ECLI:NL:GHAMS:2021:82
Gerechtshof Amsterdam
- Hoger beroep kort geding
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep kort geding over toewijzing sociale huurwoning na foutieve afwijzing
In deze zaak gaat het om een hoger beroep in een kort geding dat is aangespannen door Woningstichting Eigen Haard tegen een vonnis van de kantonrechter in Amsterdam. De zaak betreft de toewijzing van een sociale huurwoning aan [geïntimeerde], die ten onrechte was afgewezen door Eigen Haard. De feiten zijn als volgt: [geïntimeerde] had zich geregistreerd als woningzoekende en ontving op 5 februari 2020 een aanbod voor een woning aan de [adres 1]. Na het aanleveren van de benodigde documenten, werd zij op 18 februari 2020 afgewezen vanwege een te laag gezinsinkomen. Echter, [geïntimeerde] betwistte deze afwijzing en toonde aan dat haar inkomen voldeed aan de eisen. Eigen Haard erkende op 19 februari 2020 dat er een fout was gemaakt, maar de woning was inmiddels al aan een andere kandidaat toegewezen. [geïntimeerde] vorderde in het kort geding dat Eigen Haard alsnog de woning aan haar zou toewijzen of haar een vergelijkbare woning zou aanbieden. De kantonrechter wees de subsidiaire vordering van [geïntimeerde] grotendeels toe, maar wees de primaire vordering af. In hoger beroep heeft het hof de grieven van Eigen Haard gedeeltelijk toegewezen en de veroordeling aangepast. Het hof oordeelde dat Eigen Haard gedurende vier jaar verplicht is om [geïntimeerde] elke vrijkomende vergelijkbare woning aan te bieden, met een dwangsom van € 1.000,00 per keer dat zij dit nalaat, tot een maximum van € 50.000,00. Het hof bekrachtigde het vonnis voor het overige en bepaalde dat iedere partij de eigen kosten van het principaal hoger beroep draagt.