ECLI:NL:GHAMS:2021:766

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
16 maart 2021
Publicatiedatum
17 maart 2021
Zaaknummer
200.286.203/01
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep kort geding
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot schorsing van executie door hypotheekhouder; betalingsregeling en uitwinning van levensverzekering

In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 16 maart 2021 uitspraak gedaan in een hoger beroep kort geding, waarin [appellant] een vordering heeft ingesteld tegen Lloyds Bank GmbH. [Appellant] is eigenaar van een woning en heeft een hypothecaire lening afgesloten bij Lloyds. Door betalingsproblemen is hij in achterstand geraakt, wat heeft geleid tot de dreiging van executieveiling van zijn woning. [Appellant] vordert in dit kort geding dat Lloyds niet verdergaat met de verkoop van zijn woning. Hij stelt dat hij een betalingsregeling heeft getroffen met Lloyds, dat Lloyds onvoldoende inspanningen heeft geleverd om tot een oplossing te komen, en dat Lloyds eerst de verpande levensverzekering had moeten uitwinnen voordat tot executie van de woning wordt overgegaan.

Het hof heeft de grieven van [appellant] beoordeeld. Het hof oordeelt dat de stelling van [appellant] dat er een betalingsregeling is getroffen niet kan worden aangenomen, omdat hij niet de benodigde gegevens heeft verstrekt die Lloyds nodig had om een betalingsregeling te kunnen beoordelen. Daarnaast heeft het hof vastgesteld dat Lloyds [appellant] voldoende gelegenheid heeft geboden om tot een oplossing te komen, maar dat hij hier niet adequaat op heeft gereageerd. Het hof concludeert dat Lloyds niet verplicht was om eerst de levensverzekering uit te winnen, omdat de omstandigheden van het geval dit niet rechtvaardigen. Het hof bekrachtigt het vonnis van de voorzieningenrechter, die de vordering van [appellant] had afgewezen, en veroordeelt [appellant] in de kosten van het geding in hoger beroep.

Uitspraak

GERECHTSHOF AMSTERDAM

afdeling civiel recht en belastingrecht, team I
zaaknummer : 200.286.203/01 SKG
zaak-/rolnummer rechtbank Amsterdam : C/13/691607 / KG ZA 20-943
arrest van de meervoudige burgerlijke kamer van 16 maart 2021
inzake
[appellant],
wonende te [woonplaats] ,
appellant,
advocaat: mr. M.A.A.M. van Brunschot-van der Sanden te Helmond,
tegen:
de rechtspersoon naar buitenlands recht
LLOYDS BANK GmbH,
gevestigd te Berlijn (Duitsland),
geïntimeerde,
advocaat: mr. A. Bijnevelt te Rosmalen.
Partijen worden hierna [appellant] en Lloyds genoemd.
De zaak in het kort
Hypotheekhouder Lloyds wil de woning van [appellant] verkopen omdat [appellant] zijn verplichtingen uit een geldleningsovereenkomst (hypothecair krediet) niet nakomt. In dit kort geding vordert [appellant] dat Lloyds niet verdergaat met die verkoop. Hij voert daartoe drie gronden aan: hij stelt dat hij na de opeising van de geldlening door Lloyds een betalingsregeling met Lloyds heeft getroffen; ook zou Lloyds zich onvoldoende hebben ingespannen om tot een oplossing voor zijn betalingsproblemen te komen voordat Lloyds de notaris inschakelde voor de veiling van de woning; tot slot meent hij dat Lloyds eerst de aan haar verpande levensverzekering zou moeten uitwinnen. Het hof moet over deze drie stellingen oordelen.

