen en het Buro zal veroordelen tot vergoeding van de werkelijke advocaatkosten van [appellant] , een en ander met veroordeling van het Buro in de proceskosten in beide instanties.
2.Feiten
grief 1heeft [appellant] bezwaar gemaakt tegen de feiten die onder 2.6 en 2.7 zijn vastgesteld. Het hof zal hiermee hierna rekening houden. Voor het overige zijn de vastgestelde feiten niet in geschil, zodat ook het hof daarvan zal uitgaan. De feiten bevatten, waar nodig aangevuld met feiten die als enerzijds gesteld en anderzijds niet of onvoldoende betwist zijn komen vast te staan, het volgende.
“
Dialoog Zwartepietendiscussie opzetten. [appellant][dit is [appellant] , opmerking hof]
wil geen leidende rol, hooguit een participerende. Wel racisme in de breedte, actie ligt niet bij LHO.”
“
Het bestuur vindt de rol die [appellant] in de zwartepietendiscussie heeft gespeeld niet in lijn met de afspraak zoals deze op de actielijst staat.(…)
. Het bestuur vindt dit belangrijk omdat de continuïteit van het bureau niet in gevaar gebracht moet worden door ideologische gedreven acties.(…)
“
Ik ben ook in het bezit van een screenshot van de heer [A] , die samen met zijn fractiegenoot [B] van HOP na een gesprek met [C] naar mijn idee de mensen van Movement of Colour kwam afleiden in dienst van de samenscholing.”
“
Het moge u duidelijk zijn dat van de 50% hervatting van zijn werkzaamheden als directeur(…)
geen sprake kan zijn. Uw cliënt is zowel binnen de organisatie als in de relevante werkomgeving van Art. 1 uitgepraat. Men wil met hem niet meer samenwerken of zaken met hem doen.Door uw cliënt enige werkzaamheden te laten uitvoeren, draagt het risico in zich dat hij het bureau en het imago van het bureau nog verder zal beschadigen dan hij al gedaan heeft.”
3.Beoordeling
de grieven 2 tot en met 5 in principaal appelheeft [appellant] aangevoerd dat de kantonrechter ten onrechte i) heeft geoordeeld dat het opzegverbod niet van toepassing is, ii) het verzoek van [appellant] tot het houden van een getuigenverhoor inzake onder meer de ophanden zijnde fusie heeft afgewezen, iii) zich bevoegd heeft geacht kennis te nemen van het ontbindingsverzoek en iv) heeft geoordeeld dat van het Buro niet kon worden gevergd de arbeidsovereenkomst te laten voortduren.
in incidenteel appelop dit punt het volgende aangevoerd. Door de handelwijze van [appellant] en zijn weigeren informatie en aan het bestuur te geven en verantwoording af te leggen, was de arbeidsverhouding al vrij snel na het incident bij de intocht op 17 november 2018 verstoord. Indien mediation op enig moment in het re-integratietraject wel zou hebben plaatsgevonden, had dit waarschijnlijk niet tot een andere uitkomst geleid. Het Buro heeft op 5 december 2018 een periode van non-activiteit ingelast om informatie te verzamelen en [appellant] in de gelegenheid te stellen zijn excuses te maken. Vanuit het Buro bestond dus de intentie de arbeidsrelatie met [appellant] te behouden en te herstellen. Als aan het Buro geen loonsanctie zou zijn opgelegd, was de arbeidsovereenkomst veel eerder geëindigd. Al met al is [appellant] niet benadeeld door de handelwijze van het Buro want hij heeft tot 1 september 2020 zijn salaris volledig betaald gekregen. Het voorgaande brengt volgens het Buro mee dat ten onrechte aan [appellant] een billijke vergoeding is toegekend omdat ernstig verwijtbaar handelen van het Buro niet aan de orde is.
het incidentele appelhebben betrekking op de hoogte van de billijke vergoeding. [appellant] meent dat aan hem een hogere billijke vergoeding dient te worden toegekend, allereerst omdat het dienstverband langer zou hebben voortgeduurd dan de duur van de resterende, verlengde periode van doorbetaling vanwege arbeidsongeschiktheid als het Buro de re-integratie voldoende voortvarend zou hebben aangepakt, waarschijnlijk tot zijn pensioengerechtigde leeftijd. Ook heeft [appellant] pensioenschade.