ECLI:NL:GHAMS:2021:720
Gerechtshof Amsterdam
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkverklaring openbaar ministerie inzake vervolging luchtvaartmaatschappijen ter zake overtreding van artikel 4 Vreemdelingenwet 2000 wegens strijd met beginselen van een behoorlijke procesorde
In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 11 maart 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de kantonrechter in de rechtbank Haarlem. De zaak betreft de niet-ontvankelijkverklaring van het openbaar ministerie in de vervolging van een luchtvaartmaatschappij wegens overtreding van artikel 4 van de Vreemdelingenwet 2000. De verdediging stelde dat het openbaar ministerie niet-ontvankelijk verklaard moest worden vanwege schending van fundamentele beginselen van een behoorlijke procesorde, zoals het gelijkheidsbeginsel en het verbod van willekeur. De verdediging voerde aan dat de Nederlandse Staat alleen met een specifieke luchtvaartmaatschappij een Memorandum of Understanding (MoU) had afgesloten, waardoor andere maatschappijen ongelijk behandeld werden. Het hof oordeelde dat het openbaar ministerie de beginselen van een behoorlijke procesorde had geschonden door tot vervolging over te gaan, aangezien er geen gelijke behandeling was tussen de luchtvaartmaatschappijen. Het hof vernietigde het vonnis waarvan beroep en verklaarde het openbaar ministerie niet-ontvankelijk in zijn strafvervolging. Dit arrest is gewezen na meerdere zittingen en na afweging van de argumenten van zowel de verdediging als het openbaar ministerie.