1.Het geding in hoger beroep

1.1.
[appellant] is bij dagvaarding van 20 november 2020 in hoger beroep gekomen van een vonnis van de voorzieningenrechter in de rechtbank Amsterdam (hierna: de voorzieningenrechter), van 5 november 2020, onder bovengenoemd zaak-/rolnummer gewezen tussen [appellant] als eiser en Lloyds als gedaagde. De dagvaarding bevat de grieven.
1.2.
Lloyds heeft een memorie van antwoord, met producties, ingediend.
1.3.
Partijen hebben de zaak ter zitting van 26 februari 2021 doen bepleiten, [appellant] door mr. M.A.A.M. van Brunschot-van der Sanden, advocaat te Helmond, aan de hand van een pleitnota die is overgelegd; Lloyds door mr. Bijnevelt voornoemd. [appellant] heeft ter zitting met instemming van Lloyds nog een productie (genummerd 7) in het geding gebracht.
1.4.
Ten slotte is arrest gevraagd.
1.5.
[appellant] heeft geconcludeerd dat het hof het bestreden vonnis zal vernietigen en uitvoerbaar bij voorraad, naar het hof begrijpt, alsnog zijn voorderingen zal toewijzen, met veroordeling van Lloyds tot terugbetaling van alles wat [appellant] op grond van het bestreden vonnis aan haar heeft betaald, met rente, en met beslissing over de proceskosten, met nakosten en rente.
Lloyds heeft geconcludeerd tot bekrachtiging, met beslissing over de proceskosten.

