ECLI:NL:GHAMS:2021:721
Gerechtshof Amsterdam
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkverklaring openbaar ministerie inzake vervolging luchtvaartmaatschappijen ter zake overtreding van artikel 4 Vreemdelingenwet 2000 wegens strijd met beginselen van een behoorlijke procesorde
In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 11 maart 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de kantonrechter in de rechtbank Haarlem. De zaak betreft de niet-ontvankelijkverklaring van het openbaar ministerie in de vervolging van een luchtvaartmaatschappij wegens overtreding van artikel 4 van de Vreemdelingenwet 2000. De verdachte, een luchtvaartmaatschappij, werd beschuldigd van het niet nemen van de nodige maatregelen om te voorkomen dat een vreemdeling zonder de vereiste documenten Nederland binnenkwam. De verdediging voerde aan dat de luchtvaartmaatschappij niet op de hoogte was van de mogelijkheid om een Memorandum of Understanding (MoU) met de Nederlandse Staat af te sluiten, wat zou kunnen leiden tot een voorkeursbehandeling en het voorkomen van strafvervolging. Het hof oordeelde dat het openbaar ministerie de beginselen van een behoorlijke procesorde had geschonden door de verdachte te vervolgen zonder dat er een gelijke behandeling was ten opzichte van andere luchtvaartmaatschappijen die wel een MoU hadden afgesloten. Het hof vernietigde het vonnis waarvan beroep en verklaarde het openbaar ministerie niet-ontvankelijk in zijn strafvervolging. Dit arrest benadrukt het belang van gelijke behandeling en het vertrouwensbeginsel in het strafrecht.