Uitspraak
GERECHTSHOF AMSTERDAM
1.STICHTING BEDRIJFSTAKPENSIOENFONDS VOOR DE BOUWNIJVERHEID,
2. STICHTING OPLEIDINGS- EN ONTWIKKELINGSFONDS BOUW & INFRA,
3. STICHTING AANVULLINGSFONDS BOUW & INFRA,
1.Het geding in hoger beroep
2.Feiten
3.Beoordeling
een bedrag van € 643.003,28 aan Bpf Bouw, te vermeerderen met de reglementair bepaalde wettelijke handelsrente vanaf twee weken na de loonperiodes, vermeerderd met de reglementaire incassokosten van € 96.450,49;
een bedrag van € 70.248,11 aan O&O, te vermeerderen met de reglementair bepaalde wettelijke rente vanaf twee weken na de respectievelijke loonperiodes;
een bedrag van € 51.755,20 aan het Aanvullingsfonds, te vermeerderen met de reglementair bepaalde wettelijke rente vanaf twee weken na de respectievelijke loonperiodes.
grief 1komen de bouwfondsen allereerst op tegen de naar hun mening onjuiste invulling door de kantonrechter - onder 23 en 27 van het bestreden vonnis van het “in hoofdzaak” criterium in de bouwregelingen.
Grief 2richt zich tegen het naar hun mening onjuiste oordeel van de kantonrechter - onder 27 van het bestreden vonnis - over de onafhankelijkheid en reikwijdte van het onderzoeksrapport van APG, in het bijzonder over het toerekenen van omzet aan loonsom.
Grief 3richt zich tegen het naar hun mening onjuiste oordeel van de kantonrechter - onder 29 en 30 van het bestreden vonnis - over de toepasselijkheid van de “isolatiebedrijf-uitzondering” in de bouwregelingen.
Grief 4richt zich in algemene bewoordingen tegen het oordeel van de kantonrechter - onder 31 en 32 van het bestreden vonnis - en de toewijzing van de vorderingen van HooVos en de afwijzing van de vorderingen van de bouwfondsen en de veroordeling van de bouwfondsen in de kosten.