2.Feiten en procesverloop

2.1.
De voorzieningenrechter heeft in het bestreden vonnis onder 2 (2.1 tot en met 2.22) de feiten opgesomd die zij tot uitgangspunt heeft genomen. Deze feiten zijn in hoger beroep niet in geschil en dienen derhalve ook het hof als uitgangspunt. Samengevat en waar nodig aangevuld met andere feiten die als enerzijds gesteld en anderzijds niet of onvoldoende betwist zijn komen vast te staan, komen de feiten neer op het volgende.
a. [appellant] is eigenaar van de woning aan de [adres] (hierna: de woning). Ten behoeve van de aankoop van de woning heeft [appellant] in 2008 een geldlening afgesloten bij (een rechtsvoorganger van) Lloyds voor € 203.000. Tot zekerheid voor de voldoening aan zijn verplichtingen op grond van de overeenkomst van geldlening heeft [appellant] ten gunste van (de rechtsvoorganger van) Lloyds:
- een recht van eerste hypotheek gevestigd op de woning en
- een pandrecht gevestigd op zijn rechten en aanspraken uit hoofde van een levensverzekering bij Axa Leven N.V., daaronder begrepen zijn recht op afkoop daarvan.
b. [appellant] betaalde vanaf begin 2016 de maandtermijnen onregelmatig. Er ontstonden achterstanden die vanaf september 2017 verder opliepen.
c. Nadat Lloyds de geldlening in 2018 had opgeëist en zij in april 2019 aan de notaris opdracht had gegeven om de woning te verkopen op een executieveiling, heeft [appellant] met behulp van zijn ouders de veiling weten te voorkomen door betaling van een bedrag van € 7.429,52.
d. Vanaf september 2019 heeft [appellant] opnieuw een achterstand laten ontstaan. In de periode van 8 oktober 2019 tot 14 januari 2020 heeft Lloyds in een aantal e-mails aan [appellant] verzocht om (financiële) informatie om tot een oplossing te komen.
e. Bij e-mail van 24 maart 2020 heeft een schuldhulpverlener van de gemeente Kampen (hierna: de schuldhulpverlener) zich namens [appellant] tot Lloyds gericht. Zij heeft meegedeeld dat zij bezig is met een budgetplan en verzocht om het dossier even stil te zetten. Nadat Lloyds haar had laten weten geduld te hebben en graag een totaaloplossing te ontvangen, heeft de schuldhulpverlener bij e-mail van 15 april 2020 aan Lloyds geschreven dat zij onvoldoende gehoor bij [appellant] krijgt en hij niet reageert op haar mail, whatsapp-berichten en telefoontjes. Bij e-mail van 15 mei 2020 schreef zij aan Lloyds dat zij geen contact met [appellant] krijgt en hij haar hulpaanbod niet accepteert.
f. Bij brief van 10 juni 2020 heeft Lloyds aan [appellant] geschreven dat hij in gebreke en in verzuim is ten aanzien van zijn verplichtingen jegens Lloyds en dat sprake is van een betalingsachterstand van € 5.125,17 (ongeveer tien maanden). In diezelfde brief heeft Lloyds de verstrekte lening opgeëist en [appellant] gesommeerd om binnen veertien dagen een totaalbedrag van € 208.524,40 te voldoen. Daarbij is [appellant] in de gelegenheid gesteld om tot een oplossing te komen, zoals herfinanciering of onderhandse verkoop van de woning. Voorts is [appellant] erop gewezen dat, indien er geen oplossing mogelijk is en evenmin tijdige voldoening aan de sommatie volgt, Lloyds over zal gaan tot executoriale verkoop van de woning en zo nodig de waarde van de verpande levensverzekering zal opeisen.
g. Bij e-mail van 15 juni 2020 schreef [appellant] aan de behandelaar van zijn dossier bij Lloyds (hierna: de behandelaar), voor zover van belang:
“Ik heb een brief gekregen met mijn volledige achterstand op mijn hypotheek.. bedank hiervoor. Dan is dat in ieder geval duidelijk voor mij.
Ik ben druk bezig om mijn achterstand terug te kunnen betalen. Heb contact gehad met[de schuldhulpverlener]
en ben in het contact met het rbbz in zwolle.”
h. Bij e-mail van 26 juni 2020 schreef de behandelaar aan [appellant] onder meer:
“Wij hebben na 15 juni 2020 geen verdere informatie van u mogen ontvangen. Wat kunnen wij nu concreet verwachten? In uw reactie moet ten minste een concreet betaalplan zitten”.
i. Bij e-mail van 1 juli 2020 (00.04 uur) schreef [appellant] aan de behandelaar, voor zover van belang:
“Je vraagt om een betalingsplan. Omdat ik net begonnen ben bij dit werk zal ik mijn eerste betaling Ergens laatste week juli ontvangen. Wat ik dan zou kunnen doen is de hypotheek Betalen en dan om te beginnen Sowieso 150 euro extra als aflossing, en wanneer het kan dat bedrag verhogen. En als er wat extra binnen komt dat aan jullie overmaken tot alles is afbetaald. Maar dus sowieso die 150 extra boven op de hypotheek. Hopelijk is dat genoeg om te beginnen met aflossen. Zoals je weet lopen er nog meerdere regelingen omdat er meer schulden zijn waar ik ook zo snel mogelijk vanaf wil. Voordat ik alles kwijtraak”.
