In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 4 maart 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de kantonrechter in Amsterdam, dat op 19 november 2020 was gewezen. De verdachte, geboren in 2002, werd beschuldigd van het niet nakomen van de verplichting tot geregeld schoolbezoek, zoals vastgelegd in de Leerplichtwet 1969. De tenlastelegging betrof de periode van 4 september 2019 tot en met 12 februari 2020, waarin de verdachte als leerling ingeschreven stond op een school maar niet regelmatig aanwezig was.
Tijdens de zitting op 18 februari 2021 heeft het hof de vordering van de advocaat-generaal en de argumenten van de verdachte en zijn raadsman gehoord. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte zich gedurende zes maanden schuldig heeft gemaakt aan ongeoorloofd schoolverzuim, ondanks herhaalde waarschuwingen van de school. Dit verzuim heeft geleid tot het ontbreken van een startkwalificatie, wat van groot belang is voor de verdere ontwikkeling van de verdachte.
Het hof heeft het vonnis van de kantonrechter vernietigd en het bewezenverklaarde als strafbaar gekwalificeerd. De verdachte is veroordeeld tot een onvoorwaardelijke taakstraf van 20 uren en 10 dagen jeugddetentie. Het hof heeft daarbij rekening gehouden met de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder het is begaan, evenals de houding van de verdachte ten opzichte van hulpverlening. Het hof concludeert dat het niet zinvol is om bijzondere voorwaarden op te leggen, gezien de afwijzende houding van de verdachte tegenover hulpverlening.