j. Bij e-mail van 1 juli 2020 (10:13 uur) schreef de behandelaar aan [appellant] , voor zover van belang:
“Wij vinden dat de inhoud van uw e-mailbericht niet voldoende concrete informatie bevat. Wat u wilt gaan doen wordt niet door u onderbouwd in cijfers. Hierdoor kunnen wij nu geen beoordeling doen. Wij willen graag van u een betaalplan ontvangen inclusief onderbouwing.
- U dient concrete data en bedragen te noemen;
- U dient ons een overzicht van uw inkomen en uitgaven te verschaffen;
- Wie zijn uw schuldeisers en welke regelingen heeft u met hen afgesproken?
- Over welk nieuw dienstverband heeft u het? Is dit een dienstverband bij een werkgever of een opdrachtgever (…);
- Wat vraagt u van het RBZ? Een uitkering zodat u uw onderneming kunt voortzetten? Hoe verluidt dit met een nieuwe dienstbetrekking:
- Door wie wordt uw ‘betaalplan’ getoetst op haalbaarheid?
- Wat is de rol van de gemeente Kampen?
Verzoek
Wij geven u opnieuw een week de tijd (tot uiterlijk 8 juli 2020) om ons te voorzien van een onderbouwd terugbetalingsvoorstel inclusief onderbouwing. (…) Ook zouden wij het erg waarderen als[de schuldhulpverlener]
u hierin begeleidt zodat zij als externe en professionele partij toetst op haalbaarheid van uw betaalplan. Wellicht kan de gemeente Kampen direct een budgetcoach verzoeken om u hierin te ondersteunen.”
k. Bij e-mail van 9 juli 2020 schreef de behandelaar aan [appellant] , voor zover van belang:
“U stuurt ons een brief, een inkomen -/- uitgavenformulier en uw eigen inkomen en uitgaven (Exel bestand). (…) Wij gaan opnieuw niet akkoord met uw terugbetalingsvoorstel. U stuurt ons namelijk niet alle gevraagde documenten toe. Ook is uw voorstel (zo lijkt) niet getoetst door een professionele partij op haalbaarheid van uw betaalplan.
(…)
Verzoek
Indien dit uw voorstel blijft, dan geven wij de veilingopdracht af aan notariskantoor (…) Indien u ons toch gaat voorzien van hetgeen wij u vragen, nemen wij nog één keer een pas op de plaats tot uiterlijk 27 juli 2020.”
l. Bij e-mail van 10 juli 2020 schreef de schuldhulpverlener aan de behandelaar, voor zover van belang:
“Fijn dat u meneer de tijd geeft om voor 27 juli ofwel alle gegevens aan te leveren en de eerste betalingen te hebben verricht, ofwel zelf een opdracht tot dienstverlening aan te leveren. Uiteraard streven wij naar optie 1 en de gegevens, voor zover mogelijk, zo snel mogelijk aan te leveren en tot een haalbaar en betrouwbaar betaalvoorstel te komen.”
m. Bij e-mail van 24 juli 2020 schreef de schuldhulpverlener aan de behandelaar:
“Het is mij helaas niet gelukt om meneer te bereiken, te motiveren en/of te ondersteunen (…). Ik wil u bedanken voor de samenwerking en uw coulance in dit dossier.”
n. Bij brief van 31 juli 2020 heeft de veilingnotaris aan [appellant] meegedeeld dat de veiling op 28 oktober 2020 zal plaatsvinden.
o. Bij e-mail van 3 september 2020 schreef de behandelaar aan (de vriendin van) [appellant] onder meer dat de veiling nog kon worden voorkomen indien de notariskosten van € 6.150,03 uiterlijk op 18 september 2020 zouden zijn betaald en onder voorwaarde dat een concreet door een professionele partij getoetst betalingsvoorstel voor de achterstand van € 6.047,70 wordt voorgelegd en de levensverzekeraar bevestigt dat [appellant] binnen een maand de achterstand mag betalen.
p. Bij exploot van 8 september 2020 gericht aan [appellant] heeft Lloyds de executieveiling van de woning aangezegd tegen 28 oktober 2020.
q. Op 17 september 2020 heeft [appellant] ter voorkoming van de veiling nog voorgesteld € 3.000 te voldoen en hem drie maanden uitstel te verlenen om tot een oplossing te komen voor de rest van de achterstand. Dit voorstel is door Lloyds op 18 september 2020 afgewezen.
r. Op verzoek van Lloyds heeft op 2 oktober 2020 een geveltaxatie van de woning plaatsgevonden. Volgens het taxatierapport van 7 oktober 2020 heeft de woning een executiewaarde van € 166.000 en een marktwaarde van € 197.000.
s. Lloyds heeft de woning onderhands verkocht voor een bedrag van € 198.770,00. Ter goedkeuring van die verkoop heeft Lloyds op 20 oktober 2020 een verzoekschrift op grond van artikel 3:268 lid 2 BW ingediend bij de voorzieningenrechter van de rechtbank Overijssel.
2.2.
[appellant] heeft gevorderd dat Lloyds wordt veroordeeld om de executie van zijn woning te schorsen. De voorzieningenrechter heeft deze vordering afgewezen.

3.Beoordeling

3.1.
Tegen de beslissing van de voorzieningenrechter en de daaraan ten grondslag gelegde motivering komt [appellant] met drie grieven op.
3.2.
Met grief 1 betoogt [appellant] dat hij in juni/juli 2020 met Lloyds telefonisch een betalingsregeling heeft getroffen, die inhield dat hij iedere maand de gebruikelijke maandtermijn zou betalen en bovendien € 150 op zijn betalingsachterstand zou inlossen. Hij stelt dat hij dit telefonisch in juni/juli 2020 aan Lloyds heeft voorgesteld en dat Lloyds daarop heeft geantwoord: “Dat is prima, is een mooi begin”, of woorden van gelijke strekking. Dit telefoongesprek is door zijn partner gevoerd in aanwezigheid van zijn moeder. [appellant] wijst erop dat Lloyds de extra € 150 per maand daarna ook steeds in ontvangst heeft genomen. In een e-mail van 3 september 2020 aan de behandelaar (verzonden vanaf het e-mailadres van zijn partner) heeft hij ook naar deze betalingsregeling verwezen, aldus [appellant] .
3.3.
Lloyds betwist gemotiveerd dat zij telefonisch in juni/juli 2020 of op een ander moment een betalingsregeling met [appellant] is overeengekomen.
3.4.
De stellingen van [appellant] kunnen, ook indien zij juist zijn, niet leiden tot de conclusie dat een betalingsregeling is getroffen. Daartoe overweegt het hof als volgt.
3.5.
[appellant] heeft een voorstel tot betaling van € 150 per maand extra aan Lloyds gedaan in zijn e-mail van 1 juli 2020 (zie hiervoor, onder 2.i). Uit die mail blijkt dat [appellant] op dat moment ervan uitging dat er nog geen betalingsregeling van kracht was. Lloyds heeft het voorstel van [appellant] bij e-mail van dezelfde dag afgewezen en daarbij duidelijk gemaakt dat zij veel meer gegevens van [appellant] nodig had om een voorstel tot een betalingsregeling te kunnen beoordelen (zie onder 2.j). Dat de gevraagde gegevens vervolgens zijn verstrekt, is niet aannemelijk geworden. [appellant] heeft op dat punt niets concreets gesteld en niets in het geding gebracht. De e-mails van de schuldhulpverlener aan Lloyds van 10 en 24 juli 2020 (zie onder 2.l en 2.m) wijzen er juist op dat [appellant] de gevraagde gegevens niet heeft verstrekt. [appellant] moest redelijkerwijs begrijpen dat een betalingsregeling niet mogelijk was zolang hij de gevraagde gegevens niet aanleverde. Ook als juist is dat een medewerker van Lloyds op enig moment in juli 2020 telefonisch heeft gezegd dat een extra maandelijkse betaling van € 150 “een goed begin” was (zoals de partner en moeder van [appellant] in een schriftelijke verklaring bevestigen), mocht [appellant] daaruit in de gegeven omstandigheden niet afleiden dat er een betalingsregeling was getroffen en dat Lloyds de executie niet zou voortzetten zolang hij die regeling zou nakomen. Lloyds behoefde er ook geen rekening mee te houden dat [appellant] haar telefonische uitlatingen anders zou begrijpen. Niet relevant is derhalve dat [appellant] vanaf augustus 2020 enkele maanden € 150 extra heeft betaald bovenop de reguliere maandelijkse termijn. Dat Lloyds dat geld heeft behouden, is logisch, en kan niet bijdragen aan gerechtvaardigd vertrouwen bij [appellant] dat hij een betalingsregeling had getroffen en de dreigende executie van zijn woning van de baan was.
3.6.
Het bovenstaande wordt niet anders doordat [appellant] in een e-mail van 3 september 2020 zelf aan Lloyds schrijft dat hij twee à drie maanden eerder telefonisch een betalingsregeling met de behandelaar overeengekomen is.
3.7.
Grief 1 kan dus niet slagen.
3.8.
Met grief 2 betoogt [appellant] dat Lloyds hem voor het inschakelen van de notaris een laatste mogelijkheid had moeten geven om zijn achterstand in te lossen. Ook deze grief faalt.
3.9.
Blijkens de hiervoor genoemde correspondentie (zie onder 2.d tot en met 2.k) heeft Lloyds [appellant] in de periode van 8 oktober 2019 tot 9 juli 2020 herhaaldelijk in de gelegenheid gesteld met een oplossing te komen, hetzij door onderhandse verkoop van de woning, hetzij door het treffen van een betalingsregeling. Lloyds heeft [appellant] die gelegenheid ook nog geboden na de opeising van de lening op 10 juni 2020. Lloyds heeft [appellant] bij brief van 9 juli 2020 verder geïnformeerd over haar concrete voornemen om de notaris na 27 juli 2020 een opdracht tot veiling te verstrekken. [appellant] heeft op deze berichten niet (afdoende) gereageerd. Uit de reactie van de schuldhulpverlener van 24 juli 2020 mocht Lloyds afleiden dat [appellant] zich niet (afdoende) inspande om tot een oplossing te komen. Zij mocht dan ook op 31 juli 2020 de opdracht tot veiling aan de notaris verstrekken, zoals zij heeft gedaan. Dat [appellant] daarmee door oplopende kosten verder in de problemen werd gebracht, moge zo zijn, maar dat heeft [appellant] aan zichzelf te wijten. Op de brief van de notaris over de veiling heeft [appellant] eerst na een maand gereageerd. Toen waren reeds aanzienlijke kosten gemaakt en stond de veiling al voor 28 oktober 2020 gepland. Voldoende aannemelijk is geworden dat de notariskosten (inclusief zaalhuur) toen € 6.150 bedroegen. De notaris heeft dit aan [appellant] laten weten bij e-mails van 1 en 2 september 2020. Lloyds behoefde toen geen genoegen meer te nemen met het aanbod van [appellant] om de kosten van taxatie van € 700 te betalen en daarnaast een betalingsregeling te treffen voor de rest van de schuld en mocht de executie ondanks dat aanbod doorzetten. Wat op dat moment de precieze hoogte was van de betalingsachterstand (exclusief notariskosten), kan in dit verband in het midden blijven.
3.10.
Het beroep dat [appellant] ter zitting in hoger beroep heeft gedaan op de van Lloyds te verwachten coulance in verband met de corona-crisis kan hem ook niet baten. De betalingsachterstand is immers ruim voor het uitbreken van die crisis ontstaan en de crisis kan bovendien niet verklaren waarom [appellant] nalatig is gebleven om de woning zelf te koop te zetten dan wel de door Lloyds verlangde financiële gegevens aan te leveren teneinde een betalingsregeling mogelijk te maken.
3.11.
Met grief 3 betoogt [appellant] dat Lloyds eerst de aan haar verpande levensverzekering had moeten uitwinnen omdat daarmee de gehele betalingsachterstand voldaan had kunnen worden en die wijze van executie voor [appellant] veel minder bezwarend was geweest dan verkoop van zijn woning. [appellant] beroept zich in dit verband op de zorgplicht die Lloyds tegenover hem heeft.
3.12.
Ook deze grief faalt. Op zichzelf is het juist dat de redelijkheid en billijkheid die de verhouding tussen partijen beheersen onder omstandigheden kunnen meebrengen dat Lloyds gehouden is een betalingsachterstand te innen via de voor [appellant] minst bezwarende wijze van uitwinning van haar zekerheden. In dit geval is van dergelijke omstandigheden echter onvoldoende gebleken. Van belang is hierbij dat de levensverzekering gedurende de looptijd van de geldlening ingevolge de toepasselijke algemene voorwaarden in stand dient te blijven. Van belang is verder dat de uitkering uit de levensverzekering ertoe dient slechts een klein deel van de lening, te weten een bedrag van € 54.770, op de einddatum af te lossen. De rest van de lening, een bedrag van € 148.230, is aflossingsvrij. Door de uitwinning van de levensverzekering zou de gehele lening derhalve aflossingsvrij worden. Eigenlijk zou Lloyds daarmee het ene gat met het andere dichten. Niet valt in te zien dat haar zorgplicht haar daartoe in dit geval verplichtte.
3.13.
De slotsom luidt dat de grieven falen. Het vonnis waarvan beroep zal worden bekrachtigd. [appellant] zal als in het ongelijk gestelde partij worden verwezen in de kosten van het geding in hoger beroep.

4.Beslissing

Het hof:
bekrachtigt het vonnis waarvan beroep;
veroordeelt [appellant] in de kosten van het geding in hoger beroep, tot op heden aan de zijde van Lloyds begroot op € 760 aan verschotten en € 3.352 voor salaris.
Dit arrest is gewezen door mrs. A.P. Wessels, J.W.M. Tromp en A.C. van Schaick en door de rolraadsheer in het openbaar uitgesproken op 16 maart 2021.